door Mary Blickman
Hoe kan de ignatiaanse spiritualiteit niet-jezuïeten inspireren om hun eigen zending te vervullen? Welke bijdrage kan iemand die gevormd is door de Geestelijke Oefeningen leveren aan bv. het concrete parochieleven? Schrijfster is vertrouwd zowel met de ignatiaanse spiritualiteit als met het leven in een gewone parochie in Nederland.
Al vele jaren is er een groeiende aandacht voor de samenwerking van jezuïeten met niet-jezuïeten. Natuurlijk bestaat die al lang, zeker in de vorm dat niet-jezuïeten medewerkers zijn van de jezuïeten in een aantal van hun apostolische werken. Maar de 34e Algemene Congregatie gaf daaraan een nieuwe wending: niet-jezuïeten werken niet alleen met jezuïeten mee, maar jezuïeten moeten ook niet-jezuïeten helpen bij het vervullen van hun eigen specifieke zending. Dat betekent ook: jezuïeten hebben de opdracht te helpen dat de leken als integraal behorend tot de kerkgemeenschap tot hun recht komen, overal waar ze “verantwoordelijkheid aanvaarden voor dienstwerk in parochies enz.” (34e A.C., decreet 13, nr. 353). De Geestelijke Oefeningen en de ignatiaanse spiritualiteit zijn een geschenk aan de kerk en niet alleen aan de Sociëteit van Jezus.
De concrete plek waar de meeste niet-jezuïeten kerk vormen is de parochie. Wat kan daar de inbreng zijn van een niet-jezuïet die in de ignatiaanse spiritualiteit is gevormd? In de decreten van de 34e Algemene Congregatie van de Sociëteit van Jezus staat in het decreet over het parochiewerk het volgende.
“Een jezuïetenparochie ontvangt kracht uit de ignatiaanse spiritualiteit vooral door middel van de Geestelijke Oefeningen en door een individuele en gezamenlijke onderscheiding van de geesten. Zij probeert goed opgezette programma’s te verschaffen voor catechese en vorming van individuele personen en van gezinnen. Ze biedt de gelegenheid voor geestelijke begeleiding en pastorale adviezen. Naar het voorbeeld van de Geestelijke Oefeningen om tot een keuze te komen, helpt de parochie om mensen hun roeping in het leven te leren ontdekken.” (nr. 423)
“De parochie staat geleidelijk meer open voor oecumenische en interreligieuze dialoog, en laat haar aandacht ook uitgaan naar christenen die van de kerk vervreemd zijn en naar niet-gelovigen. Ze groeit toe naar een kerk waarin mensen inspraak hebben door bijvoorbeeld menselijke en kerkelijke gemeenschappen en zij bevordert gelegenheden tot lekenparticipatie en leiderschap.” (nr. 424)
Het is denkbaar dat ook een gewone parochie iets kan hebben aan mensen die als ignatiaans geïnspireerde vrijwilligers meewerken. Want het kan toch niet zo zijn dat diegenen die gevormd zijn als geestelijk begeleider, die allerlei vormen van retraites hebben gegeven, of nog geven, slechts voor het bezinningswerk bestemd zijn. Daar staat tegenover dat de ervaring leert dat er in deze tijd maar heel weinig parochianen zijn die interesse hebben voor specifiek geestelijke begeleiding of voor een retraite. Ook de toegankelijke vorm van een gebedsweek met individuele begeleiding, die op meerdere plaatsen in parochies gegeven wordt, blijft een incidenteel gebeuren. Het ideaalbeeld van een parochie dat in de decreten (nr. 423) wordt geschilderd, vind je maar zelden terug in de realiteit. Op het eerste gezicht is er in de parochies niet zoveel behoefte aan mensen die via een aanbod van bezinning en begeleiding de ignatiaanse spiritualiteit doorgeven. Wel is er iets anders aan het gebeuren in de parochies waar geen priester meer is. De lekenparticipatie en het leiderschap van leken in de kerk worden steeds belangrijker (decreten, nr. 424).
Hoe kan de ignatiaans geïnspireerde vrijwilliger zich toch dienstbaar maken in een parochie? Daarvoor is het goed eens naar de organisatie van een parochie te kijken. Het beleidsplan van een willekeurige parochie geeft als doelstelling aan dat er leiding moet zijn, wensen en verlangens op elkaar afgestemd moeten worden en taken verdeeld moeten worden naar ieders mogelijkheden. De werkzaamheden zijn over allerlei werkgroepen verdeeld. Van vieren tot koperpoetsen en van leren tot diaconie. Allemaal vrijwilligers van zeer divers pluimage. Die werkgroepen hebben ieder een eigen opdracht, en het is zaak dat goed te coördineren. De vrijwilligers hebben ieder een eigen inbreng, ze hebben een ideaal, ze hebben kritiek, en ze hebben ieder een eigen visie op kerk, al te vaak ook op de kerk. Ze horen weliswaar bij de kerkgemeenschap, maar dat betekent niet altijd soepel samenwerken.
