Het “Plan B” van God: de Geestelijke Oefeningen door de ogen van een Lutheraan

Het “Plan B” van God: de Geestelijke Oefeningen door de ogen van een Lutheraan

door Jänis Vanags

door Jänis Vanags

De lutherse aartsbisschop van Letland deelt zijn verfrissende, verrassende en vaak vermakelijke ervaringen en inzichten met betrekking tot de Geestelijke Oefeningen.  De interesse van niet-rooms-katholieken voor de Geestelijke Oefeningen is groot. Het is niet langer ongewoon dat protestanten de Oefeningen doen en ook worden meer en meer protestanten gevormd als geestelijk begeleider in de ignatiaanse traditie.                                                                                     

Mijn pad naar de lutherse kerk van Letland begon in het midden van de jaren ‘80. Ik werd als jonge scheikundeleraar in het geheim gedoopt in een oude dorpskerk, maar de autoriteiten kwamen erachter en ik werd ontslagen. Situaties als deze waren typerend voor het leven van de kerk in de Sovjet-Unie. Het verspreiden van religieuze literatuur was een misdaad; christelijke boeken werden in het geheim verkocht in een bos in de buurt van Riga en het was daar dat ik mijn eerste exemplaar van de Geestelijke Oefeningen in handen kreeg. Het betrof een clandestien in Rusland gedrukt exemplaar – gefotokopieerd (we maakten ons toen niet druk om copyright). Een van mijn rooms-katholieke vrienden, een jonge ingenieur – nu de metropolitaan aartsbisschop van Riga – had mij verteld dat de Oefeningen een geweldig goed instrument waren voor het vormen van geëngageerde christenen. Ik opende het boek in de verwachting dat ik een levensveranderende ervaring zou gaan meemaken. Maar helaas, ik kon er geen touw aan vastknopen. Ik wist niet dat de Oefeningen niet gedaan worden door het boekje te lezen.

De ervaring waar ik naar op zoek was kwam veel later, in 2010, twintig jaar nadat ik bisschop was geworden. De ignatiaanse term “keuze” was mij toen nog onbekend maar ik moest een belangrijke beslissing nemen in mijn leven en ik zocht naar tijd en een plaats hiervoor. De Sovjet-Unie was verdwenen en de hele wereld lag voor mij open. Op het net surfte ik helemaal naar Melbourne in Australië – naar de website van het Jesuit College of Spirituality. Zij adviseerden me om het te proberen bij Loyola Hall in Rainhill, in Engeland. Ik vroeg of ik een dertigdaagse retraite kon doen en werd geaccepteerd. Op een of andere manier accepteerden de mensen daar me voor de complete Oefeningen zonder dat ik ook maar enige ervaring had met een begeleide retraite. Misschien was het team wel benieuwd om een, zoals ze toen nog dachten, vrouwelijke aartsbisschop te ontmoeten uit een lutherse kerk in het post-Sovjet tijdperk (er waren een aantal e-mails een foto van mij met een baard nodig om aan te tonen dat ik een man ben hoewel mijn naam Jänis is). Loyola werd mijn tweede spirituele geboorteplaats.

Letland en de reformatie

In Letland is de ignatiaanse spiritualiteit niet voor de hand liggend voor een lutherse bisschop. Pijnlijke herinneringen aan de contrareformatie zijn nog steeds levend. Riga, nu de hoofdstad van Letland, was mogelijk de allereerste stad op de planeet die de reformatie officieel aannam toen de gemeenteraad in 1522 een aartsdiaken aanstelde die een volgeling was van de reformatie. Uiteindelijk werd de stad het centrum van het lutheranisme in het gehele Baltische gebied. Al vroeg schoot de lutherse kerk ook wortel in het hertogdom Koerland en Samgallen en andere gedeelten van wat nu Letland is. Maar in 1582, na de Lijflandse oorlog, kwam het land onder het bestuur van koning Stefan Batory van Polen. Hij stond erop dat hij door deze oorlog Letland verkregen had tamquam tabulam rasam (als ware het een schone lei) en dat hij zijn koninklijke autoriteit kon uitoefenen ad extirpandas haereses et fiedem catholicam plantandam – om ketterijen uit te roeien (d.w.z. het lutheranisme) en het katholieke geloof te planten.

