door Mark Rotsaert S.J.
door Mark Rotsaert S.J.
Pierre Favre is voor veel geestelijke begeleiders een inspirerend voorbeeld. Van hem is een groot aantal brieven bewaard gebleven – een unieke bron om deze jezuïet beter te leren kennen. Pater Mark Rotsaert opent deze brieven voor ons in twee bijdragen.
De jezuïet Pierre Favre werd door paus Franciscus heilig verklaard in 2013. Van Favre is vooral zijn geestelijk dagboek, zijn Memoriale, bekend dat in de tweede helft van de 20e eeuw in verschillende talen werd vertaald. In 2017 verscheen voor het eerst een boek met alle bekende brieven van Favre in het Frans*.
Pierre Favre werd geboren in 1506 in Villaret, een gehucht in de Haute-Savoie. In 1525 trekt hij naar Parijs om er filosofie en theologie te studeren. Hij neemt zijn intrek in het collège Sainte-Barbe, waar hij de kamer deelt met Franciscus Xaverius. Wanneer Ignatius van Loyola in 1528 terugkeert naar Parijs vanuit Spanje om er zijn studies af te ronden, wordt hij in 1529 kamergenoot van Favre en Xaverius. Favre wordt zijn studiebegeleider en dus in zekere zin zijn leermeester. Al vlug ontstaat er een diepe vriendschap tussen hen. Ignatius is dan al een meester in geestelijke zaken. Favre opent zijn ziel voor Ignatius die zijn geestelijke begeleider wordt. Ignatius zal hem leren omgaan met zijn innerlijke bewegingen, vooral met zijn scrupules, en zo wordt Favre zelf een zeer gezochte geestelijke begeleider. Later zal Ignatius zeggen dat van de eerste groep vrienden rond hem in Parijs, Pierre Favre degene is die het best de Geestelijke Oefeningen geeft.
In een eerste periode (1539-1540) is Favre werkzaam in Parma, in Italië. Het geven van de Geestelijke Oefeningen komt in verschillende brieven ter sprake. Zo schrijft hij aan Ignatius: “Ik geef de Oefeningen aan twee belangrijke heren uit de streek. Twee adellijke dames gaan elke zondag te communie, zoals nog meer adellijke dames uit de stad. De meesten van hen hebben de Oefeningen gedaan met veel vrucht” [3]. Aan Xaverius en Pietro Codazzo, secretaris van Ignatius, schrijft hij: “Wat de Oefeningen betreft, hebben we niets bijzonders te melden, tenzij dat een groot aantal de Oefeningen geven; we weten niet precies hoeveel. Iedereen wil de Oefeningen doen, mannen zowel als vrouwen. Zodra een priester ze gedaan heeft, begint hij ze te geven aan anderen” [4]. Uit een andere brief aan Ignatius en diens secretaris:
Parochiepriesters geven de Oefeningen aan gelovigen uit hun parochie. In het begin, toen we in Parma aankwamen, hebben we de geboden uitgelegd. Sindsdien hebben ze zulke vorderingen gemaakt dankzij mannen en vrouwen, die de Oefeningen hebben gedaan, en dankzij de schoolmeesters, die de Oefeningen van de Eerste Week hebben gegeven aan grote groepen leerlingen (…). Alle priesters, die dankzij de Oefeningen de beslissing hebben genomen een eerlijk leven te leiden, volharden erin [7].
