Teksten van Jeroen Nadal

Teksten van Jeroen Nadal

Contemplatief in de actie

Contemplatief in de actie

We weten dat vader Ignatius van God de uitzonderlijke genade ontving zich vrij te verheffen tot de beschouwing van de allerheiligste Drie-eenheid en in haar te rusten. Op sommige momenten werd hij door de genade gestuwd tot de contemplatie van de Triniteit in haar geheel; hij werd in haar binnengeleid en met heel zijn hart met haar verenigd met intense gevoelens van devotie en veel geestelijke smaak. Op andere momenten contempleerde hij de Vader, dan weer de Zoon, dan weer de Heilige Geest. Dit gebed werd hem vaak gegeven op verschillende momenten van zijn leven, maar vooral (laten we zeggen op heel uitzonderlijke wijze) tijdens de laatste jaren van zijn aardse pelgrimstocht.

Door een uitzonderlijk voorrecht beleefde vader Ignatius deze manier van bidden op een heel bijzondere manier. Daarenboven voelde en contempleerde hij als het ware de aanwezigheid van God en de smaak van het geestelijke in alle dingen, in al zijn handelingen en gesprekken. Hij was met andere woorden contemplatief in de actie zelf. De manier waarop hijzelf dat meestal uitdrukte was: “Men moet God vinden in alle dingen.”

Waarlijk, wij hebben gezien hoe deze genade en dit licht in zijn ziel zich uitten in een soort verhevenheid van zijn gelaat en in de helderheid en zekerheid van zijn handelen in Christus – tot grote bewondering van ons allemaal en tot grote vertroosting van ons hart. En wij hebben ik weet niet welk deel van deze genade als voelen overvloeien in onszelf.

Wij zijn er bijgevolg van overtuigd dat wat volgens ons een voorrecht was dat aan vader Ignatius verleend werd, ook aan de hele Sociëteit gegeven is. Wij stellen ons vertrouwen op deze genade van gebed en contemplatie die aan ons allemaal wordt meegedeeld en beschouwen ze als verbonden met onze roeping.

Laten we daarom de volmaaktheid van ons gebed zoeken in de beschouwing van de Drie-eenheid, in de liefde en de zorg voor de naaste, en het zich laten uitstrekken tot de medemens door het dienstwerk dat ons eigen is. Dit dienstwerk plaatsen wij graag boven de gevoelens en de smaak die wij vinden in het gebed.

Aantekeningen bij het Examen Generale (blz. 221-222)

 De dood van vader Ignatius

Vader Ignatius is ontslapen in de Heer op vrijdag 31 juli 1556 bij zonsopgang, op de leeftijd van 64 jaar, zestien jaar na de stichting van de Sociëteit. Ik was zelf in Simanca, in Spanje. Toen ik het vernam – in Valladolid in de maand september – was dat eerst met droefheid. Maar deze droefheid maakte meteen plaats voor een zekere geestkracht en jubel, enz.

In de dood van vader Ignatius is iets buitengewoon nederigs. Hij is gestorven als iemand die zichzelf totaal zou vergeten en vergeten zou worden door al de anderen. Zo laat Christus ons verstaan wat voor een aanvoerder wij hadden en altijd zullen moeten hebben, namelijk Christus in de persoon van onze Generaal.

Geestelijk dagboek, 310 (blz. 120-121)

 

De Geestelijke Oefeningen

God heeft de Geestelijke Oefeningen een bewonderenswaardige werkzaamheid gegeven. De voornaamste oorzaak daarvan is, zoals bij alles wat God doet, de goddelijke wil. God verleent woorden immers de werkzaamheid die Hij wil en openbaart zo zijn macht. Dat blijkt uit de rede van de heilige Stefanus: die bevat zo goed als niets wat ook niet elders in de Schrift voorkomt, en toch moeten we vaststellen dat ze een wonderbaarlijke werkzaamheid had – wat we alleen maar kunnen uitleggen door de wil van God. Zo is het ook met de Geestelijke Oefeningen: ze bevatten bijna niets wat ook niet in andere boeken staat, maar het is aan de wil van God dat ze de werkzaamheid ontlenen die wij vaststellen.

