De mystiek van het dagelijks leven volgens Ignatius van Loyola

De mystiek van het dagelijks leven volgens Ignatius van Loyola

Heeft mystiek met het dagelijks leven te maken? Gaat het alleen om piekervaringen? De Ierse jezuïet en theoloog Brian O'Leary zoekt hierop een antwoord in de spiritualiteit van Ignatius van Loyola.

Heeft mystiek met het dagelijks leven te maken? Gaat het alleen om piekervaringen? De Ierse jezuïet en theoloog Brian O’Leary zoekt hierop een antwoord in de spiritualiteit van Ignatius van Loyola.

Door Brian O’Leary sj

De vraag waarom de mystieke dimensie van Ignatius’ leven meer dan vierhonderd jaar lang bijna vergeten of bewust onderschat is, geeft aanleiding tot een lang en fascinerend verhaal. De herontdekking ervan is grotendeels te danken aan de hernieuwde belangstelling voor de originele ignatiaanse bronnen, die al zichtbaar was aan het begin van de twintigste eeuw, maar daarna een grote impuls kreeg dankzij het Tweede Vaticaans Concilie.

Het beeld van “Ignatius de mysticus” drukt de overtuiging uit dat de kern van wat hem bewonderenswaardig maakt zijn relatie met God is, die ook de bron is van zijn onderricht en andere activiteiten. Het suggereert dat alles wat Ignatius zei, deed of schreef op de een of andere manier op mysterieuze wijze verbonden kan worden met de mystieke ervaringen die hij had in Manresa, La Storta en Rome.

Mystiek als manier van leven

Dit waren “piekervaringen” (om de terminologie van de psycholoog Abraham Maslow [1908-1970] te gebruiken) die cruciaal blijven voor ons begrip van ignatiaanse mystiek. Ignatius moest echter ook “off-peak” ervaringen beleven, om het zo maar te zeggen, en hij realiseerde zich dat de meeste mensen het grootste deel van de tijd leven vanuit “off-peak” ervaringen.

Dat wil niet zeggen dat deze ervaringen niet mystiek kunnen zijn. Of, om het idee adequater uit te drukken, Ignatius was een mysticus, niet alleen vanwege bepaalde opvallende ervaringen, maar omdat mystiek voor hem een manier van leven werd. Dit is de ware betekenis van de uitdrukking “mystiek van het dagelijks leven”.

De wijsheid van Ignatius

Op basis van zijn eigen ervaringen ontwikkelde Ignatius een wijsheid die voor ons vooral, maar niet uitsluitend, toegankelijk is in de Geestelijke Oefeningen (GO). Maar alles wat we ontdekken of leren begrijpen over Ignatius’ mystiek moet in dialoog worden geplaatst met het heden. We moeten actuele vragen stellen aan Ignatius, aan de teksten en aan de traditie die hij ons heeft nagelaten.

Daarom willen we onderzoeken hoe ignatiaanse mystiek deel kan uitmaken van het leven van mannen en vrouwen van vandaag. Welke praktische wijsheid heeft hij ons nagelaten? Hoe kan zijn ervaring een antwoord bieden voor onze huidige bekommernissen? We beginnen met een paar reflecties over de hedendaagse cultuur.

De angst van de zestiende eeuw

De wortels van de mystiek van Ignatius liggen in een andere historische context dan de onze, maar wel een die vergelijkbaar is qua soepelheid, overgang en onzekerheid. In de zestiende eeuw vond de overgang plaats van het laatmiddeleeuwse wereldbeeld naar dat van de vroege moderniteit, net zoals wij een transitie meemaakten tussen het einde van de moderniteit en het postmodernisme. De onzekerheid die heerste in de zestiende eeuw had vele oorzaken: de filosofische en religieuze agitatie opgeroepen door de renaissance; de politieke onrust en de onophoudelijke oorlogen; de ontdekking van niet-Europese beschavingen en hun culturele waarden; de angst voor de islam, belichaamd door het Turkse expansionisme; de protestantse reformatie en het daaropvolgende uiteenvallen van de westerse Kerk. Oude zekerheden werden in twijfel getrokken; mensen voelden zich op drift in een onbekende wereld.

