Wil de echte Ignatius nú opstaan? Twee verschillende benaderingen van Ignatius van Loyola.

Wil de echte Ignatius nú opstaan? Twee verschillende benaderingen van Ignatius van Loyola.

door Ron  Darwen SJ

door Ron  Darwen SJ

 

Op 31 Juli herdenkt de Kerk de heilige Ignatius van Loyola, een van de stichters van de Sociëteit van Jezus en haar eerste  Generale Overste. Eerder dit jaar hielden de Jezuïeten hun Algemene Congregatie, de 35ste uit hun geschiedenis, waarbij ze P. Adolfo Nicolás van de Japanse Provincie verkozen ter opvolging van de zeer geliefde P. Peter-Hans Kolvenbach als hun Generale Overste en huidige opvolger van Ignatius.  Na deze verkiezing gunde de Congregatie zich enige tijd  om na te denken over  de rol van de Sociëteit in de wereld van vandaag. De Congregatie probeerde “haar charisma opnieuw te ontdekken”, “haar opdracht voor vandaag te verduidelijken” en “structuren  ten dienste van de universele opdracht“ te onderzoeken. Wat, vraag ik me af, wat zou Ignatius gedacht hebben van hun conclusies ? Zou hij zich thuis hebben gevoeld in hun discussies? En zou in staat geweest zijn om hij wat zij beschrijven als “de jezuïet” te herkennen?

De geest van Ignatius kennen.

 Het antwoord op vorige vragen hangt natuurlijk af van hoe je Ignatius ziet, wie je denkt dat hij was. En dat is geen eenvoudige zaak, want het beeld dat we van Ignatius hebben werd drastisch herzien over de jaren heen.

Als je aan een novice van de Sociëteit of aan een lid van de GCL vraagt wie Ignatius was, zal je waarschijnlijk te horen krijgen dat Ignatius een man was die God vond in alle dingen, die een manier vond om Gods wil te volgen in het dagelijkse leven, iemand die zijn verbeelding gebruikte in het gebed, en iemand die heel graag met de mensen sprak over “de dingen van God”. Maar dit is een vrij recente visie op de man; een visie die sterk verschilt van wat ik te horen kreeg toen ik de Sociëteit intrad.

Natuurlijk is het niet verbazend dat elke generatie andere accenten legt bij het benaderen van zo’n complexe figuur. In zekere mate zien we allen in Ignatius dingen die wij belangrijk vinden. Maar de karakterschets van de stichter werd bij gelegenheid gebruikt op minder onschuldige manieren bij pogingen om de collectieve identiteit van de Jezuïeten te beïnvloeden.

Een paar jaren geleden schreef de (nu overleden) Ierse Jezuïet Joe Veale over verschillende interpretaties van het leven van Ignatius. Hij wees er op dat vele clichés teruggaan tot de eerste officiële biografieën, geschreven aan het einde van de 16de eeuw door Pedro de Ribadeneira en Gian Pietro Maffei. Toch is er een oudere bron, de Autobiografie  (Het verhaal van de pelgrim)  dat bestaat uit persoonlijke herinneringen van Ignatius en geschreven door een Jezuïet, Goncalves da Camara. Dit verhaal is heel waarschijnlijk de oorspronkelijke karakterschets van Ignatius. Niet iedereen apprecieerde het beeld geschetst door de pen van da Camara. In 1567  riep Franciscus Borgia op tot inzameling van alle exemplaren van de Autobiografie om de weg te ruimen voor Ribadeneira’s “waar” verhaal van het leven van Ignatius :

 “De Provinciaals moeten er werk van maken al wat P. Louis Goncalves [da Camara] schreef te verzamelen, alsook elk ander geschrift over het leven van onze Vader, en ze moeten deze geschriften bewaren, en niet toestaan dat ze gelezen worden door onze mensen of anderen. Het gaat hier om onvolmaakte geschriften en het is niet wenselijk dat deze problemen veroorzaken.”