In oktober 1540 krijgt Favre van paus Paulus III het bevel om Doctor Pedro Ortiz, ambassadeur van keizer Karel, te vergezellen naar Spanje. Maar de reis is nog maar net begonnen of er komt een tegenbericht: Ortiz moet de keizer vertegenwoordigen op het Colloquium van Worms. In Worms wordt Favre voor het eerst geconfronteerd met de ravage die het protestantisme in Duitsland veroorzaakt. In een eerste brief aan Ignatius schrijft hij: “Morgen heb ik een afspraak met een deken uit de stad om de Oefeningen te beginnen. Hij was lange tijd vicaris-generaal en inquisiteur. Hij heeft ontslag genomen, omdat hij niet langer ziet hoe zijn pastoraal ministerie voort te zetten bij mensen die spiritueel al dood zijn…” [9]. Enkele dagen later schrijft hij:
Ik heb u in een andere brief geschreven over een deken die dienst doet als bisschop, hier in Worms, maar die momenteel heeft afgezien van zijn pastorale taak, omdat hij niet langer ziet hoe die taak uit te oefenen in deze hachelijke tijden. Hij doet de Oefeningen. Deze middag heeft hij me gezegd dat twee andere personen de Oefeningen willen doen. Vandaag heeft de blinde Doctor gesproken met een andere deken van de kathedraal opdat hij de Oefeningen zou doen, wat hij van harte beloofd heeft. [11]
In een volgende brief lezen we: “Mijn retraitant, de deken van Sint-Martinus, maakt dag na dag goede vorderingen, maar hij kan niet wachten om ook andere mensen uit zijn kennissenkring aan te moedigen ook de Oefeningen te doen” [12]. Favre vindt dat de officiële gesprekken tussen katholieken en protestanten de verkeerde kant opgaan. Iedereen verhardt zijn standpunt en niemand luistert echt naar de ander. Je moet op een andere manier met protestanten omgaan. Favre wil zelf graag spreken met Melanchton, een luthers gezinde hervormer, maar dat ligt buiten zijn opdracht en gaat dus niet door. Hij zal dat een gemiste kans blijven vinden.
Wanneer het Colloquium in Worms afgelopen is, vertrekt Favre naar Speyer waar hij een ietwat stevigere katholieke gemeenschap vindt. Ook nu informeert hij Ignatius over zijn spirituele activiteiten, waarbij hij hetzelfde schema volgt als elders. Hij spreekt priesters en hooggeplaatsten aan om de Oefeningen te doen, en mond aan mond reclame doet de rest. Vooraleer Worms te verlaten heeft hij nog een gesprek met Johann Cochlaeus, een bekende theoloog, die afgesproken had de Oefeningen te doen. De Oefeningen zijn nog maar net begonnen of Favre moet vertrekken, dus geeft hij maar een uiteenzetting over het verschil tussen “dingen weten” en “dingen geestelijk aanvoelen”. De theoloog zei toen met een blije glimlach: “Wat ben ik gelukkig dat ik eindelijk meesters in het affectieve leven heb gevonden” [13]. Maar wegens ziekte van de keizer moet Favre iets langer in Speyer blijven. Hij schrijft aan Ignatius:
Dankzij dat onverwachte oponthoud ben ik begonnen de Oefeningen te geven aan de vicaris-generaal van de stad. We zullen tenminste het deel over de ‘examens’ kunnen afronden. Het is iemand met cultuur en gezond verstand; hij zou willen dat ik blijf. Gisteren heeft de bisschop zelf me beloofd de Oefeningen te doen in Regensburg, waar hij verwacht wordt als prins van Duitsland. Ook Doctor Cochlaeus zal de Oefeningen voortzetten in Regensburg. [14]