Terwijl Ignatius zijn lange periode van bekering doormaakte (eerst in Loyola, daarna in Manresa), concentreerden zijn gedachten zich op zijn persoonlijke odyssee, zijn zoektocht naar zingeving en naar God. Hij beleefde een diepe angst, die hem op de rand van zelfmoord bracht. De pijn, angst en pure paniek waren overweldigend. We stellen voor om zijn persoonlijke beproeving te plaatsen binnen het drama van een hele cultuur op zoek naar zingeving. Ignatius was zich hier beslist niet van bewust, maar in zekere zin speelde de strijd van de cultuur van de zestiende eeuw zich in hem af – net zoals vandaag de strijd om de betekenis van onze postmoderne cultuur zich in ieder van ons afspeelt.

Weltanschauung

Ignatius was ondergedompeld in een Weltanschauung, een wereldbeeld dat theocentrisch was – een opvatting van de werkelijkheid waarin God centraal stond. Dit kwam deels voort uit zijn middeleeuwse culturele en religieuze erfenis, en deels uit zijn mystieke ervaringen in Manresa. Het duidelijkst blijkt dit uit de Contemplatie van de menswording in de Geestelijke Oefeningen (GO 101-109), die tot doel heeft de persoon ertoe te brengen zich de liefdevolle blik van de Drie-eenheid op de wereld en haar bewoners eigen te maken, dat wil zeggen, de wereld te zien vanuit haar Centrum. Deze liefdevolle blik onthult iets van de werkelijkheid van God, maar, meer direct, toont hij Gods hartstochtelijke betrokkenheid op de schepping. Dit zal spoedig nog duidelijker worden door de incarnatie van het Woord in de schoot van Maria. Het is een dramatisch verhaal, waarin God de hoofdpersoon is.

Voor Ignatius was deze theocentrische visie op de wereld de enige manier om de werkelijkheid te begrijpen. Maar in tegenstelling tot wat opeenvolgende denkers hebben beweerd, onderwaardeerde deze visie op de wereld noch de schepping noch de mensheid. Integendeel, zij inspireerde Ignatius tot een diepe appreciatie van de persoon en de menselijke waarden evenals tot een groot respect voor de kosmos.

Inzichten die Ignatius ontving

In Manresa had hij een diepgaande ingeving ontvangen omtrent het mysterie van de schepping: “Op een keer kwam hem in het verstand een voorstelling voor de geest van de manier waarop God de wereld heeft geschapen, wat met grote geestelijke blijdschap gepaard ging. Hij had de indruk iets wits te zien, waar stralen van uitgingen, en het leek hem dat God er licht van maakte” (Verhaal van de pelgrim – VP 29). God heeft de schepping gewild. Deze kon alleen maar goed zijn, en de mensheid zeer goed (vgl. Gen. 1,31).

Enige tijd later, aan de oever van de Cardoner, ontving Ignatius een nieuwe verlichting: “Terwijl hij daar zat, begonnen hem de ogen van het verstand open te gaan. Niet dat hij een visioen zag, maar hij kreeg inzicht in veel dingen en verwierf veel kennis, zowel op het terrein van het geestelijke, als inzake geloof en letteren. Dat ging met zo’n sterke verlichting gepaard, dat hem alle dingen nieuw schenen” (VP 30).

Als Ignatius al gezien had hoe God de wereld geschapen heeft, werd het hem gegeven om de geheimen van die wereld te begrijpen. Hij werd verlicht over de complexiteit van de menselijke geest, de mysteries van het geloof en de menselijke dingen. Wat bedoelt Ignatius met “letteren”? Aangezien hij ze onderscheidt van zowel “het geestelijke” als van dingen die het “geloof” betreffen, moeten ze wel de wereldlijke cultuur betekenen. Het is verrassend dat het leren van profane dingen (letteren) deel kan uitmaken van een mystieke ervaring. Toch is het daar waar het zijn plaats inneemt – naast spirituele thema’s en geloof, of zich ermee vermengt.