 Blijkbaar werd het bevel goed opgevolgd. Een paar maanden later beantwoordt Ribadeneira een vraag van Jerôme Nadal, een vriend en gezel van Ignatius, met volgende bemerkingen :

 “Het verzamelen van P. Louis Goncalves’ geschriften m.b.t. het leven van onze Vader was niet mijn idee, maar komt van de paters die zich onze Vader herinneren. En het leek hun een goed idee dat, wanneer wat geschreven werd gepubliceerd wordt, er geen tegenstellingen of afwijkingen  gevonden worden, of dat [mijn] werk minder gezag zou hebben dan wat bijna letterlijke woorden zijn van onze Vader. Deze uitspraken van onze Vader, alhoewel  te gronde heel getrouw, zijn onduidelijk in de bijzonderheden van gebeurtenissen die toen al ver in het verleden lagen. Zijn geheugen liet hem in de steek door zijn hoge leeftijd…”

 De Autobiografie werd inderdaad vergeten. Weliswaar verscheen een Latijnse vertaling in de Acta Sanctorum van 1731, maar het Spaanse origineel bleef onuitgegeven tot de eerste editie van de ignatiaanse  Biografica van 1904. Hoe je deze gebeurtenissen ook bekijkt, twee dingen staan vast. Ten eerste, het imago van de stichter was belangrijk toen en blijft het nu. Ten tweede, de wijze waarop  Ignatius zichzelf verstond, zoals deze werd gegeven aan zijn geestelijke zonen in de Autobiografie, verdween voor eeuwen, en dit was een grote verarming voor de Sociëteit in haar geheel en in het bijzonder voor haar spiritualiteit.

Ignatius, een man van daden.

 Wat was de invloed van de beschrijving van Ignatius zoals die voorkomt in  het werk van Ribadeneira op de identiteit  en de zending van de Jezuïeten ? Zoals elke historicus had Ribadeneira zijn eigen zorgen, waarvan vele ingegeven waren door de tijd en de cultuur waarin hij leefde. Zijn biografie van Ignatius verscheen in de nasleep van het Concilie van Trente, en is dus getekend door het ethos van de Contrareformatie  en de bijgaande agressieve houding t.o.v. het Protestantisme. Het is nauwelijks verbazend dat de Ignatius van Ribadeneira een grote soldaat-heilige is. Dit beeld opstellen vergde weinig verbeelding. Veel in het leven van Ignatius getuigt van een groot verlangen naar heldhaftigheid en durf. Hij genoot de opvoeding van een man van kleine adel, en zijn  bijna overdreven ridderlijkheid bracht hem in de problemen in Pamplona. Zoals iedereen weet werd zijn been verbrijzeld door artillerie. Was zo een man niet voorbestemd om een plaats in te nemen tussen de grote kerkhervormers ? Inderdaad, het herschrijven van Ignatius’ levensverhaal riep een krachtige mythe in het leven, de mythe van een soort klerikale Errol Flynn, en generaties jonge Jezuïeten zouden geïnspireerd (of geërgerd) worden door de ferverinos van hun novicemeesters, die hen aanmoedigden tot imitatie van de heroïsche ridder. Joe Veale merkt op :

 “De Ignatius die we van de 19e eeuw erfden was streng, vrij onmenselijk, een soldaat, militant, een baasje dat snelle instemming en uitvoering eiste, iemand die “blinde gehoorzaamheid” vroeg, zonder neiging tot het gevoelsmatige of affectieve, rationeel, een man met onwrikbare wil, met buitengewoon uithoudingsvermogen, met strikte controle van het eigen gevoelsleven (zo dat er al was), kortom : een held. Soms werd hij zelfs afgeschilderd als een bovenmenselijke, olympische figuur, afstandelijk, omgeven door wolken, lichtbundels en rondvliegende engeltjes. “

 Deze Ignatius, die ook vandaag nog overleeft in de verbeelding van vele Katholieken die de Jezuïeten zien als een spirituele commando-eenheid, d e stoottroepen van de Paus,  deze Ignatius was vooral een doener. En, verbazend of niet, hij was de Ignatius die me deed intreden in het jezuïetennoviciaat in Roehampton in 1949. Ik werd opgevoed in Preston, in het hart van katholiek Lancashire, als een nazaat van heilige Edmund Arrowsmith en een telg van de Gerard familie – John Gerard was de enige Jezuïet die ooit ontsnapte uit de Tower van Londen. Het martelarenbloed vloeide door mijn aders en ik had het voorrecht om aanvaard  te worden als een novice bij de Jezuïeten. Ik meende dat ik, als afstammeling van een van de 40 martelaren, mijn leven zou geven voor de bekering van Engeland en dat ik voor de rest van mijn dagen les zou geven in een van “onze colleges” met Ignatius als gids en mentor.