Antonio Possevino – een pauselijke legaat en de eerste jezuïet die Letse aarde betrad – spoorde de koning aan tot resolute actie. Possevino stichtte in 1584 ook een college in Riga. Batory zag ertegenop om geweld te gebruiken in religieuze kwesties. Hij koos missies onder leiding van jezuïeten als werktuig in zijn onderneming; met groot succes. Ondanks de buitengewoon goede relaties vandaag de dag tussen katholieken en lutheranen in Letland speelt het wijdverspreide idee van de jezuïet als listige tegenstander van het evangelische geloof nog altijd in het achterhoofd van veel lutheranen. Ik krijg regelmatig vragen als: “Vraag je jezelf niet af waarom de jezuïeten je opleiding en retraites steunen? Wat is hun slinkse en snode plan met jou? Kan er iets goeds komen van Ignatius van Loyola? Kun je zijn Geestelijke Oefeningen verenigen met een lutheraanse identiteit?” Het enige wat ik kan doen bij wijze van antwoord is anderen te laten delen in mijn ervaringen.

Een lutheraan doet de Geestelijke Oefeningen

Ignatius bleef een trouwe zoon van de rooms-katholieke kerk en we kunnen niet verwachten dat zijn Geestelijke Oefeningen een basiscursus lutheraanse dogmatiek zijn. Ze hebben elementen die nauwelijks verenigbaar zijn met de lutheraanse leer. Wat verrassend is, is dat deze eigenlijk geen hindernis vormen voor lutheranen om profijt te trekken uit de Oefeningen. De meeste van de problematische teksten maken geen deel uit van het materiaal van de vier weken, maar van de aantekeningen en aanvullingen. Het meest in het oog springen de zogenaamde regels “Met het oog op de waarachtige gezindheid die wij in de strijdende Kerk moeten hebben” (GO 352-370) die opzettelijk geschreven werden om een lijn te trekken tussen de rooms-katholieke en lutheraanse posities met betrekking tot bepaalde strijdpunten. Michel Ivens schrijft hierover:

De regels dienen gelezen te worden in het bewustzijn van hun doel en hun wezenlijke methode. Hun doel is om te voorzien in bepaalde regels, een kerkelijke basisattitude, a sentido voor de retraitant en hem in staat stellen om deze te herkennen in anderen. Ignatius slaagt hier vooral in door te illustreren hoe een dergelijke sentido tot uiting komt met betrekking tot bepaalde kwesties die zeer omstreden waren ten tijde van de reformatie… [Deze regels bevelen in het bijzonder die dingen aan “die de ketters van onze dagen, of zij die zich aangetrokken voelen tot hun leer, geneigd zijn om aan te vallen of te verachten in hun boeken, preken of conversaties”].

Ivens merkt echter ook op dat

… ondanks hun defensieve doel deze regels geen spoor hebben van de scherpheid die een dominant kenmerk was in de theologische controverses in de tijd van Ignatius.

Er is veel over nagedacht of deze regels moeten worden voorgelegd aan retraitanten tijdens de Oefeningen; dit was niet het geval bij mij. De Directoria benadrukken dat de regels niet vanzelfsprekend gegeven moeten worden, maar alleen aan hen die ze nodig hebben – dat wil zeggen wanneer tijdens de retraite blijkt dat de relatie van de retraitant met de kerk een issue is die integraal samenhangt met het proces van bekering of de keuze. Wanneer deze regels worden voorgelegd, dan rijst de vraag of deze moeten worden gegeven in hun originele vorm met een kort commentaar of in een aangepaste vorm die de hoofdpunten van Ignatius respecteert, maar die sommige details weglaat of deze aanpast aan de huidige situatie. Waarschijnlijk zullen lutheranen deze moeten vervangen door hun eigen richtlijnen. Dit is een taak die weggelegd is voor de aankomende generatie van lutheraanse retraitebegeleiders. Misschien kunnen de Regels worden herschreven samen met onze rooms-katholieke partners rekening houdend met de verworvenheden van de oecumenische dialoog. Dat zou een stimulerende onderneming zijn die het wederzijds begrip zou kunnen verdiepen en de eenheid onder de christenen zou kunnen bevorderen.

Een ander punt waar lutheranen een vraagteken bij zetten staat in de Annotaties. Het gaat om de opvatting dat menselijke inzet een verdienste is die zelfs groter is wanneer deze plaatsvindt in een staat van perfectie, dat wil zeggen, door leden van een religieuze orde of congregatie (GO 14). De protestanten hebben nadrukkelijk afstand genomen van dit standpunt. Lutheraanse retraitanten kunnen deze Annotaties echter terzijde laten zonder dat dit de Oefeningen negatief beïnvloedt.

