Waarom ik ben gaan werken

Waarom ik ben gaan werken

door Egied Van Broeckhoven SJ.

door Egied Van Broeckhoven SJ.

Dit jaar 2017 veel aandacht voor Egied. De jonge priester-arbeider kwam in december 1967 om bij een bedrijfsongeval.
In dit getuigenis van mei 1967 tijdens het Pinksterweekend van de “Zoekende Kerk” in Drongen, legt hij uit waarom hij is gaan werken. De oorspronkelijke tekst is enigszins aangepast om de leesbaarheid te vergroten.

Als ik eraan terugdenk hoe ik op de gedachte gekomen ben te gaan werken, moet ik toegeven dat het eerste wat me heeft aangetrokken de realiteit was van de ontkerstenden in de grootstad. Pas daarna heb ik langs pater Bellens en het wijkwerk de voorkeur voor de armen, de kleine man, leren ontdekken als een diepevangelische voorkeur.

 

Toen ik voor dat milieu gekozen had, stelde ik me de vraag: wat moeten we daar eigenlijk gaan doen? Het antwoord is natuurlijk: het rijk Gods vestigen, de blijde boodschap brengen.

Ik bedacht toen: de kern van het rijk Gods is de liefde, dus het begin en het einde van het apostolaat moet de liefde zelf zijn. We moeten niet op de eerste plaats Gods heilsgeschiedenis verkondigen, maar eerst en vooral zelf een stukje heilsgeschiedenis worden. De kerk moet in ons worden: de tastbaarheid van Gods liefde voor deze concrete wereld van nu.

De enige manier nu om die massa van de armen, van de kerk vervreemden echt te benaderen, te beminnen, is een van hen te worden (zoals Christus het ons voordeed): dus we moeten gaan werken zoals zij, machteloos worden zoals zij. Dit laatste leerde ik ontdekken toen ik werd afgedankt en Br., een van de armsten, me zei: “Gied, als ge nog eens in de miserie zit, dan kunt ge altijd op mij rekenen, ge komt bij mij wonen tot ge weer werk hebt gevonden.” Nu was ik voor hem echt toegankelijk geworden omdat ik hetzelfde lot onderging als zo velen van hen.

 

Dit is de reden waarom Christus de kleinste is willen worden: anders konden de kleinen hem niet echt beminnen. Wie zich verheft boven een ander kan niet echt bemind worden.

 

Een andere grote drijfveer die me tot dit leven dreef was een groot verlangen naar God; en God, vermoedde ik, was enkel te ontmoeten in de realiteit van de wereld van nu, bij voorkeur onder de armsten. Hij is niet te ontmoeten in artificiële kaders maar Hij is daar waar de wereld moet verlost worden, daar is Hij zeker tegenwoordig, en Hij leeft in de vriendschap die we geven maar vooral krijgen van al die mensen waartussen we gaan leven.

 

Nadien zijn er motieven bijgekomen, vanuit het leven zelf, die mij er nog meer aan binden.

Ten eerste een grote bekommernis om de kerk: als we ons de grote paradox realiseren dat voor de armen de blijde boodschap bestemd is en dat ze die niet krijgen ondanks de edelmoedigheid van vele priesters, dan mag ons dat geen rust meer laten; het gaat hier om het leven en de dood van de kerk. Ik meen dat de kerk het evangelie moet krijgen van de armen, de kleinen.
Als we lezen in het evangelie: “Het rijk Gods is onder u, want aan de armen wordt de blijde boodschap verkondigd”, is de cruciale vraag die wij ons als kerk moeten stellen: als het evangelie niet meer aan de armen wordt verkondigd, is dan het rijk Gods nog wel onder ons?

Een tweede motief dat me bindt aan de mensen waarmee ik nu werk, is de ontdekking van de sociale onrechtvaardigheid in al haar concrete aspecten. De kerk is nog altijd aan de kapitalisten gecompromitteerd en dat moet veranderen; ze moet het wagen zich in te zetten voor de klasse van de sociaal kleineren.

Ten derde: ik heb sommige aspecten van het priesterschap hier leren begrijpen. Zo bijvoorbeeld de tekst van de goede herder: “Ik ken de mijnen en de mijnen kennen mij.” Dat kan ik in dit leven reëel beleven.

 

Tenslotte, en dit bindt me nog het meest aan dit leven en vat al de rest samen:

omdat ik heel concreet vriendschap heb gesloten met die armen, die arbeiders, de kleine man, die zich verlaten voelen door de kerk, door hun herders;

omdat ik vriendschap heb gesloten met die armsten onder hen, moslims of orthodoxen of ontwortelden, met die negen die afgedankt werden vorige week;

en omdat ik langs die concrete mensen verbonden ben met heel de massa van de armen, kleinen, ontkerstenden;

vermits die concrete, totale vriendschap, volgens mij, voor mij, de enige echte, soms moeizame maar zeer troostvolle weg is waarlangs het rijk Gods groeit in deze wereld van nu;

kan en mag ik niet meer terugkomen op mijn keuze van priester-arbeider.

 

Bekijk alle artikelen van Cardorner

Deel