Iedere (werk)groep heeft ook een beetje een eigen leven, vormt een eigen levend onderdeel van het geheel, waarin parochianen hun kerk-zijn concreet beleven en vormgeven. Een goed voorbeeld daarvan is het koor. Het koor oefent een avond in de week en voert uit op de zondagen. Maar het koor vormt een heel eigen gemeenschap en in de pauzes van de repetities wordt dikwijls ook over inhoudelijke zaken uitgewisseld. Over vreugde en verdriet, en net zo goed over irritaties en kriebeligheden.
Samen vormen al die groepen het lichaam dat de parochie is. Samen bouwen ze de concrete lokale kerk op. Maar hoe wordt dat tot een “samen”? Hoe worden de uiteenlopende activiteiten geconcentreerd, hoe worden ze bij de Bron gehouden, bij de eigenlijke bedoeling waarom de parochie bestaat, bij de inspiratie die er het uitgangspunt van vormt?
Als de priester als bezielende kracht steeds minder aanwezig is, komt deze taak steeds meer op de leken zelf neer. Dat wil zeggen op diegenen onder hen die zich bewust zijn “waarom het eigenlijk gaat” en die gevormd zijn en het vermogen hebben om anderen daarin voor te gaan en te helpen. Een heel nieuwe vorm van “begeleiding” is daardoor aan het groeien, waarin de ignatiaanse spiritualiteit een hulp kan zijn:ordenen, onderscheiden, keuzes maken, gelovig vorm geven aan het leven, aan het kerk-zijn.
Het duidelijkst is de inbreng van een ignatiaans geïnspireerde vrijwilliger misschien als het gaat over geloofsvorming. De parochiegemeenschap is samen verantwoordelijk voor de geloofsvorming. Dat vraagt om (her-)bezinning over motivatie, en kan tot nieuwe keuzes leiden.
Mensen zijn in hun dagelijks leven bezig met hun werk, gezin, zorgen om het bestaan, kortom bezig met bouwen aan het rijk van God. Geloofsvorming is daarbij nodig om te groeien in geloof. Geloofsvorming gebeurt in de liturgische verkondiging, incatecheseronddeverschillendesacramenten en krijgt een kans als er gebedsvieringen inde advent gehouden worden of Bijbelavonden in de vastentijd. Maar ook hetgevenvaneen korte uitleg bijhetzingenvandeliederen kangeloofsvormendwerken.
Een heel eigen vorm van geloofsvorming is het samenwerken met protestanten in oecumenische vieringen. Het is helemaal niet zo vanzelfsprekend dat iedereen elkaar de ruimte laat om te vieren. “Wat de boer niet kent lust hij niet”… Hoeverrijkendenvormendishet omjegelooftedelenookmet dorpsgenoten die van protestantse huize zijn, of om samen te zoeken naar vorm en inhoud van de oecumenische vieringen. Om bv. samen Aswoensdag te beleven.
Dit alles en nog veel meer zorgt voor onderling contact, maar evengoed voor onderlinge spanningen. Preciesindatspanningsveldliggenkansen voor een ignatiaans geïnspireerde vrijwilliger.
Er zijn mogelijkheden te over waar een enkel woord of een kort gesprek verhelderend kan werken. Waar het mogelijk is om samen met anderen op zoek te gaan naar het “God vinden in alles”. Mogelijkheden om bij conflicten heel ongemerkt een keuzeproces op gang te brengen, om te ordenen waar het ten diepste om gaat. Om de spanningen die er zijn te analyseren, om ruimte te scheppen voor ieders eigen mening. Het komt aan op een grondhouding die allereerst in die ignatiaanse spiritualiteit is gevonden en daarna geworteld.
Ervaring met geestelijke begeleiding en onderscheiding is hierbij uiterst behulpzaam. Immers, een begeleider is een luisterend mens geworden. Attent op geluiden en stemmingen. Zoekend naar de eigenheid van die ene mens of van een groep mensen. Steeds beter aanvoelend waar de kern van de zaak verborgen ligt.
Een heel speciale mogelijkheid ligt hierin dat het in stand houden van de liturgie in deze tijd, vaak zonder pastoor of pastoraal werker, veelal een kwestie van ongeschoolden of op zijn best ad-hocgeschoolden is geworden. Ligt daar niet een kans om diegenen die de woord-en-communievieringen verzorgen inhoudelijk meer te scholen? Die kans is duidelijk aanwezig als iemand uit de rijkdom van het geven van de Geestelijke Oefeningen kan putten. Het is dan van grote waarde dat de manier om met een Bijbeltekst om te gaan, zoals men dat doet tijdens het geven van de Geestelijke Oefeningen, een uiterst eenvoudige, maar tegelijk haalbare manier blijkt te zijn om de ad-hocvoorgangers en -assistenten op weg te helpen.
