door Stefan Kiechle S.J.
door Stefan Kiechle S.J.
De woorden “ignatiaanse spiritualiteit” en “ignatiaanse geestelijke oefeningen” liggen ons in de mond bestorven. Het predicaat “ignatiaans” geldt in brede kring als kwaliteitswaarmerk, maar het heeft vele betekenissen en die zijn zeker niet onomstreden. De auteur, tot voor kort novicemeester voor de Duitse provincie, ontwikkelt hier enige gedachten over wat “ignatiaans” in onze tijd betekent en volgens welke criteria men het typisch eigene daarvan kan onderscheiden.Om te beginnen: Ignatius heeft nooit de bedoeling gehad een “ignatiaanse spiritualiteit” of iets van dien aard te ontwikkelen – dat zou hij een nogal vreemde gedachte gevonden hebben. Ignatius wilde mensen dichter bij God brengen en tot een rijk spiritueel en christelijk geëngageerd leven leiden! Dit doel is christelijk, niet ignatiaans en om dat te bereiken ging hij met elk effectief middel akkoord. Hij stelde zelf bepaalde middelen voor – die kan men als ignatiaans aanmerken. Het bekendste en pedagogisch werkzaamste van zijn middelen zijn de Oefeningen zoals vastgelegd in zijn boekje Geestelijke Oefeningen. Ik stel voor om in het taalgebruik een onderscheid te maken tussen:
– ignatiaanse geestelijke oefeningen: zij duren tussen de acht en dertig dagen en proberen de opzet van het boek zo volledig en getrouw mogelijk voor mensen van onze tijd te vertalen.
– geestelijke oefeningen met elementen uit de ignatiaanse Oefeningen: zij ontlenen naar eigen inzicht afzondelijke elementen aan het boekje van de Geestelijke Oefeningen en verbinden die met andere spirituele tradities en gebruiken.
– “cursussen” in spiritualiteit: zij laten zich in hun variëteit aan geestelijke oefeningen, praktijken en methodes – ook die voor het dagelijkse leven – ten dele door ignatiaanse tradities inspireren en nestelen zich in de schaduw daarvan, maar noemen zich dikwijls ten onrechte “Geestelijke Oefeningen”.
Wij kunnen onze vraagstelling toespitsen: wanneer zijn geestelijke oefeningen, oefeningen met elementen uit de Geestelijke Oefeningen of cursussen ignatiaans? Wij wijzen erop dat we in dit artikel vooral over middelen spreken en niet zozeer over het doel: een spiritueel rijk en geëngageerd christelijk leven. Hulpmiddelen hebben altijd iets betrekkelijks: men moet ze “gebruiken in zoverre ze het doel helpen te bereiken en ervan afzien voor zover ze daarbij een hinder zijn” (GO 23). Ignatius zou onmiddellijk van zijn eigen hulpmiddelen afgezien hebben, als ze een sta-in-de-weg waren of als er betere te vinden geweest waren. Om die reden is ook het huidige zoeken naar wat ignatiaans is maar van betrekkelijke waarde: leidt dit ignatiaanse tot het beoogde doel dan is het goed, zo niet dan late men het achterwege; als andere middelen geschikter zijn, dan benutte men deze. Of een middel dus ignatiaans is, zegt op zich weinig; veel belangrijker is het of daarmee het doel bereikt wordt. Daarom zouden ook degenen die bij “ignatiaanse” gemeenschappen of werken betrokken zijn het ignatiaanse daaraan niet tot doel van hun zoeken moeten maken en het niet moeten verabsoluteren tot keurmerk, laat staan tot doel op zich.
