Ignatius’ bekering – een verborgen ontmoeting

Ignatius’ bekering – een verborgen ontmoeting

door Rob Faesen S.J.

door Rob Faesen S.J.

Ignatius werd een ander mens op zijn ziekbed door de ontmoeting met Christus. Wie nam het initiatief? De bekering van 500 jaar geleden wordt door de ignatiaanse familie wereldwijd gevierd: een kanonskogel velde Ignatius in mei 1521 en een eeuw later, in 1622, werd dezelfde Ignatius samen met Franciscus Xaverius heilig verklaard.  Cardoner wil daar samen met u bij stilstaan en vroeg aan Rob Faesen om Ignatius’ bekering toe te lichten.

De bekering van Ignatius in 1521

Het verhaal van de bekering van Ignatius van Loyola is goed gekend. Het begint in de periode dat hij nog zijn doopnaam Iñigo draagt, naar de lokale Baskische heilige Enneco. Hij is een jongeman afkomstig uit een familie van lagere adel, die desondanks zijn opvoeding ontvangt als page aan het hof van de thesaurier van de Spaanse koning Ferdinand en na diens dood aan het hof van de vicekoning van Navarra. De familie van Iñigo had duidelijk grootse plannen met de jongen. Als loyale hoveling neemt hij deel aan militaire expedities, en op een keer loopt het mis. In 1521, tijdens een veldslag tegen het Franse leger te Pamplona, raakt hij ernstig gewond aan het rechterbeen, wordt hij gevangengenomen door de Fransen, door hen verzorgd en naar huis gebracht. De verwonding vereist een lange convalescentie in Loyola. In die periode heeft er zich een innerlijke ommekeer voorgedaan in het leven van Iñigo. Voordien was hij weliswaar een gelovig christen, met een zekere devotie voor de heilige Maagd en voor de heilige Petrus, maar men zou hem populariter christianus kunnen noemen, een doorsnee christen. Het resultaat van de ommekeer in zijn leven houdt in dat hij zijn loyale dienst niet meer in functie van deze of gene profane machthebber stelt, maar wel radicaal in dienst van Jezus Christus. Zijn idolen zijn niet meer de helden uit de profane ridderepiek, maar wel de heiligen, de helden van radicale overgave en dienst aan Christus. Het leven van Iñigo wordt christocentrisch.

Vanwaar deze ommekeer? Wanneer jaren later pater Luis Gonçalvez da Câmara hem vraagt om zijn geestelijk levensverhaal te vertellen, heeft Ignatius de kern van de zaak enigszins ontweken en, op dit punt gekomen, handig de aandacht afgeleid door te verwijzen naar inwendige bewegingen die hij ondervond bij het lezen van een paar boeken: de Vita Christi van Ludolphus de Kartuizer en de Flos Sanctorum van Jacobus van Voragine. De vraag is dan natuurlijk: Waarom raakten deze boeken hem nu plots dieper dan de ridderromans? Vanwaar deze plotse en intense gerichtheid op Jezus Christus, deze fascinatie voor Hem? Ignatius zegt het niet expliciet en houdt de kern van de zaak verborgen, maar geeft toch twee kleine, heel discrete aanduidingen, zoals we verderop zullen zien.

Een opmerkelijke parallel: Franciscus van Assisi

Alvorens op zoek te gaan naar die verborgen kern kunnen we eerst wijzen op een beroemde gelijkenis met een jongeman die enkele eeuwen eerder leefde, maar wiens bekering verrassend veel lijkt op die van Ignatius: Franciscus van Assisi.

Ook Franciscus’ familie had grootse plannen met de jongen. Zo eiste zijn vader dat hij Francesco genoemd zou worden ondanks dat hij, geboren in afwezigheid van zijn vader die op zakenreis was, bij zijn doop de naam Giovanni gekregen had. Immers, alles wat Frans was, was in die tijd ook chique. Ook Franciscus was een wereldse jongeman, weliswaar verstandig in het handeldrijven (cautus negotiator), zoals zijn vader, maar vooral kwistig met het geld (sed vanissimus dispensator), zoals de adel dat deed. Ook Franciscus had deelgenomen aan een militaire operatie, namelijk een gewapend conflict tussen Assisi en Perugia in 1202, en ook hij was gevangengenomen door de vijand, en moest – vernederd en ziek – naar huis terugkeren. En ook bij hem gebeurde de ommekeer in de periode na die pijnlijk misgelopen militaire onderneming. En ook Franciscus bleef, na de ommekeer, mateloos gefascineerd door Christus, zijn leven lang. Het verhaal van Franciscus en dat van Ignatius een paar eeuwen later vertonen opvallende gelijkenissen.