Ignatius de mysticus.

 Dit gezegd zijnde, de Ignatius die ik ondertussen heb leren kennen vertelt een ander verhaal, en die verschuiving weerspiegelt een verandering in het zelfbeeld van de Jezuïeten. Het is vooral de herontdekking van de Autobiografie die de Sociëteit deze andere Ignatius heeft doen terugvinden. Ignatius, een man van gebed, een man met uitzonderlijk gevoel voor het eigen innerlijke leven, bewust van de bewegingen van de geesten, goede en kwade, die de zachtheid van de Drie-eenheid kon voelen in de moeilijkste situaties, een man begaafd met profetisch inzicht waardoor hij een hele waaier apostolische kansen te baat nam of zelf in het leven riep, opdat anderen Jezus zouden kunnen ervaren zoals hij dat deed. Om Joe Veale opnieuw te citeren :

 “Daar zien we een gevoelsmens, vaak bewogen tot tranen, een mens met grote verbeeldingskracht, een dromer met gevoelsmatig inzicht in zichzelf, gevoelig voor de stille bewegingen van de ziel, een sterk affectief man, begaafd voor vriendschap en affectiviteit, een mens met wie het goed toeven was.”

 Het was een van de grote genaden in mijn leven, dat Vaticanum II en de daarop volgende herontdekking van de Jezuïetenidentiteit omvatte, te mogen zien wat een kracht er uitging van Ignatius voor de kerkelijke vernieuwing. Als een novice van de oude school had ik de Oefeningen gedaan samen met 30 anderen. De novicemeester gaf ons elke dag vijf conferenties, en voor mij werd deze ervaring gesymboliseerd door een groot rood schrift waarin ik elk woord dat hij uitsprak noteerde – dit kan men moeilijk een transformerende ervaring noemen! Doch vele jaren later zou ik de Oefeningen krijgen zoals Ignatius wou dat ze gegeven werden : mens tot mens.   Een gids die je dagelijkse begeleiding  geeft, je helpt om dingen onder woorden te brengen, je helpt met het uitleggen en onderscheidend  terugblikken op je gebed. Dat is iets helemaal anders. Zo leerde ik wat Ignatius eigenlijk probeerde  te doen met mensen: hen leren hoe God rechtstreeks tot spreekt, in het eigen hart.

Ignatius de mysticus is waarschijnlijk de Ignatius die het best gekend is door het merendeel van de hedendaagse Jezuïeten. De laatste 30 jaren hebben een enorme toename gezien in het geven van de Oefeningen, en thans is spiritualiteit iets waarover elke Jezuïet wel iets kan zeggen. Alhoewel de Jezuïeten niet altijd vaardig zijn in de kunst van het “gemeenschappelijk onderscheiden”, weten ze dat het genie van Ignatius lag in de manier waarop hij zijn lot in handen legde van deze mysterieuze maar diepe ervaringen waarvan hij wist dat God er tot hem sprak. Het is een enorme uitdaging hem hierin dit na te volgen, in sommige aspecten is dit eerder moeilijker dan het navolgen van de strijdvaardige Ignatius van de  Contrareformatie. Brian O’Leary merkt op:

 Ignatius de mysticus verving de  Ignatius- soldatenheilige. Vandaag overleven slechts weinige verwijzingen naar de krijgshaftige achtergrond en mentaliteit van Ignatius, deels omwille van historische redenen en deels uit schroom en beleefdheid. Alles wat Ignatius deed en schreef wordt gekoppeld aan zijn mystieke ervaringen in Manresa, La Storta en Rome. Vandaar de sterke belangstelling voor de Autobiografie en het Geestelijke Dagboek. Zoals gewoonlijk ligt de waarheid in het midden; Ignatius was zowel een man van daden als een mysticus. De uitdaging van Ignatius’ leven voor de Jezuïeten van vandaag ligt in het behouden van een spiritualiteit die beide aspecten van Ignatius weerspiegelt. De Jezuïeten van vandaag moeten recht doen aan beide aspecten.