Er zijn behalve de parochie nog andere plekken waar wij kerk zijn, als christenen gelovig leven. Ook daar kan de ignatiaanse spiritualiteit een inspiratiebron en een hulp zijn. Een voorbeeld. Al in de jaren tachtig zijn ziekenhuizen van verschillende denominaties samengegaan. Zonder één eigen kleur, met wel aandacht voor het levensbeschouwelijke. Dit vroeg om een oecumenische invulling van het omgaan met de patiënten, het verzorgen van de zondagsdiensten en het omgaan met de leden van de commissie die hiervoor werd samengesteld en die bestond uit rooms-katholieken, gereformeerden (zelfs bonders), Nederlands-hervormden enz. Het mag wel een wonder heten dat de commissie die destijds werd opgericht nog altijd uit veelal dezelfde leden bestaat, in al hun veelkleurigheid. Ja, dat er zelfs een hechte band is ontstaan.
Ook in zo’n lang proces komt zorgvuldig onderscheiden aan bod, is het zaak heel attent naar elkaar te luisteren en kan er geordend worden om meningen te eerbiedigen en toch een gezamenlijke vorm te vinden. Na een eerste fusie van deze ziekenhuizen is er een grotere fusie gerealiseerd. Daarvoor werd een zogenaamde adviescommissie voor de directie gevormd, om de geestelijk verzorgers van beide locaties in één team te laten functioneren. De weg naar de fusie toe vroeg steeds om bijzondere aandacht voor de wensen van de twee dominees, de oudkatholieke priester (een vrouw), voor de humanistische raadsvrouwe en voor de rooms-katholieke pastoraal werker.
De ignatiaanse inspiratie heeft mede gewerkt om uit al deze verscheidenheid een eenheid te creëren. Soms door een individueel gesprek, soms door een zetje in de goede richting, soms door alleen maar te luisteren. Vanuit die inspiratie wordt besturen anders, minder zakelijk, en toch “to the point”. Ook blijkt dat er soms een vraag is naar bezinning, en dankan op de verschillende – ignatiaanse – bezinningsmogelijkheden gewezen worden.
Het blijkt mogelijk te zijn om “in dienst van de zending van Christus” te leven en te werken, als niet-jezuïet. Om gemeenschapvormend bezig te zijn, heel onopvallend, maar steeds bewogen door die God die in alles gevonden kan worden. Datiseen uitdaging in deze tijd. Maar tegelijk een heilig moeten. Als niet-jezuiet, als leek, als simpele parochiaan en medeburger heeft ieder van ons de roeping gekregen om samen met andere gelovigen kerk te zijn, en kerk te laten zijn. Dat vraagt niet alleen speurzin, zo van: waar kan ik iets bijdragen? Maar het vraagt moed en een diep geworteld zijn in eigen geloof.
Het vraagt ervaring in het omgaan met conflicten. Het vraagt een grote mensenkennis en de kracht om die kennis vruchtbaar te laten zijn. Ook vraagt het uithoudingsvermogen en vindingrijkheid om met de traditionele Kerk in gesprek te blijven, om met moeilijke situaties zuiver en bemiddelend om te gaan. Steeds gericht op wat uiteindelijk gevraagd wordt: God vinden, Hem in alles liefhebben en dienen. Dit alles om als lid van een parochieorganisatie gist te mogen zijn. Gist dat het deeg doet rijzen. Metrespect voor allemensen en proberend aan hun noden tegemoet te komen.
Dat kan de vrucht zijn van het gevormd zijn in de ignatiaanse spiritualiteit. Eigenlijk is het een plicht om die rijkdom aan anderen ten goede te laten komen. Ignatiaanse spiritualiteit beperkt zich niet tot een voldoeninggevende manier van geloven. Eenmaal gedrenkt in datgene wat Ignatius voorstond, komt er vanzelf een gevoel van: en wat is dan mijn roeping? Mijn roeping in iedere levensfase, op ieder moment van mijn leven. Dat gaat door tot in het oneindige. Althans dat zou moeten. Die rijkdom is ons niet voor niets gegeven. In de parochie of in een andere omgeving, kortom in eigen leven.
In het decreet van de 34e Algemene Congregatie over het parochiewerk, nr. 423 en 424, staat precies wat ook een niet-jezuiet kan leven: “Kracht ontvangen uit de ignatiaanse spiritualiteit vooral door middel van de Geestelijke Oefeningen en door een individuele en gezamenlijke onderscheiding van de geesten.” En wel “door diepe eerbied voor al wat de Geest, die blaast waarheen Hij wil, in iedere mens heeft uitgewerkt” (JohannesPaulusII).
Bekijk alle artikelen van Cardorner