Om nu te zien wat er juist is gebeurd in die ommekeer kunnen we in het geval van Franciscus niet, zoals bij Ignatius, te rade gaan bij een autobiografie, want die is er niet. Er zijn weliswaar een paar autobiografische elementen in zijn Testament uit 1226 – we komen er straks op terug – maar voor een verhaal over zijn leven moeten we zijn biografen raadplegen. Eeuwenlang gold de biografie door Bonaventura, de zogenaamde Legenda maior, als het officiële verhaal. Het algemeen kapittel had in 1260 aan deze geleerde man gevraagd om een biografie te schrijven en die was na drie jaar klaar. Maar er zijn oudere biografieën. Zo is er de Vita prima uit 1229 door Thomas van Celano die Franciscus persoonlijk gekend had en die deze biografie op vraag van paus Gregorius IX had geschreven.

Voor ons onderwerp is het opmerkelijk dat in die oudste biografie Thomas van Celano de ommekeer in het leven van Franciscus expliciet voorstelt als een initiatief van God. Het initiatief kwam zeker niet van zijn ouders of van Franciscus’ opvoeding. Integendeel, dat was, zoals we al zagen, een heel wereldse opvoeding. In Franciscus zelf was er evenmin iets dat voorheen iets deed vermoeden van die latere ommekeer. Hij werd bewonderd door allen en was uiterst ambitieus om op te vallen. “Maar,” zo zegt Thomas, “God in zijn goedheid liet zijn blik op hem vallen. De hand van de Heer kwam op hem, en hij werd omgevormd door de rechterhand van de Allerhoogste.” Tijdens de lange ziekte begon hij veel na te denken en wel op een andere manier dan voorheen. Op een wandeling tijdens zijn convalescentie keek hij naar de schoonheid van het landschap, maar dat gaf hem minder voldoening dan voorheen en hij verwonderde zich over die innerlijke verandering. Dat laatste zegt Ignatius trouwens ook een paar eeuwen later: “Hij (= de pelgrim, dat wil zeggen: Ignatius zelf) begon zich over dat onderscheid te verwonderen.” Die verwondering is veelzeggend: Franciscus, net zomin als Ignatius, had deze ommekeer zelf niet zien aankomen.

Toen Franciscus, ondanks die diepe en verwonderlijke ommekeer in zijn ziel, zich toch voorbereidde om deel te nemen aan een gewapend conflict – dit keer tussen de paus en de keizer – werd zijn innerlijke verandering bevestigd door een bezoek van Christus in een droom. Iets gelijkaardigs lezen we bij Ignatius die verhaalt dat zijn veranderde oriëntatie op een gegeven moment “bevestigd werd door een bezoek van de heilige Maagd met het kind Jezus”. Dit is een heel discrete aanduiding van Ignatius omtrent de richting waarin we de oorsprong van zijn ommekeer moeten zoeken.

Bekering als ontmoeting

Het verhaal van Franciscus’ bekering vertoont verrassende parallellen met dat van Ignatius. Het interessante is dat in het geval van Franciscus de biograaf heel uitdrukkelijk aangeeft dat Christus hier het initiatief heeft genomen. Franciscus is gefascineerd door Christus precies omdat Christus zich – onverwacht maar onmiskenbaar – zelf heeft aangediend. Is dit een geforceerde interpretatie van Thomas van Celano? Zeker niet. Immers, Franciscus heeft dit eigenlijk ook zelf gesuggereerd in zijn Testament, waarin hij vermeldt dat het de Heer is die hem deze manier van leven gegeven heeft. In het geval van Ignatius zien we dat trouwens ook. Hij zegt dat uit de effecten van die ommekeer in zijn leven “men zou mogen concluderen dat het iets van God is geweest, ofschoon hij daar zelf geen uitsluitsel over durfde geven” (Verhaal van de pelgrim, nr. 10). We zien opnieuw hoe discreet Ignatius is in zijn aanduidingen. De zestiende-eeuwse Ignatius is blijkbaar wat aarzelender dan de dertiende-eeuwse Franciscus, maar ze zijn het erover eens dat de ommekeer een initiatief van Christus is en dat dit initiatief een enorme impact gehad heeft op het persoonlijk leven van allebei. Franciscus en Ignatius zijn beiden totaal gefascineerd gebleven door Jezus Christus, tot op het einde van hun leven. Maar geen van beiden is zelf daartoe gekomen; het initiatief kwam van de Ander.