In februari 1542 komt Favre aan in Regensburg waar de Rijksdag moet plaatsvinden. Ook de keizer is er en Doctor Ortiz, van wie Favre de geestelijke leidsman is tijdens zijn verplaatsingen in Duitsland. Hij heeft niet de zending om op een of andere manier als theoloog te interveniëren in officiële gesprekken of discussies, wat hem de mogelijkheid geeft om zijn roeping als apostel van de Oefeningen voort te zetten. Hij brengt Ignatius op de hoogte van zijn activiteiten en vooral van het geven van de Oefeningen:
Het is al elf dagen geleden dat ik begonnen ben met het geven van de Oefeningen aan de plaatselijke bisschop, op zijn uitdrukkelijk verzoek. Hij heeft nu al de oefeningen van de Eerste Week beëindigd, met meer voordeel dan te beschrijven valt […]. Veel belangrijke personen hebben me benaderd, spontaan of op aanraden van Doctor Ortiz […]. De Doctor spoort velen aan om te biechten en om de Oefeningen te doen. [15]
Het is duidelijk dat Favre zich beweegt in hogere kerkelijke en wereldlijke kringen. Hij is vooral in contact met mensen die, na de Oefeningen te hebben gedaan, in staat zijn anderen ertoe aan te zetten. Met gewone Duitse burgers heeft hij nauwelijks contact omwille van de taal. Met academici en hooggeplaatste kerkelijke geestelijken spreekt hij Latijn. In een brief aan Ignatius:
Niets bijzonders te melden, tenzij dat ik gisteren begonnen ben de Oefeningen te geven aan iemand van het hof van Zijne Majesteit, een doctor in de rechten, een belangrijk iemand. Deze morgen startte ik ook met de ambassadeur van Portugal, die zich spontaan kwam aanmelden. Hij vroeg me hem dagelijks één tot twee uren te reserveren en dit vanaf maandag. [16]
Uit zijn brieven zou je de indruk kunnen krijgen dat Favre graag in de verf zet dat hij met belangrijke personen omgaat; hij vraagt Ignatius echter uitdrukkelijk geen namen van zijn retraitanten bekend te maken. Hij heeft ook geestelijke gesprekken met veel mensen en onnoemelijk velen komen bij hem biechten. Biecht en eucharistie staan in het centrum van zijn pastorale zorg. Preken doet hij maar weinig want hij vindt dat hij daarvoor niet in de wieg is gelegd. Maar hij heeft handen tekort om op alle aanvragen te kunnen ingaan, en daarom vraagt hij Ignatius meer jezuïeten naar Duitsland te sturen. Hij is ervan overtuigd dat “men” in Rome niet weet wat er in de Duitse kerk aan de hand is. Hij spoort Ignatius aan de Confessio Augustana van Melanchton te lezen, of een ander werk, bijvoorbeeld van Luther, om beter te begrijpen welke noden en apostolische mogelijkheden er in Duitsland zijn.
Hij schrijft vanuit Regensburg dat het aantal mensen, dat de Oefeningen met hem zou willen doen, zo groot is dat hij er voltijds mee bezig zou kunnen zijn. Aan het keizerlijk hof was er een zekere Juan Rodrigues de Figueroa die meer dan achttien jaar inquisiteur was in Toledo. Hij had in 1526 en 1527 een oordeel moeten geven over Ignatius toen hij ervan verdacht werd een alumbrado te zijn, dat wil zeggen iemand die zich erop beriep door de Heilige Geest “verlicht” te zijn. Favre schrijft over hem:
Je kunt je wel inbeelden dat, indien de inquisitie van Toledo enig wantrouwen zou hebben gehad of slechte informaties over ons had, deze heer, die goed op de hoogte was van onze zaken, mij niet zou gekozen hebben als zijn biechtvader. Figueroa is één van mijn trouwe bezoekers. Hij kent ons beter dan anderen daar hij, jaren geleden, Ignatius’ opvattingen heeft onderzocht. [21]
Inderdaad, een merkwaardig verhaal.