Op het eerste gezicht zou men geestelijke oefeningen meer ignatiaans kunnen noemen naarmate zij de tekst van het boekje getrouwer volgen. Aan het begin van de vier weken durende Oefeningen mediteert de retraitant over het Uitgangspunt en Fundament (GO 23). In de eerste Week doet men een bijzonder onderzoek (GO 24 vv.) en plaatst men op een lijn punten voor elke zonde (GO 31), men overweegt de val van de engelen (GO 50), stelt zich de hel voor (GO 65 vv.) en beperkt zich in het slapen (GO 84). In de tweede Week vinden de overwegingen plaats over de Oproep van de aardse koning (91 vv.) en de Twee standaarden (GO 136) en men kiest in de tijd van de keuze (GO 175 vv.) zijn levensstaat (GO 135). In de derde Week vraagt men om smart met de lijdende Jezus, die “wegens mijn zonden het lijden ingaat” (GO 193, 203). De vierde Week begint met de beschouwing over “hoe Christus onze Heer aan Onze-Lieve-Vrouw verscheen” (GO 218 vv.). Toegegeven: deze voorbeelden zijn wat eenzijdig uitgekozen. Het betreft oefeningen die tegenwoordig in de praktijk bijna niet gedaan worden, omdat men ze nauwelijks kent, de ongewone beelden en theologie niet kan of wil aanpassen en omdat men tegen de consequenties voor het dagelijkse leven opziet. Onze keuze wil laten zien dat in deze strikte zin tegenwoordig nauwelijks nog iemand – behalve misschien de novicen van ignatiaanse religieuze gemeenschappen – ignatiaanse geestelijke oefeningen doet.
Van de andere kant zou volgens deze interpretatie veel van wat momenteel in geestelijke oefeningen als vanzelfsprekend en meestal zinvol toegepast wordt, juist niet ignatiaans zijn. Eutonie- en yogaoefeningen, begeleiding met behulp van het enneagram, het gebruik van psychologische inzichten, het thematiseren van trauma’s en angsten in de eerste Week, het werken met bijbelteksten in de eerste Week, een tweede Week zonder keuze of herziening van de levensstijl, het werken met groepen in welke vorm dan ook, bibliodrama, beschouwingen zonder een “thema”, het gebruikmaken van de eigen biografie, een derde Week met als zwaartepunt de “keuze voor de armen”. Wat de eerste Week betreft: Ignatius ziet de retraitant vooral als iemand die zonden begaat en niet zozeer als slachtoffer daarvan. Over het contemplatieve gebed zou men kunnen opmerken dat in het boekje van de Geestelijke Oefeningen oefeningen die gedachten, gevoelens, beelden, gebeden, verlangens enz. achterwege laten, eerder een zeldzaamheid zijn (GO 258 vv.).
Zo zouden we nog meer inhoudelijke en methodische elementen kunnen beschrijven die geen van alle volgens deze strikte interpretatie ignatiaans zijn. Omdat het boekje van de Geestelijke Oefeningen moeilijk leesbaar is en weinig gelezen wordt, zullen de meeste retraitanten, veel cursusleiders en zelfs menig jezuïet waarschijnlijk niet bevroeden hoever zij zich van het origineel verwijderd hebben. De bewering van degenen die dergelijke oefeningen organiseren dat hun oefeningen ignatiaans zouden zijn, klopt in deze strikte zin meestal niet.
Nu wilde Ignatius echter dat men de Geestelijke Oefeningen altijd aan de retraitant aanpast: aan zijn persoon, zijn vorming, begaafdheid en zijn feitelijke problemen, aan de omstandigheden van tijd en cultuur, aan zijn taalvermogen enz. “Aanpassen” (conveniente, bv. GO 17) is een sleutelwoord in zijn spiritualiteit en – zoals hijzelf zou zeggen – in de manier waarop hij tewerkgaat. Om dat wat “gepast” is te ontdekken, heeft men een groot aanvoelingsvermogen nodig en het vermogen tot onderscheiding (GO 328) – beide zijn essentieel voor zowel degene die de Oefeningen geeft als voor hem die ze doet. Wie dus het boekje van de Geestelijke Oefeningenstrikt volgt, namelijk zijn methoden, zijn cultureel bepaalde beelden, zijn tijdgebonden taal en theologie, sommige van zijn inhoudelijke beperkingen, wie dus in die zin ignatiaans wil zijn, is juist niet ignatiaans. Het tegendeel is waar: men moet de oude methoden aan de nieuwe omstandigheden aanpassen, ze variëren, verder ontwikkelen, aanvullen – of ze zo nodig afschaffen. Deze keuzevrijheid aangaande de middelen is echter altijd verbonden met de oriëntatie op het duidelijke doel. Deze relatie tussen doel en middel is het onderscheidende kenmerk van wat ignatiaans is.