Een ideologisch verschil in interpretatie

Het lijkt mij dat deze interpretatie – welke de bronnen ons dus aanreiken – verschilt van de interpretatie die vandaag meer gangbaar is in de geschiedschrijving. In hedendaagse voorstellingen wordt er vaak van uitgegaan dat wat er zich in 1521 bij Ignatius heeft voorgedaan, vooral een vorm van introspectie is. Het lijkt er dan op dat de aandacht van Ignatius gericht was op zichzelf en wat er zich in hemzelf voordeed. Men stelt het voor alsof hij zijn eigen innerlijke bewegingen analyseerde en daaruit bepaalde conclusies trok.

Die voorstelling komt heel goed overeen met een algemene interpretatie van Ignatius en de ignatiaanse traditie als exponent van het nieuwe individualisme in de Moderne Tijd. Vele hedendaagse historici stellen dat, terwijl in eerdere periodes de gemeenschap het hoofdaccent heeft, in de Moderne Tijd het individu autonoom keuzes maakt, zelf het eigen leven uittekent en zelf bepaalt tot welke groepen hij of zij wenst te behoren. Het spreekt vanzelf dat Ignatius dan aangehaald wordt als een typisch voorbeeld van die nieuwe trend. Zijn bekering van 1521 schijnt volledig het beeld te bevestigen dat men voorhoudt. De zelfanalyse van Ignatius en de manier waarop hij daaruit eigen conclusies trekt voor de rest van zijn leven, zijn een perfect voorbeeld van het beginnende individualisme van de Moderne Tijd. Bovendien heeft hij door de Geestelijke Oefeningen heel veel impact gehad, zo meent men.

Deze voorstelling is vanzelfsprekend heel nuttig voor wat men als het ideaal ziet van de religie in de eenentwintigste eeuw: een louter individuele kwestie, iets dat het individu (op welke rationele of irrationele gronden ook) zelf vrij kiest, en dat respectabel is zolang het maar een louter individuele zaak blijft. Hoe vaak horen we niet dat spiritualiteit erin bestaat “te luisteren naar jezelf”? Daarmee blijft natuurlijk de rol van God volledig buiten beeld en dat is wellicht precies wat deze ideologisch gekleurde interpretatie verkiest.

Onze lectuur van Ignatius’ ommekeer toont echter dat hij niet in de eerste plaats naar zichzelf luisterde maar naar de Ander, naar God, die hem onverwacht tegemoetkwam en ontmoette. Dat is een wereld van verschil. Ignatius was geen individu dat aan zelfanalyse deed en op basis van eigen innerlijke bewegingen bepaalde keuzes deed. Integendeel, hij was een persoon die verlost werd van de tirannie van het zelf doordat hij mateloos gefascineerd werd door die Ander, die hem tegemoetkwam. Ignatius zegt het niet met zoveel woorden in het Verhaal van de pelgrim, maar het lijkt me toch de beste interpretatiesleutel om de samenhang ervan te snappen. Niet het eigen ik en de eigen bewegingen waren het centrum van zijn aandacht, maar de fascinerende Ander. Daarom werd hij veel meer bewogen door de Vita Christi en de Flos Sanctorum dan door ridderromans. Daarom wilde hij naar het Heilige Land: om zo die Ander nog beter te leren kennen, door talloze kleine details die met die Ander te maken hadden te ontdekken en te onderzoeken. Daarom getuigen Ignatius’ Geestelijke Oefeningen van diezelfde fascinatie en wezenlijke oriëntatie op de Ander. De woorden van Erasmus, een man die heel zijn leven al evenzeer door Christus gefascineerd was, zijn perfect van toepassing op de Geestelijke Oefeningen:

Om het evangelie met vrucht te lezen, moet men ingetogen lezen, niet op een slaperige wijze — zoals men een of ander verhaal over mensen leest dat u helemaal niet aangaat — maar geboeid en met niet aflatende aandacht. Men ga te werk als een verknochte leerling van Jezus, die Hem langs alle mogelijke wegen tracht te bereiken. Hij zal gadeslaan wat Jezus doet, wat Jezus zegt; hij wil het allemaal naspeuren, opspeuren en doorvorsen. In die zeer eenvoudige en ongekunstelde Schrift zal hij dan de onuitsprekelijke raad vinden van de hemelse Wijsheid: hij zal, als we het zo mogen uitdrukken, in die op het eerste gezicht lage en verwerpelijke dwaasheid van God iets vinden dat veel hoger is dan alle menselijke wetenschap, hoe subliem en wonderbaar ook. (Opera Omnia Erasmi, VII, ed. J. Clericus, Leiden, 1703-1706, p. ii – vert. Jos Alaerts)

Zo zien we bij Ignatius wat pater Albert Deblaere S.J. (1916-1994) eens kernachtig schreef: “vocation: fait fondamental qui échappe à la vérification mais qui change la société” (“roeping: een fundamenteel feit dat ontsnapt aan de verificatie, maar dat de samenleving verandert”). Wat wij vaak de bekering van Ignatius noemen, is eigenlijk in wezen een ontmoeting, een roeping door God. Die ontmoeting zelf is een feit dat enerzijds onmogelijk als zodanig door een historicus achterhaald kan worden, maar dat anderzijds wel Ignatius als persoon veranderd heeft en via hem zelfs de hele West-Europese samenleving.