Om dit deel over het eerste verblijf van Favre in Duitsland af te sluiten, dit iets langere uittreksel uit een brief van 28 mei 1541 uit Regensburg, gericht aan Ignatius:
Wat mijn priesterlijk ministerie betreft, kan ik u in alle eerlijkheid zeggen dat, waren we hier met tien paters van onze Sociëteit, we allen volgens onze roeping veel werk zouden hebben (…). Maar daar ik niet weet hoe lang we nog in dit arme land zullen blijven (…) geef ik prioriteit aan het geven van de Oefeningen aan Duitsers. En ik reken veel op Doctor Cochlaeus van wie ik veel vruchten verwacht in God onze Heer. Hij heeft, tot grote voldoening, de bisschop van Meissen begeleid tot aan de algemene biecht, het einde van de Eerste Week. Ook de Doctor uit Schotland heeft drie andere personen begeleid tot aan de biecht, namelijk de bisschop van Speyer, een dokter en een priester […]. Don Sancho de Castillo, mijn eerste retraitant aan het hof, begeleidt twee Spaanse heren. [25]
Eind juli 1541 verlaat Favre Regensburg om samen met Doctor Ortiz en heel zijn huishouding naar Spanje te gaan, waar Ortiz zich – eindelijk – met zijn parochie in Galapagar zal bezighouden. Drie maanden later komen ze aan in Madrid. Ook Favre zal zich in Galapagar vestigen, een kleine stad ten noordwesten van Madrid. Uit die periode van oktober 1541 tot maart 1542 zijn er slechts zeven brieven bewaard gebleven waarin hij een andere toon laat weerklinken. Favre wil Ignatius duidelijk maken hoe vruchtbaar het klimaat er voor de Sociëteit en haar apostolische werkzaamheden is. Overal wordt hij goed ontvangen. Hij legt vele contacten, vooral in Castilië. In een brief aan de jezuïeten in Rome schrijft hij:
Ik blijf hier vruchten voortbrengen op drie manieren: door aan kinderen de grondslagen van het christelijk geloof uit te leggen, door aan verantwoordelijken de Oefeningen te geven, vooral aan een licentiaat, de vicaris van Doctor Ortiz, en aan een andere priester uit het hof van de Doctor, en ten derde, doordat ik er elke zondag en op feestdagen preek voor het volk. [33]
Ondanks dit gunstiger Spaans klimaat, blijft Favres hart in Duitsland. In Spanje heeft hij geen problemen met de taal en kan hij preken zonder vertaler, maar ook hier toont hij zich geen grote predikant. De vele voorbeelden van wie allemaal de Oefeningen doen, zoals in Duitsland, ontbreken hier.
Als een donderslag bij heldere hemel ontvangt Favre in december 1541 een brief van kardinaal Alexander Farnese, die hem, in opdracht van paus Paulus III en in naam van de heilige gehoorzaamheid, gebiedt zich onmiddellijk bij Giovanni Morone, bisschop van Modena, te voegen. Morone wordt naar Duitsland gestuurd als pauselijk legaat om te bemiddelen tussen katholieken en protestanten. Alfonso Álvaro en Juan de Aragón, twee aalmoezeniers van de infantes (de dochters van keizer Karel) die Favre aan het hof had ontmoet, gaan met hem mee. Ze willen zich bekwamen in het geven van de Oefeningen en ze verlangen jezuïet te worden. Favre wordt in zekere zin hun novicemeester. Overal waar Favre komt, probeert hij zoveel mogelijk de familie van medebroeders of van weldoeners te bezoeken. Favre verlaat Galapagar en Doctor Ortiz en staat nu ten dienste van Morone, de pauselijke legaat.
Vanaf april 1542 verblijft Favre vijf maanden in Speyer, een stad die hem niet onbekend is en waar velen zich verheugen dat hij terug is. Tijdens zijn reis door Duitsland schrikt hij van het grote aantal plaatsen waar geen katholieke priester meer is, of slechts één voor een groot gebied. Omdat de pauselijke legaat nog niet is aangekomen, mag Favre doen wat hij denkt dat het nuttigst is. In een brief aan Ignatius schrijft hij:
Ik ga hier in Speyer niet zitten niets doen. Trouwens die twee heren, de aalmoezeniers van de infantes die me gevolgd zijn vanuit Galapagar, zijn acht dagen geleden met de Oefeningen begonnen. (…) De vicaris-generaal is met de Oefeningen begonnen met de bedoeling om zijn algemene biecht bij mij te doen. Ook Otto Truchsess (n.v.d.v., pauselijk legaat) is met de Oefeningen begonnen [38].
In de brieven die volgen zal Favre regelmatig trouw rapporteren over zijn werk met de Oefeningen. Maar in deze tweede periode in Duitsland komen in zijn brieven ook andere aspecten naar voren, vooral de vriendschap met de prior van de kartuizers in Keulen, Gerhard Kalckbrenner, met Peter Canisius en met pater Diego Laínez, een compagnon uit de eerste vriendengroep rond Ignatius in Parijs. Onder meer over deze vriendschappen zal te lezen zijn in een volgend nummer van Cardoner.