Een meer substantiële moeilijkheid die een lutheraan tegenkomt tijdens de vier weken is die van de “drie gesprekken” waarbij de retraitant zich ook dient te richten tot de moeder van de Heer. Echte lutheranen delen niet de allergische houding tegenover Maria die sommige protestanten hebben. Tot aan zijn laatste levensdagen behield Luther zijn eerbied en genegenheid voor Onze Lieve Vrouw en spoorde hij gelovigen aan haar de Moeder van God te noemen. Hetzelfde wordt bevestigd in de lutheraanse geloofsbelijdenissen:

Zoals de engel Gabriel verklaart, droeg zij een mens die werkelijk de Zoon van de allerhoogste God is. Hij toonde zijn goddelijke majesteit zelfs in de schoot van zijn moeder omdat Hij geboren is uit een maagd zonder haar maagdelijkheid aan te tasten. Aldus is zij werkelijk de moeder van God en bleef zij toch maagd.

Lutheranen worden echter niet geacht zich met hun gebeden te richten tot de heiligen, hoewel toegegeven wordt dat de heiligen voor ons zouden kunnen bemiddelen bij God. Volgens Melanchton komt het geloof dat de heiligen onze gedachten kennen en alle talen verstaan neer op het aan hen toeschrijven van de alomaanwezigheid en alwetendheid die eigen is aan God alleen. Dit is wat de reformatoren expliciet wilden vermijden in alle aspecten van het geloof en geloofspraktijk. Daarom moeten lutheranen inventief zijn indien zij trouw willen blijven aan hun leer. Gedurende de “drie gesprekken” richtten sommigen zich tot de Drie-eenheid terwijl anderen ze hebben gereduceerd tot “twee gesprekken”. De ervaring toont aan dat dit het proces van de Oefeningen niet negatief beïnvloedt.

Dit alles gezegd zijnde was ik verbaasd over hoe lutheraans de Geestelijke Oefeningen zijn. Om te beginnen treffen mij de duidelijke parallellen tussen de biografieën van Ignatius en Luther. Hoe komt het dat deze twee mannen die beiden zo van Christus hielden de symbolen geworden zijn van een controverse? Dit is een onderwerp voor wetenschappelijke verhandelingen. Gezegden die vaak gebruikt worden om de pilaren van de lutheraanse reformatie samen te vatten zijn de vijf solas: sola scriptura (alleen de Schrift), sola fide (alleen het geloof), sola gratia (alleen de genade), solus Christus (alleen Christus) en soli Deo gloria (alleen aan God de eer).

Van alle vormen van christelijke spiritualiteit die ik ken, zijn de Geestelijke Oefeningen het meest gefocust op de Schrift. In Loyola Hall deed ik letterlijk wat Luther me zei te doen: ik nam het Woord van God met vreugde in mij op, maakte het geschreven Woord fijn tussen mijn vingers zoals je dat doet met een zoet geurend kruid, ik herkauwde het, slikte het in en verteerde het in mijn binnenste, ik mediteerde erover met de grootste ijver, las het en las het opnieuw – zorgvuldig, aandachtig en contemplatief zodat het niet het ene oor inging om weer uit het andere te verdwijnen. Gedurende dertig dagen werd mijn leven alleen met de Schrift geconfronteerd. Eindelijk studeerde ik theologie op de manier van Luther – door oratio, meditatio, tentatio.

De meditaties van de eerste week over de zonden en hel zuiverden me van enige hoop die ik nog mocht hebben gesteld op iets anders dan de genade van God. Ignatius herinnerde me er steeds opnieuw aan dat we niets kunnen bereiken door onze eigen pogingen, maar dat wij alleen afhankelijk zijn van Gods genade. Dit klonk als iets uit de geschriften van Luther. Mediterend over het Koninkrijk werden retraitanten die lid waren van een orde of congregatie geadviseerd om “te luisteren naar de oproep van hun stichter”: waarom zouden lutheranen niet luisteren naar wat Luther of Melanchton te zeggen hebben?