Onderrichtingen over het gebed, Spanje, 1554 (blz. 57-58)

 

Langs de deur van de ander binnengaan

In geestelijke gesprekken moet men er zorgvuldig over waken een onderwerp te kiezen dat het mogelijk maakt op het gewenste ogenblik over het heil van de gesprekspartner te spreken. Vader Ignatius legde deze aanpak gewoonlijk uit in het Spaans: “entrar con la dellos y sallir con la nuestra” – dat wil zeggen: je benadert de anderen door je in te leven in hun zienswijze, maar komt toch uit bij de onze. Hij zei inderdaad dat men niet meteen moet beginnen over de zonden, de deugden, de mysteries van Christus, van zijn leven en zijn dood, want dan bestaat het gevaar dat onze misplaatste ijver de anderen van ons verwijdert nog voordat ze ons gehoor hebben gegeven. Zo bereikt men alleen dat ze weigeren te luisteren. En zelfs als ze naar ons willen luisteren, moeten we niet meteen een afkeer van de zonden willen opwekken. Nadat men het over menselijke en politieke onderwerpen gehad heeft, praat men eerst over de grote daden van de heiligen, over het leven van Christus, zijn leer, zijn dood, zijn deugden – vandaar gaat met over naar de afkeer van de zonden in het algemeen. En men moet niet over iemands persoonlijke zonden beginnen, tenzij de ander zelf een geschikt aangrijpingspunt aanreikt.

 Commentaar op de Constituties (blz. 264-265)

 

Manier van handelen

Dit is de manier van handelen in de Sociëteit, versta ze goed! Ik ben voor een tijdje thuis. Ik wijd me aan het gebed en aan de andere goede oefeningen die in de Sociëteit gebruikelijk zijn. Hier wapen ik me om de demonen en ondeugden te gaan bestrijden. Vervolgens ga ik met de studenten spreken, of biecht horen, of preken, of gelijk welk dienstwerk verrichten voor de vooruitgang van de zielen. Ik probeer ze beter te maken, ze te brengen tot de liefde tot God, tot de hervorming van hun leven. Vermits ik dat doe voor de eer van God met de genade die Hij me geeft, vermits ik doe wat mijn taak is, volbreng ik een werk van grote liefde tot de medemens overeenkomstig mijn roeping. Wanneer ik dan gewerkt heb om de Heer te dienen, zal ik daarna meer voordeel halen uit mijn gebed. En het gevolg van mijn grotere vooruitgang is dat ik mij met meer ijver inspan, zuiverder gericht ben op de grotere eer van God onze Heer, met meer vrucht voor de zielen, met meer liefde.

Dat is, zoals ik meestal zeg, de cirkel die in het dienstwerk van de Sociëteit tot stand komt. Wat jullie doen voor de medemens en jullie manier om God in de medemens te dienen helpt jullie meer bij het gebed en de bezigheden thuis. Die grotere hulp maakt dat jullie je daarna met meer moed en meer vrucht inzetten voor de medemens. Zo draagt vaak de ene oefening bij tot de andere, en omgekeerd. Zo gaat men in alles van goed naar beter, in de beoefening van de deugden, in de dienst van God. Elke dag zoekt men met meer ijver de eer van de eeuwige Goedheid, die het einddoel is van ons Instituut. Moge de Heer u die genade geven. Amen.

 Spirituele conferenties, Alcalá, 1561 (blz. 313-314)

 uit: Jérôme Nadal, Contemplatif dans l’action. Écrits spirituels ignatiens (Collection Christus 81), Paris, Desclée de Brouwer, 1994 (verwijzing naar bladzijde in deze uitgave)

vertaling: Pieter-Paul Lembrechts S.J.

Bekijk alle artikelen van Cardorner

Deel