Vanaf begin november 1542 is Favre in Mainz, op vraag van kardinaal Albrecht van Brandenburg. Vanuit deze stad schrijft hij aan Ignatius:
Hier aangekomen hebben we geestelijke gesprekken gevoerd en afspraken gemaakt voor de Oefeningen. Vier of vijf dagen geleden ben ik met een belangrijke geestelijke van de hoofdkerk met de Oefeningen begonnen. Hij zit vol goede bedoelingen en wil vooruitgang maken. Hij zei me dat Onze Heer mij naar Duitsland had gestuurd voor zijn zielenheil. Een andere priester, een zielenherder, heeft beloofd de Oefeningen te doen. Ikzelf ben vandaag begonnen met de Oefeningen te geven aan twee bisschoppen afzonderlijk (…). Ik verwacht van deze twee bisschoppen een groot goed, zoals ik in Duitsland nog niet gezien heb. [46]
In een volgende brief lezen we:
Ik heb u al geschreven over die twee bisschoppen die de Oefeningen doen. Elk van hen heeft zijn algemene biecht gesproken en is nu begonnen met het contempleren van het leven van Christus, volgens de voorgeschreven methode (…). Meester Juan de Aragón is begonnen met het geven van de Oefeningen aan een eenvoudige parochiepriester, die ook zijn algemene biecht gesproken heeft en nu het leven van Christus contempleert (…). Twee anderen zijn met mij de Oefeningen begonnen, een ander heeft beloofd ze te doen. [47]
Vanaf eind augustus 1543 is Favre in Keulen. Tot zijn ontzetting verneemt hij dat aartsbisschop Hermann von Wied het Lutherse gedachtegoed in zijn pastoraat probeert binnen te brengen. Hij schrijft hierover een lange brief aan pauselijke legaat Morone en dringt erop aan dat deze de keizer beweegt om in te grijpen. Maar ook in Keulen gaat het werk van de Oefeningen verder. Zo bericht hij Ignatius:
Eén van de personen, van wie ik u liet weten dat hij de Oefeningen zou doen, is ermee begonnen. Hij haalde groot voordeel uit zijn algemene biecht, tot voldoening van zijn ziel en de mijne. Een andere persoon is klaar om vandaag of morgen met de Oefeningen te beginnen,. Een derde heeft aan zijn moeder, een rijke weduwe, de toelating gevraagd om de Oefeningen te mogen doen in afzondering. We mogen God onze Heer dankbaar zijn dat zij de zaak niet bemoeilijkt, maar integendeel vergemakkelijkt. Haar zoon heeft ook een som geld gekregen voor werken van barmhartigheid. [56]
Maar opnieuw wordt Favre gevraagd om te vertrekken. Ignatius stuurt hem naar Spanje en Portugal. Op weg naar Antwerpen om er in te schepen, bezoekt hij in Leuven de jezuïeten die worden begeleid door Corneel Wischaven, deken van de Sint-Pieterskerk. Wischaven zal later zelf jezuïet worden. Hij zal naar Sicilië gezonden worden om er de eerste “officiële” novicemeester van de Sociëteit te worden. De meeste studenten in dit huis zijn Spanjaarden die in Parijs studeerden, maar in 1542 Frankrijk moesten verlaten omwille van de oorlog tussen Keizer Karel en Frans I van Frankrijk. In de Lage Landen die onder keizerlijk gezag stonden, vonden ze, in Leuven, een huis en een universiteit. Favre was waarschijnlijk iets meer dan twee maanden in Leuven, van 19 oktober 1543 tot 8 januari 1544. In Leuven wordt duidelijk wat al eerder aan het groeien was: Favre weet om te gaan met kandidaten. Hij wordt door hen ook graag gezien.