Ignatius, een humanist?

Toen Ignatius van Manresa naar de intellectuele wereld van Alcalá, Salamanca en Parijs verhuisde, en vervolgens naar de kerkelijke kringen van Rome, stelde hij vast dat zijn denken grotendeels overeenkwam met het humanisme van de renaissance. Dat was in die tijd de meest invloedrijke culturele en educatieve beweging in Europa. Er zijn echter ook enkele dubbelzinnigheden in dit opzicht.

Terwijl Ignatius de pedagogische waarden van de renaissance accepteerde, bleven zijn fundamentele religieuze overtuigingen geworteld in een eerdere periode. Hij heeft nooit de overgang gemaakt van zijn theocentrische kijk op de wereld naar de antropocentrische kijk die door de meeste humanisten wordt aangenomen. En toch kende hij, in zijn theocentrische kijk op de wereld, alle waarde toe aan de menselijke persoon.

Het unieke karakter van Ignatius’ visie

Het associëren van de waardigheid van elke mens met een scheppende God doet niets af aan die waardigheid, maar versterkt haar juist. Mensen zijn gemaakt naar het beeld en de gelijkenis van God (vgl. Gen. 1, 26-27): kan er een grotere waardigheid zijn? Hieruit volgt dat niets menselijks louter menselijk is; geen menselijke onderneming, hoe profaan ook, is louter menselijk. We leven in een universum van genade, en Gods goddelijke actie stopt nooit en niets kan haar hinderen.

Het is deze combinatie van een middeleeuws, theocentrisch wereldbeeld en een voorzichtige aansluiting bij het renaissance-denken die Ignatius’ visie haar unieke karakter geeft. Dit komt al naar voren in de Geestelijke Oefeningen en verklaart Ignatius’ beslissing om zijn universitaire studies voort te zetten.

Vergoddelijking

Ten tijde van de renaissance werd de mens verheven en was het doel van het leven om volledig mens te zijn. Ignatius was het eens met deze opvatting, op voorwaarde dat de mens zichzelf niet verheft en van God gescheiden achterblijft. Voor hem vloeit de werkelijke waarde van de mens juist voort uit zijn onderdompeling in God. De bestemming van de mens ligt niet enkel in het overstijgen van zichzelf, maar in zijn vergoddelijking. De mensheid is het veld van Gods activiteit en de menselijkheid van Christus is het bevoorrechte instrument van Gods betrokkenheid op onze wereld. In feite is het in Jezus dat het bewijs wordt geleverd dat volledig mens zijn goddelijk is.

Ook onze menselijkheid kan een instrument in Gods handen worden, door ons volledig aan Hem ter beschikking te stellen. In de vijfde annotatie bij de Geestelijke Oefeningen wordt de retraitant aangespoord om “geheel zijn wil en vrijheid aan te bieden, met de bedoeling dat zijne goddelijke Majesteit zowel over zijn persoon als over wat hij bezit zal beschikken volgens zijn allerheiligste wil” (GO 5). En in de Constituties schrijft Ignatius dat de jezuïet “instrumentum coniunctum cum Deo” (“een instrument verenigd met God”) wordt: een instrument dat niet inert of passief is, maar volledig levend, omdat het goddelijk is gemaakt door de Heilige Geest. Zo’n instrument worden is het doel van de alledaagse mystiek.

Contemplatieve houding

In de Geestelijke Oefeningen helpt Ignatius de retraitant om een contemplatief persoon, een mysticus te worden. Men kan zeggen dat het doel van de Oefeningen de keuze is, maar het is evenzeer waar dat ze een school van gebed en een initiatie in contemplatie zijn. Zonder contemplatie kan er namelijk geen echte keuze zijn. Deze twee realiteiten zijn intrinsiek met elkaar verbonden.