Het Uitgangspunt en fundament (GO 23) was als een meer diepgaande uiteenzetting van soli Deo gloria en gaf een geweldige opluchting – niet door ziekte of gezondheid, door rijkdom of armoede, door roem of vernedering, maar door geloof in Christus alleen. Ook de Beschouwing om tot liefde te komen was als een hymne voor de glorie van God alleen. Mezelf plaatsen in tegenwoordigheid van Zijne Goddelijke Majesteit gaf het antwoord op mijn grote vragen – en doet dit nog steeds. Er was ook een plechtige herinnering aan de waarheid die vermeld wordt in de lutheraanse belijdenissen – berouw is hypocriet indien deze niet gevolgd wordt door vruchten van heiliging en goede werken. “Wat heb ik gedaan voor Christus, wat doe ik voor Christus, wat moet ik voor Christus doen?” (GO 53)

Wat moet ik doen voor Christus?

Ik realiseer me dat kijken naar de Geestelijke Oefeningen door de ogen van een lutheraan vreemd kan aanvoelen voor sommige rooms-katholieken – en ook voor sommige lutheranen. Maar wat ik ontdekte was: de Geestelijke Oefeningen gaan niet over indoctrinatie of de bekering tot een andere godsdienst. Zij zijn een persoonlijke ontmoeting met God waarin de schepper spreekt met de schepping. Alle ervaringen en inzichten die voortkomen uit deze ontmoeting kunnen en dienen geïnterpreteerd te worden binnen het kader van de kerk van de retraitant. Dit maakt de Oefeningen tot een schat van de hele westerse kerk en stelt me in staat om in volkomen gemoedsrust te spreken over ignatiaanse spiritualiteit.

Nadat de Oefeningen beëindigd zijn, komt de vraag op van: wat was het doel van deze ervaring, los van mijn eigen spirituele groei? Waar ga ik nu heen? Voor de gezellen van Ignatius was het de vraag van al of niet zich aan te sluiten bij de jezuïetenorde. Maar wat betekent dit voor een lutheraanse bisschop? Wat moet ik doen voor Christus?

Ik besloot me in te schrijven voor de opleiding tot geestelijk begeleider in Loyola Hall en retraitebegeleider te worden. Tijdens de opleiding ontwikkelde ik een inzicht van hoe de ignatiaanse spiritualiteit kon voorzien in een al lang gevoelde behoefte in onze kerk. Al verscheidene jaren had een task force gewerkt met een systeem van geestelijke zorg en ondersteuning, in de eerste plaats voor de geestelijkheid en uiteindelijk voor iedereen. We hadden een oud landhuis verbouwd tot een retraitehuis; het enige dat ontbrak was de inhoud van de retraites en mensen die deze konden begeleiden.

Het leek erop dat de ignatiaanse spiritualiteit deze leemte leek te vullen met haar duidelijke en beproefde vorm, uitgebreide opleidingsmogelijkheden, rijke literatuur en beschikbare middelen. De steun die we ontvingen van Loyola Hall was ongelooflijk. Vijf van mijn collega’s deden de Oefeningen en volgden de opleiding tot geestelijk begeleider. Vervolgens werden twaalf retraitanten uit Letland uitgenodigd naar Loyola Hall om hun retraite te doen met vier onlangs opgeleide Letlandse begeleiders die gesuperviseerd werden door leden van het team van het retraitehuis. Dit werd de basis voor ons eigen systeem van retraites en opleidingen. Tenslotte draaiden twee van onze nieuwe begeleiders mee met het team van Loyola Hall om te leren hoe een opleiding voor geestelijk begeleiders op te zetten. Deze laatste fase vond plaats in St Bueno’s retreat centre omdat Loyola Hall in de tussentijd was gesloten. Het zaad was geplant en we hebben nu ons eigen team dat in staat is de Oefeningen te geven, evenals kortere ignatiaanse retraites en ook om retraitebegeleiders op te leiden. De volgende herfst zullen de volledige Geestelijke Oefeningen voor de derde keer worden aangeboden.

Moderne mensen worden aangetrokken door authentieke spiritualiteit. Ignatiaanse retraites worden steeds populairder en ons oude landhuis is vol. Gelovigen ontdekken onbekende dimensies van hun geloof. “Lutheranen op vakantie” die slechts sporadisch kerkdiensten bijwoonden – of zelfs agnostici – lezen de Bijbel, contempleren Gods Woord, doen het levensgebed en bidden aandachtig voor een icoon. Aan het eind van de retraites vragen ze vaak om meer. Moderne mensen vertrouwen hun eigen ervaring vaak meer dan de autoriteit van de Bijbel of een priester. Een begeleide retraite is voor hen de perfecte context om de verrezen Christus te ontmoeten. Op die manier dienen ignatiaanse retraites en weken van begeleid gebed als een vorm van evangelisatie en een middel om het geloof te verdiepen.