 Het is niet eenvoudig om beide kentrekken recht te doen. In feite lijkt de belangrijkste uitdaging voor de Jezuïeten van het begin van de 21ste eeuw te liggen in het verdiepen van de integratie van gebed en actie. Dit is, in elk geval, mijn lectuur van de laatste Algemene Congregatie.

De 35ste Algemene Congregatie

 Het leidt geen twijfel dat, had Ignatius een onverwacht bezoek gebracht aan de Congregatie, hij  zich sterk vereenzelvigd zou hebben met deze groep priesters en broeders, werkzaam in de Kerk, die hun zending aan het bespreken waren en die probeerden te begrijpen wat ze in de toekomst moesten doen. Ignatius ‘de man van daden’ zou zich thuis gevoeld hebben bij hen. Maar ik geloof dat hij ook  benadrukt zou hebben dat doen  niet volstaat. Hij zou van hen verwacht hebben dat ze ook iets zouden zeggen over de moeilijke zaak van identiteit, over diepe motieven en gedrevenheid, over zaken die het Jezuïetenhart wat sneller doen kloppen, over wat Hopkins de “meest dierbare, meest levende dingen, in de diepte van de ziel” noemde.

Bij het lezen van de decreten kreeg ik het gevoel dat de geest van Ignatius daar aanwezig was. Het eerste document beantwoordt net die vragen : waar staan Jezuïeten voor in de wereld van vandaag ? Waar zien ze zichzelf in de Kerk ? Wat bezielt hen ? Op deze manier beantwoordt het decreet de vraag naar de fundamentele identiteit van de Jezuïet en neemt  het een poëtisch beeld op in haar titel : “ Een vlam die anderen doet oplaaien”. Jim Corkery, een Ierse Jezuïet die meewerkte aan het schrijven van dit decreet, merkte onlangs op:

 “Op een ogenblik waar mensen vaak bewondering hebben voor wat Jezuïeten doen, maar zonder te begrijpen waarom we het doen, is het belangrijk te onderstrepen dat geen van onze scholen of universiteiten, noch van onze pastorale, sociale of spirituele centra, zelfs niet JRS, begrepen kan worden indien deze spanning tussen ‘met Christus zijn’ en ‘in de wereld actief zijn’ niet zichtbaar is. Het leven in “spanningsvelden” staat centraal in de identiteit van de Jezuïet…Idealiter leeft de Jezuïet vanuit een  prachtige genade, een genade die ons de wereld doet zien met de ogen van Christus, doet liefhebben met zijn hart, en doet dienen met zijn medeleven. Het gaat niet enkel  over behoeften bevredigen, goed doen, rechtvaardig handelen. Het gaat evenmin alleen over gelovig zijn, bidden, contemplatief leven. Nee, het gaat over beide.  “

 Ik ben ervan overtuigd dat Ignatius deze woorden dolgraag zou gelezen hebben. Naar mijn aanvoelen vatten ze samen wie Ignatius werkelijk was : een mysticus en een doener, of zoals Nadal schreef : een contemplatief in de actie. Honderd jaren na Ignatius’ dood worstelde een Belgische Jezuïet met hetzelfde probleem wanneer hij een opschrift moest voorstellen voor het graf van Ignatius. Het opschrift is in Latijn en  moeilijk vertaalbaar, maar ik doe een poging :

“Niet gevangen worden binnen het grootste en plaats vinden in het kleinste, dat is echt goddelijk.”

(Non coerceri a maximo, contineri tamen a minimo, divinum est.)

 Ignatius had een scherp gevoel voor grote visies. Hij kon het bos zien en niet alleen de bomen, maar toch had hij ook aandacht voor de bomen. Ignatius had de woorden van William Blake tot de zijne kunnen maken : “ Als je goed wil doen, doe het dan  in de kleine dingen”.

Ignatius, de man met visie, de man met orde, kon beide tegelijkertijd doen. Dit is wat de Jezuïeten ook nu nog proberen te doen.

Met dank aan www.thinkingfaith.org  en www.jezuieten.org

 vertaling: Denis Boers

 Ron Darwen SJ werd Jezuïet in 1949, was novicemeester, instructor van het Derde Jaar  en geeft  Geestelijke Oefeningen in Birmingham.  

Bekijk alle artikelen van Cardorner

Deel