door Jan Ros S.J.
door Jan Ros S.J.
De Priester en zijn Kruis
’t Is maar een oud vernikkeld kruis
Het staat daar tussen brieven, kranten,
Wild over zijn bureau verspreid;
Het is reeds lang zijn scherpe kanten
Aan doornenkroon en nagels kwijt.
’t Is maar een oud vernikkeld kruis
Maar het weet van vijftien, twintig jaren
Van priesterleven; het eerste vuur,
De vreugde, zorgen, pijn, gevaren;
’t Was deelgenoot in ’t zwaarste uur:
Zó vaak en vast omhulde het zijn vuist.
’t Is maar een oud vernikkeld kruis
En druk gevuld zijn priesterdagen;
Geen tijd één blik op ’t kruis te slaan,
Soms wekenlang, en stof beslagen
Bleef het vergeten vóór hem staan.
’t Is maar een oud vernikkeld kruis
Hij preekt, bemoedigt, geeft zijn leven,
Bekeert, praat, zwerft door slop en steeg
Gehaast; – totdat hij stilstaat even:
“Hoe zonder ’t kruis is alles leeg;
Mijn God, hoe heb ik uw kruis verguisd!”
’t Is maar een oud vernikkeld kruis
Waartoe hij télkens wederkeerde;
Zichzelf en God vond hij er terug;
Ondank, angst, mislukking – hij leerde
Ze er dragen, als Kruis op eígen rug.
’t Is maar een oud vernikkeld kruis
Niet meer bestoft nu, reeds in blijde
Troostvolle verrijzenisglans,
Ziet hij zijn Heer de armen spreiden:
Sinds Christus’ Kruis is het zíjne thans!
Zijn “bron van troost” is dit oud vernikkeld Kruis.
Pater Jan Ros S.J. leefde van 1900 tot 1965 en was van het intredejaar 1920. Hij was leraar Grieks en Latijn en later hoogleraar Grieks aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Voor het maandblad Streven schreef hij toneelkritieken. Pater Ros gaf dit gedicht in 1955 aan medebroeder Eddy van der Ven S.J. bij gelegenheid van zijn zilveren priesterfeest. De redactie van Cardoner vermoedt dat Jan Ros het zelf geschreven heeft en dat het niet eerder werd gepubliceerd.
Jonge jezuïeten krijgen bij het afleggen van hun eerste geloften een vernikkeld geloftenkruis.
Bekijk alle artikelen van Cardorner