Indien we de structuur van die ontmoeting goed willen verstaan, dan moeten we beseffen dat Ignatius sinds 1521 op een bijzondere manier gefascineerd was door Christus. Niet door bepaalde waarden en normen, niet door structuren of instellingen, door mooie religieuze ervaringen, niet door een uitdagende taak, maar door een persoon. Louter en alleen omdat het die Persoon was. Michel de Montaigne heeft een van zijn essays gewijd aan de vriendschap. Hierin geeft hij als voorbeeld zijn vriendschap met Étienne de la Boétie, waarover hij schrijft: “Als ik zou moeten zeggen waarom ik van hem hield, dan weet ik daar geen antwoord op dan slechts dit: Omdat hij het was, omdat ik het was” (“Parce que c’était lui, parce que c’était moi”). Deze fascinatie voor Christus, louter en alleen omwille van Christus zelf – die geldt voor Ignatius en zovele anderen, zoals Franciscus, Bernardus, Ruusbroec, Theresia van Avila – heeft aan Ignatius een verbazingwekkende vrijheid gegeven om een leven te leiden dat slechts één doel had, en dus ook slechts één criterium: de zich steeds verdiepende ontmoeting met die Persoon.

Dat verandert feitelijk de samenleving, zoals de kerkgeschiedenis het haast op elke pagina toont. De vrijheid om louter en alleen te denken en te kiezen vanuit de zich verdiepende ontmoeting met de goddelijke Ander, bekommert zich niet meer om het eigen imago, de heersende trends, het politiek correcte discours – al de dingen die de samenleving gesloten en gecontroleerd houden. Er ontstaat een vrijheid die een kiem inhoudt van de echte humanisering van de samenleving.

Het geheim

Tenslotte moeten we nog één vraag bekijken. Waarom is het dat Ignatius over de eigenlijke betekenis van wat er zich in 1521 voorgedaan heeft, zo omzichtig, ontwijkend en zelfs zwijgzaam is geweest tegenover Luis Gonçalves da Câmara, die hem nochtans met aandrang gevraagd had om het verhaal te vertellen?

Het antwoord lijkt me eenvoudig: omdat Ignatius een bijzonder hoogstaande, hoffelijke en fijngevoelige man moet geweest zijn, die het grote geheim dat zich tussen hem en God afspeelde, niet in de etalage wilde plaatsen. In feite sluit hij zich aan bij velen voor hem die dezelfde houding van eerbied ten opzichte van de intimiteit met God hebben gewaardeerd. Een beroemd voorbeeld is de brief van Willem van Saint-Thierry (c. 1080-1148) aan de kartuizers van Mont-Dieu – een brief die zoveel gelezen werd in de volgende eeuwen dat hij soms de Epistola aurea (“Gulden brief”) genoemd werd. Hierin schrijft Willem dat de groei van het geestelijke leven een aantal etappes doormaakt. Op het einde van de “brief” (het is eigenlijk een traktaat) geeft Willem aan de volgroeide geestelijke mens de raad:

Moge hij zijn schat niet leggen in de mond van mensen maar verbergen in zijn cel en opbergen in zijn geweten. Dan kan hij altijd volgend opschrift aanbrengen zowel boven de ingang van zijn geweten als boven de deur van zijn cel “Mijn geheim houd ik voor mij, mijn geheim houd ik voor mij”. (Jes 24, 16, Vulgaat)

Dit is het geheim van allen die Christus ontmoet hebben. Wat er zich juist afgespeeld heeft hoort tot de intimiteit van de persoonsontmoeting. Anderzijds kunnen ze over die Persoon niet zwijgen. We kunnen denken aan de ontmoeting van de eerste leerlingen met Jezus zoals die in het vierde evangelie beschreven wordt (Joh 1, 35-42). Het initiatief lag duidelijk bij Jezus. Nadien konden die leerlingen niet over Hem zwijgen, en sprak Andreas met zijn broer Petrus over Hem. Maar wat is er juist gebeurd? Het enige dat we lezen is: “die dag bleven ze bij Hem” (Joh 1, 39).

Pater Rob Faesen (°1958), jezuïet,
is specialist in middeleeuwse Nederlandse mystiek.
Hij is professor zowel aan de
Tilburg School of Theology
als aan de Universiteiten van Antwerpen en Leuven. 

 

Bekijk alle artikelen van Cardorner

Deel