We weten dat de oefeningen van de Tweede, Derde en Vierde Week contemplaties zijn van het leven van Christus. Maar door de weerklank die de evangelische mysteriën oproepen bij degenen die ze binnentreden, worden ze ook beschouwingen van het leven van degenen die deze oefeningen doen. Ignatius dringt erop aan dat degenen die ze beoefenen over zichzelf reflecteren en vrucht plukken uit wat ze zien en horen (schouwen) in het gebed. Als Karl Barth (1886-1968) ons aanmoedigt om theologie te studeren met de Bijbel in de ene hand en een krant in de andere, dan spoort Ignatius ons aan om de Oefeningen te doen met de Bijbel in de ene hand en onze levenservaringen in de andere.

“Een lange, liefdevolle blik op de werkelijkheid”

In feite kan dit zelfs gebeuren zonder een bewuste beslissing van onze kant. Als we de dynamiek van de Oefeningen goed beleven, zal de assimilatie van het leven van Christus in ons concrete menselijke leven spontaan gebeuren. Onze contemplatie zal – met de mooie woorden van de Amerikaanse theoloog Walter Burghardt (1914-2008) – “een lange, liefdevolle blik op de werkelijkheid” worden. We zullen de mysteries van Christus’ leven en onze ervaringen met dezelfde contemplatieve blik benaderen. Er zal dus een soort wederkerigheid zijn, door middel waarvan we de existentiële ervaring van Christus bekijken door het prisma van onszelf, en onze eigen vitale ervaring door het prisma van Christus.

Dit is de conditio sine qua non voor een goede en gezonde keuze. Onze wereld en ons leven zijn het ruwe materiaal van elke keuze, terwijl Christus, zijn leven en zijn onderricht het paradigma en de norm zijn. Deze twee realiteiten moeten hand in hand gaan en op elkaar inwerken. Dit is het werk van de contemplatie: de barmhartige en liefdevolle blik die tegelijk de God, in Christus geopenbaard, en onszelf, gemaakt naar het beeld en de gelijkenis van God, omarmt.

Deze contemplatie is de enige manier om ervoor te zorgen dat onze uiteindelijke beslissing wordt genomen onder leiding van de Geest, waardoor we dichter bij Christus komen te staan en ons leven in harmonie met Gods wil kunnen leven.

De contemplatie “ad amorem”

Laten we nu de oefening bekijken waarin de contemplatieve houding misschien wel het meest expliciet is, hoewel ze een andere methode voorstelt dan die van het binnentreden in de scènes van het evangelie. Laten we het hebben over de Beschouwing om tot liefde te komen (GO 230-237). De dynamiek ervan is welbekend: ik word uitgenodigd om na te denken over de weldaden die ik van God heb ontvangen, over die welke ik met anderen deel (schepping, verlossing) en in het bijzonder over die met betrekking tot mezelf. En bovenal “hoe diezelfde Heer verlangt zich aan mij te geven zoveel Hij maar kan, volgens zijn goddelijke beschikking” (GO 234). Dit zet mij ertoe aan mijzelf aan God te geven: “Neem, Heer, en ontvang…”

Dan denk ik na over de God die leeft in de gaven van God: in elk aspect van de schepping, in de menselijkheid van Christus, in mijzelf (geschapen naar het beeld en de gelijkenis van God, ben ik dus, strikt genomen, de tempel van God). “Neem, Heer, en ontvang…”

Op dit punt beschouw ik Gods werk voor mij in en door zijn gaven: God staat aan de oorsprong van alle dingen en dynamiseert ze in een voortdurende schepping. “Neem, Heer, en ontvang…” Tenslotte stel ik me open voor de verwondering over al deze gaven die van boven (de arriba) neerdalen, “zoals de zonnestralen van de zon komen en het water uit de bron”. Hier vraagt Ignatius om me bewust te worden van mijn persoonlijke kwaliteiten en deugden, die de analoge kwaliteiten en deugden in God delen, en – op zijn minst impliciet – van mijn totale wezen, dat participeert in Gods wezen. Opnieuw bid ik als antwoord: “Neem, Heer, en ontvang…”

Een leven van dagelijkse mystiek

Elk van de vier “punten” van deze oefening is bedoeld om de retraitanten in staat te stellen contemplatieve genaden te ontvangen. Nochtans laat ze hen ernaar verlangen, niet alleen hier en nu in de context van de Oefeningen, maar dag na dag in het leven dat hen te wachten staat. Dit leven raakt steeds meer geïntegreerd dankzij een groeiend vermogen om God te vinden in elk aspect van de schepping en in elke fase van de persoonlijke geschiedenis.