Plan “B”

Niets van dit alles had kunnen gebeuren zonder de empathie, wijsheid en vrijgevigheid van een aantal zeer bijzondere mensen. Na de ineenstorting van het Sovjetrijk viel het ijzeren gordijn, maar dit werd vervangen door een gouden gordijn. Letland is nog altijd een van de armste landen van Europa. Met een gemiddeld salaris van 600 pond per maand kunnen Letten het zich nauwelijks veroorloven om de Oefeningen te doen en cursussen te volgen in Engeland, maar Loyola Hall kwam met een heel aantrekkelijk tarief. De Society of Retreat Conductors, die de helft van de kosten droeg, sponsorde ons ook ruimhartig. Ik denk ook aan Ruth Holgate die een merkwaardige groep mensen toestond om de Oefeningen te doen zonder dat zij enige ervaring hadden en die gestuurd werden door hun bisschop en niet kwamen uit eigen keuze. Soms moet je buiten omlijnde kaders denken en buitengewone dingen doen om hogere doelen te bereiken.

Toen ik naar Loyola Hall kwam om de Oefeningen te doen, dacht ik dat een chique padre me zou begeleiden – en wie stond daar: Vron Smith een opgeruimde leek en mijn uitstekende begeleidster. Vron, en later Karen Eliasen als mijn supervisor, gaven mij een nuttig inzicht in de rol van leken en vrouwen als geestelijk begeleiders. Dit was belangrijk voor een bisschop van een kerk waarin vrouwen niet worden gewijd.

En er was natuurlijk ook Stephen Hoyland die ons hielp de Oefeningen voor het eerst te geven in Letland. Eén keer eerder had hij korte tijd vijftien graden vorst meegemaakt, nu kwam hij naar Letland in de winter om daar weken achterelkaar door te brengen met min 32 – warmwaterkruik onontbeerlijk! Stephen begeleide de Oefeningen en superviseerde mij tijdens mijn eerste poging als begeleider. Ik denk met genegenheid terug aan mijn mederetraitanten. Een van de wonderen van de Oefeningen is dat mensen zo naar elkaar toegroeien louter door samen over een stil pad te wandelen. De groepen waar retraitanten die samen de Oefeningen gedaan hebben elkaar ontmoeten om hun ervaringen in het gebed, hun vreugde en verdriet uit te wisselen, zijn een positieve bijdrage aan het welzijn van onze geestelijkheid en de hele kerk.

Wanneer ik terugkijk en denk aan deze mensen vraag ik me af met de psalmist: “Wat zal ik op mijn beurt aan de Heer geven voor al het goede aan mij besteed?” (Ps 116,12) Een goed antwoord lijkt binnen handbereik. Omdat niemand anders hier een dergelijk beproefd trainingsprogramma heeft, is ons gevraagd ook begeleiders uit de Rooms-Katholieke kerk op te leiden. Katholieke en lutheraanse begeleiders zijn regelmatige bijeenkomsten begonnen om van elkaar te leren. De Geestelijke Oefeningen en verwante boeken zijn vertaald in het Lets en we werken aan een algemeen aanvaarde terminologie.

Sinds de reformatie is veel ten goede gekeerd. In de zestiende eeuw was het plan van koning Stefan voor de missies van de jezuïeten om de lutherse kerk uit te roeien. Ik geloof dat de drie Personen keken naar Letland daarbeneden en ons een beter “plan B” gaven – om elkaar te helpen om Jezus duidelijker te zien, hem meer lief te hebben en hem van meer nabij te volgen. Tegenwoordig is er veel meer narigheid in verband met ongeloof dan in de tijd van Ignatius en Maarten Luther. Ite inflammare omnia!

De auteur, Jänis Vanags (*1958), is aartsbisschop in de evangelisch-lutherse kerk van Riga, Letland. 

  Bron: The Way, oktober 2017 Vertaling: Wiggert Molenaar S.J.

 

 

 

 

 

Bekijk alle artikelen van Cardorner

Deel