Even terug naar Spanje. Vanuit Galapagar waren twee aalmoezeniers van de infantes Favre gevolgd naar Duitsland. Ze verlangden de Oefeningen te doen onder leiding van Favre en wilden intreden in de Sociëteit. In een aantal brieven beschrijft Favre hoe ver ze staan met de Oefeningen en hoe ze de “experimenten” (een soort stages) van het noviciaat doorstaan, vooral de bedevaarten die ze zonder geld moesten ondernemen. In 1542 heeft hij in Mainz een ontmoeting met Peter Canisius die hij met succes overtuigt om onder zijn leiding de Oefeningen te doen. De twee worden zeer goede vrienden.
Vanuit Leuven stuurt Favre een groep jonge jezuïeten en kandidaat-jezuïeten naar Portugal voor hun verdere vorming. In een brief aan Simon Rodrigues, lid van de eerste vriendengroep van Ignatius in Parijs en provinciaal van Portugal, schrijft hij:
Je zult wat werk hebben met de groep jongeren die ik naar Portugal stuur. Misschien zul je vinden dat wat ik stuur niet altijd van goede kwaliteit is. Maar eerst en vooral zullen ze de Oefeningen doen en daar zullen we zien welke de ingesteldheid is van eenieder. De reden waarom ik u zoveel jongeren stuur, is dat ik verlang dat hier zoveel mogelijk medewerkers zouden zijn die de taal van hier spreken. Daarom smeek ik u, om de liefde van Christus onze Heer, dat u elk van hen zou liefhebben om wie hij is. Ze zijn nog niet in staat de Geest te onderscheiden die hen bezoekt of hem vast te houden wanneer ze hem hebben ontvangen. Het zal dus nodig zijn om met hen in de diepte te werken opdat ze zouden kunnen beslissen om zonder reserve vol te houden (in hun roeping). U zult ook moeten onderzoeken wie, volgens u, meer studie nodig heeft en wie minder of wie er helemaal geen behoefte aan heeft. [60]
Deze paragraaf zegt niet alleen iets over de jongeren die Favre naar Portugal stuurt, maar ook over de spirituele zorg die Favre aan die jongeren besteedt.
In een brief aan Franciscus Xaverius, twee weken na de vorige brief aan Rodrigues, beschrijft Favre de vruchten van zijn apostolisch werk in Leuven:
U zult wel langs andere brieven vernomen hebben welk bruisend spiritueel resultaat mijn kort verblijf in Leuven heeft gehad. Wanneer men in Leuven vernomen heeft dat wij allen zouden vertrekken, hebben sommige studenten mij willen volgen. Op de eerste plaats Meester Pieter de Smet baccalaureus in de theologie. Acht andere studenten hebben alles losgelaten en willen Leuven verlaten om mij te volgen waarheen het ook moge zijn. Vijf van hen zijn meester in de filosofie, een andere is baccalaureus in de theologie, nog een ander is professor in moraal (…). De anderen die nog geen meester zijn, zijn allen goede latinisten (…). We moeten Jezus Christus loven om de grote vertroosting die elk van hen ervaren heeft in de heilige Geest om hun roeping. Allen hebben hun biecht gesproken en hebben de communie ontvangen op het feest van Drie Koningen. Elk van hen heeft zijn hart voor mij geopend en met grote aandacht naar mijn woorden geluisterd. [61]
Uiteraard zijn er ook problemen in de kleine gemeenschap en zijn er jongeren die na enige tijd afhaken. Uiteindelijk zullen er acht naar Antwerpen gaan om in te schepen voor Portugal. Favre zelf zal vanuit Veere in Zeeland naar Portugal reizen. Hij vertrekt op 12 juli 1544 en komt aan in Lissabon op 24 augustus.
De jezuïetenprovincie Portugal, de eerste provincie van de Sociëteit van Jezus, is in volle crisis wanneer Favre aankomt. De aanleiding is de spirituele overacting van de jonge jezuïeten in het grote vormingshuis in Coimbra. Ze bidden uren per dag en voeren extreme geselpraktijken en strenge vasten in. Zaken die Ignatius voor de orde niet wilde. In Rome, maar ook in Portugal zelf, maakt men zich grote zorgen over die situatie in Coimbra. Maar provinciaal Simon Rodrigues heeft er geen problemen mee; hij laat betijen. Favre is op de hoogte van de situatie maar laat daar in zijn brieven nauwelijks iets van merken.