Tegen het einde van Het verhaal van de pelgrim zegt Ignatius, een rijp man geworden, over zichzelf: “…dat hij veeleer steeds in devotie was gegroeid – dat is in het gemak God te kunnen vinden – en dat hij die nu zelfs meer had dan ooit in heel zijn leven: op welk tijdstip hij God ook wilde vinden, telkens vond hij Hem” (VP 99).

Het is de horizon die ons aantrekt. Voor Ignatius is het vinden van God in alle dingen niet het beginpunt, maar het resultaat van een levenslange zoektocht naar God, een leven van dagelijkse mystiek. God vinden in alle dingen is ook voor ons niet het beginpunt, maar het is ons doel. Deze genade vereist van ons vele zuiveringen, verlichting en, bijna zeker, lijden, voordat we in staat zijn om haar te ontvangen.

Als we voorbarig beweren dat we God in alle dingen kunnen vinden, is de kans groter dat we niet God maar onszelf vinden. Met andere woorden, we vinden een god die naar ons eigen beeld is gemaakt in plaats van de transcendente God die in Jezus Christus wordt geopenbaard. Deze ervaring is dan eerder demonisch dan goddelijk. Vandaar de cruciale behoefte aan onderscheidingsvermogen, vooral zoals onderwezen in de regels ter onderscheiding van de Tweede Week (GO 328-336); die subtiele regels die ons in staat stellen de duivel te ontmaskeren als hij zich voordoet als een engel van het licht.

De grote stilte

De documentaire Into Great Silence (2005) van Philip Gröning over het leven in het klooster van la Grande Chartreuse wordt beschouwd als een van de meest fascinerende en poëtische beschouwingen over spiritualiteit ooit. Het is meer een beschouwing dan een documentaire. De jezuïeten, samen met anderen die gevormd zijn in de ignatiaanse traditie, konden in deze film, bijna geheel zonder woorden, een diepe samenklank met hun eigen spiritualiteit horen. Hoe kan deze paradox worden verklaard? Hoe kan het dat mensen die zich toewijden aan een leven met een actieve zending in de wereld, zo ontroerd zijn door een portret van monniken die geroepen zijn om zich terug te trekken uit deze wereld? Wat zit verborgen in de kern van deze vreemde affiniteit?

Voor ons zit in de kern van deze affiniteit de waarde die de ignatiaanse en kartuizer spiritualiteit hechten aan innerlijkheid. De cel van een kartuizer – een klein huis met twee verdiepingen en een omheinde tuin – symboliseert deze innerlijkheid op een concrete manier. De monnik leeft in zijn cel om de innerlijkheid te cultiveren en zo God te vinden. De volgelingen van Ignatius dragen hun “cel” in hun hart en gaan deze binnen met bezinning en gebed. Ook zij cultiveren de innerlijkheid, maar in de heel verschillende context van integratie in de wereld.

Mannen en vrouwen van gebed worden

Kardinaal Carlo Maria Martini (1927-2012), een jezuïet, zei als antwoord op de vraag welke boodschap Ignatius zou kunnen doorgeven aan het derde millennium: “Het lijkt mij dat één aspect boven alle andere uitsteekt: dat van de waarde van de innerlijkheid. Daarmee bedoel ik alles wat het hart aangaat, de diepgewortelde intenties, de beslissingen die van binnenuit komen.”