Als dus een woord- en beeldloze meditatie beter geschikt is om het doel te bereiken; als oefeningen met het lichaam als vertrekpunt de concentratie versterken; als de retraitant zich in de eerste Week met zijn trauma’s verzoenen moet, voordat hij zijn blik op eigen schuldigheid kan richten; als “geestelijke oefeningen op straat” de ogen openen voor de actuele, grotere noden; als een bibliodrama de deelnemers efficiënter in de taal van de Schrift binnenleidt; als pas een voettocht de aanzet tot oprechte bekering geeft…, dan zijn deze hulpmiddelen, al komen ze dan in het boekje van de Geestelijke Oefeningen niet voor, authentieke ignatiaanse oefeningen. Resultaten geven recht van spreken. Het huidige aanbod aan inleidingen tot geestelijk leven is groot – het zijn echter altijd slechts hulpmiddelen; geen enkel middel is op zich beter of slechter, meer of minder ignatiaans, fundamenteler of authentieker.
Als een bepaalde richting zijn oefeningen het predicaat “ignatiaans” toekent en het andere “scholen” ontzegt, dan doet dit pijn, is dit kleingeestig en weinig ignatiaans. Een respectvolle wedijver als het gaat om wat meer vrucht opbrengt, is legitiem en stimulerend. Maar het is niet aan ons over dit “meer” te oordelen, en “succes” – het meetbare getal van deelnemers aan een cursus, gebedsuren, oplagen van boeken – behoort niet tot de namen van God. Wij zouden vanuit ignatiaanse terughoudendheid minder moeten oordelen en elkaar eerder moeten respecteren, naar elkaar luisteren en van elkaar leren.
Al heb ik het thema niet al te belangrijk genoemd, ik wil nu toch enkele criteria geven voor wat ignatiaans is. Ze kunnen helpen om het taalgebruik helder te houden en inhoudelijke verschillen vast te stellen. Want ook de spiritualiteit is een markt – bovendien een behoorlijk onoverzichtelijke – waar een “product” zich duidelijk moet profileren om herkenbaar en aantrekkelijk, dus verkoopbaar te zijn, om daardoor weer voor de “klant” vruchtbaar te worden. “Nuttig”, “vruchtbaar” zijn overigens – verstaan in de zin van de “vrucht” die blijvend is – belangrijke ignatiaans begrippen (GO 2, 18, 174; vgl. Joh 15). Anders gezegd: wie door een spiritueel “verlangen” (deseo bv. GO 155) bewogen wordt, moet eerst de weg van de Geestelijke Oefeningen ontdekken om die te kunnen gaan en daar begeleiding te vinden. Criteria helpen bij het vaststellen of wat zichzelf “ignatiaans” of “Geestelijke Oefeningen” noemt, dat ook werkelijk is. De nu volgende poging om criteria op te stellen, verbindt inhoud en methode oftewel doelstellingen en middelen, want ook al vallen die niet samen, zij blijven toch onlosmakelijk met elkaar verbonden. Deze “doelstellingen” vormen als het ware tussendoelen met als functie alle middelen op het ene grote doel te richten.
Kort samengevat, ignatiaans wil zeggen: zijn levenswijze ordenen en kiezen voor dienstbaarheid, openheid naar alle mensen toe en dialoog met wat anders is, bidden tot de drie-enige God en liefde tot de arme Christus. Maar ignatiaans betekent vooral de “eerbiedige” liefde (amor reverencial).