Tussen december 1544 en half januari 1546, min of meer in één jaar tijd, schrijft hij de jonge jezuïeten in Coimbra drie brieven. In de eerste geeft hij zijn visie over wat blinde gehoorzaamheid voor de Sociëteit betekent. Ook met goede bedoelingen kun je verkeerde dingen doen. Maar nooit is er een expliciete verwijzing naar de situatie in Coimbra. Hij schrijft onder meer:
Het kan gebeuren dat iemand, die onder gehoorzaamheid leeft, iets wil ondernemen uit liefde en met het verlangen om (…) veel geestelijke vrucht voort te brengen, en dat de gehoorzaamheid hem iets anders beveelt, zonder ogenschijnlijke vruchten. Dan moet zo iemand bedenken dat hij geen gelofte heeft afgelegd om vruchten van liefde voort te brengen, maar om te gehoorzamen, en dat hij geen gelofte doet om zielen te sauveren volgens zijn eigen ideeën, maar om te doen wat de overste hem opdraagt te doen. [72]
In dezelfde brief geeft Favre een aantal handvatten om op een gezonde manier in gemeenschap te leven, zoals bijvoorbeeld:
Mocht het gebeuren dat de goede geest in de gemeenschap verzwakt, en dat de positieve mening over anderen, die we van bij het begin hadden, dreigt te verdwijnen, dan moeten we alles in het werk stellen om, door gebed en goede daden, die goede geest van het begin terug te vinden,. We moeten daarbij bedenken dat de schuld van die verzwakking misschien niet bij de anderen ligt maar bij onszelf (…). Mochten we, bij toeval, een ernstig tekort merken bij iemand uit de groep, dan moeten we toch onze welwillendheid, die we tot dan toe hadden, niet verliezen. We mogen niet toelaten dat er in ons hart verzuring of woede tegenover iemand ontstaat, want dan wordt ons geweten getroebleerd en wordt onze geest onrustig. [72]
De tweede brief aan de jezuïeten in Coimbra is een afscheidsbrief. Het is een brief vol liefde en tederheid waarvan de kern is: blijf in Christus geworteld. Hij smeekt allerlei zegeningen van God over hen af en belooft voor hen te bidden. Ook vraagt hij hen te bidden voor hem die het zo nodig heeft. Vanuit Coimbra vertrekt hij naar Valladolid in Spanje.
Begin 1546 verneemt hij dat paus Paulus III hem naar het Concilie van Trente zendt. Favre spoedt zich naar Rome waar hij op 1 augustus sterft, uitgeput van het vele reizen en het onophoudelijk apostolisch werk.
De hier samengebrachte brieven geven een boeiende inkijk in de jonge jezuïetenorde in de jaren 1540-46. Jezuïeten waren toen rondtrekkende missionarissen die een kerkhervorming, die op de eerste plaats stoelde op persoonlijke bekering, genegen waren. De Oefeningen waren daarbij het middel bij uitstek. De brieven geven een duidelijk beeld van Favre als onvermoeibare apostel van de Oefeningen in een, door opkomend protestantisme, verscheurd Duitsland. In verschillende brieven blijkt ook hoe fijngevoelig zijn bezorgdheid en zijn wijsheid waren bij de vorming van jonge jezuïeten. In een volgende bijdrage voor Cardoner, Brieven aan vrienden, wordt een menselijk en geestelijk portret van Favre geschetst.
*Saint Pierre Favre, Lettres et instructions – traduites, annotées et présentées par Pierre Emonet S.J.,
Lessius, Editions Jésuites 2017.
De brieven zijn genummerd van 1 tot 99.
In dit artikel wordt bij de letterlijk uit een brief overgenomen teksten, het nummer van de brief tussen haakjes aangegeven.
Mark Rotsaert heeft deze fragmenten in het Nederlands vertaald.