“Innerlijkheid” is een uitstekend synoniem, samengevat in één woord, voor “mystiek van het dagelijks leven”. Zelfkennis, zuivering van het hart, de innerlijke reis, de zoektocht naar het centrum, het vaste punt… deze ideeën en soortgelijke beelden zijn altijd aanwezig geweest in de christelijke spirituele traditie. Ze echoën – maar gaan verder dan – de oude Griekse filosofische leer, toegeschreven aan Socrates: “Een leven zonder zelfonderzoek, is het leven niet waard.” In de christelijke ervaring is dit alles verbonden met het gebed: niet alleen gebeden opzeggen, maar bidden vanuit het hart, te allen tijde bidden, mannen en vrouwen van gebed worden. We zouden Socrates dan als volgt kunnen parafraseren: “Een leven zonder gebed is het leven niet waard.”

Een tegenculturele innerlijkheid

Om de innerlijkheid vandaag de dag te illustreren, volstaat het niet om te zeggen dat ze altijd een constante is geweest in de christelijke spirituele traditie. We moeten eraan toevoegen dat ze het tegengif is tegen alles wat verraderlijk destructief is in onze hedendaagse samenleving. De verspreiding van het materialisme, de snelheid van het leven, de concurrentiedruk, de verleiding tot consumentisme, de bedreiging door de klimaatverandering van onze planeet, de grote mentale controle van de massamedia en het internet, de opdringerigheid van de reclame, de invloeden daarvan en nog veel meer geven allemaal vorm aan onze manier van leven.

Activisme komt in de plaats van reflectie, bezorgdheid in plaats van sereniteit en het verlangen naar onmiddellijke bevrediging vervangt doordachte aandacht voor lange termijn doelen, vooral die van de geest. Zelfs de kwaliteit van onze dierbaarste relaties komt vaak in gevaar. We worden in de richting van een oppervlakkig leven geduwd en verliezen zo het contact met ons diepere, echte zelf. Verrassend genoeg is de vraag “Wat wil je echt?” (in tegenstelling tot “Waar hou je van?”) vaak moeilijk te beantwoorden.

Het leven leiden in het diepst van je wezen

De innerlijkheid, of de mystiek van het alledaagse leven, is geen ontsnapping aan onze culturele omgeving en de schadelijke aspecten van haar invloed op ons. Innerlijkheid is noch solipsistisch noch egocentrisch. Integendeel, zij is de voorwaarde voor onze integratie in de wereld van relaties, actief burgerschap en christelijk pastoraat. Ze bepaalt de kwaliteit van onze aanwezigheid in de wereld, de vruchtbaarheid en doeltreffendheid van de invloed die we erop kunnen uitoefenen.

Kardinaal Martini spreekt over de innerlijkheid als het domein van het hart, van de diepe intenties, van de beslissingen die van binnenuit komen. Hij denkt aan mensen die een volwaardig menselijk leven leiden, met al zijn strijd en uitdagingen, maar die dat leven leiden in het diepst van hun wezen, door verantwoordelijkheid op te nemen voor hun keuzes, de waarden van het evangelie in de samenleving brengen en zich laten leiden door de Geest die hen bewoont.

Over de essentie van de mystiek van het dagelijks leven

Zoals de heilige Augustinus zei: God is “intimior intimo meo”, Hij woont dieper in mij dan mijn eigen innerlijk. In de verborgen uithoeken van onze ziel ontmoet de Schepper het schepsel, ontmoet de goddelijke Geest de menselijke geest. De bewustwording van dit mysterie en de openheid zijn de essentie van de mystiek van het dagelijks leven. Ze is geen incidenteel verschijnsel maar een manier van leven.

Het bekende aforisme van Karl Rahner (1904-1984), volgens welke “de christen van morgen een mysticus zal zijn of hij zal niet zijn”, krijgt hier zijn volle betekenis. Zij die God zoeken moeten dit in gedachten houden, maar dat geldt ook voor allen die werken aan de vernieuwing van de Kerk en de verbetering van de wereld.

bron: Christus, n. 278 (april 2023)
vertaling: Wiggert Molenaar S.J. m.m.v. Rita Vandevyvere

Dit artikel verscheen in Cardoner, het tijdschrift over ignatiaanse spiritualiteit.

Leven met angst, medicatie en gebed 5

Bekijk alle artikelen van Cardorner

Deel