Het zij nogmaals gezegd: waar het om het doel gaat, betekent “ignatiaans” christelijk – zoals elke christelijke spiritualiteit. Het verschil met andere spiritualiteiten is gelegen in de werkvormen en gebruikte middelen, de aard en toepassing van de methode; daarbij zijn niet zozeer de afzonderlijke middelen ignatiaans of niet-ignatiaans, maar de juiste keuze daaruit en hoe zwaar men ze laat wegen, hun specifieke samenspel en hun afstemming op “tussendoelen” zoals de vriendschap met de arme Christus of grotere dienstbaarheid.
Een echt ignatiaanse weg zou men zo kunnen beschrijven: hij biedt de jonge mens klassieke, persoonlijk begeleide Geestelijke Oefeningen aan, die tot een levenskeuze leiden. In dit opzicht zijn de – liefst strikt toegepaste – Geestelijke Oefeningen van Ignatius uniek en gewoonlijk beter dan andere wegen. Men zou alleen maar over ignatiaanse Geestelijke Oefeningen moeten spreken, als dit aspect van de levenskeuze of toch minstens van een grondige hervorming van de levenswijze uitdrukkelijk nagestreefd wordt en in het middelpunt van het proces staat. Hier en daar worden voor jongvolwassenen speciale achtdaagse keuzeretraites gegeven. Natuurlijk kunnen daarbij de gebedsmethoden uit het boekje van de Geestelijke Oefeningen verrijkt worden met nieuwe, aan de moderne antropologie en huidige behoeften aangepaste geestelijke oefeningen. Zulke keuzeretraites behoren individuele begeleiding aan te bieden en zouden minsten in aanzet elementen uit alle vier de Weken van de Geestelijke Oefeningen van Ignatius moeten bevatten; alleen dan verkrijgt het proces de noodzakelijke persoonlijke en christologische diepgang en alleen op die manier komen de existentiële thema’s van de christelijke navolging volledig ter sprake. Maar in een latere fase van voortgezette geestelijke begeleiding en verdieping kan men in de verschillende oefeningen volop variaties aanbrengen en ze aanvullen – helaas ontbreekt het dikwijls aan deze verdieping en blijven de oefeningen een slechts kortstondig oplaaiend strovuurtje. Vooral contemplatieve retraites en voettochten en ook – op een andere manier – Geestelijke Oefeningen in het dagelijkse leven zijn daartoe zeer geschikte hulpmiddelen. Belangrijk is vooral de gerichtheid op het ene doel van het christelijke leven; de ignatiaanse weg is in dit opzicht éénvan de vele, maar beslist een die voor onze huidige tijd zeer geschikt is.
We zouden misschien een vergelijking kunnen maken met de navolging van Christus: ook onze Heer moeten wij christenen niet in zijn concrete handelingen imiteren, maar wij moeten ons door de persoonlijke verhouding tot Hem zo laten hervormen dat ons leven naar zijn beeld toe groeit. Evenzo moeten ignatiaans geïnspireerde christenen Ignatius niet in zijn handelingen imiteren, maar door te kijken naar zijn persoon en geest, zijn houding en manier van handelen hun levenswijze veranderen en zich door hem laten vormen. Maar wij mogen in deze vergelijking nooit – dat maakt het verschil – de prioriteit en het unieke van de navolging van Christus uit het oog verliezen. Toch mogen we hopen dat in de wijde ruimte van de kerk van Jezus Christus het unieke charisma van Ignatius vrucht draagt.
Tot slot nog een citaat van de heilige Petrus Canisius uit zijn toespraak tot zijn medebroeders in Fribourg (31 juli 1578).
“Waarin strekt Ignatius ons vooral tot voorbeeld? (…) Zijn geduld bij beproevingen, zijn liefde tot het kruis van Jezus Christus, zijn vroomheid, zijn vertrouwdheid met de bron van al het goede, zijn godsvertrouwen, zijn natuurlijke en bovennatuurlijke inzichten, zijn geloof, zijn zielenijver, zijn apostolische kracht, zijn zo nodig blinde gehoorzaamheid, de oprechte eerlijkheid van zijn bedoelingen.”
uit: Geist und Leben 2006/4
vertaling: +Daan van der Veldt S.J.
Bekijk alle artikelen van Cardorner