Geestelijk onderscheiden en besluiten nemen

Geestelijk onderscheiden en besluiten nemen

door Bernhard Waldmüller.

door Bernhard Waldmüller.

 “Wie oren heeft, moet horen … wat de Geest tot de gemeenten zegt!” (Apk 2,7)

 Inleiding

De stippellijn in de titel van dit artikel roept misschien wat irritatie op, maar de ervaren Bijbellezer zal deze natuurlijk gemakkelijk zelf kunnen invullen: wat de Geest tot de gemeenten zegt.

Toch geeft die stippellijn naar mijn mening precies aan waar het in dit artikel zal om gaan. Het gaat om de vraag wie naar de Geest zou moeten luisteren (en deze ook volgen) en waarom en hoe hij/zij dat zou kunnen doen. Deze vragen stijgen hoog bovenuit de leefwerelden van de christelijke Kerken, in hun meest uiteenlopende dimensies. Ik grijp daarvoor terug naar een historisch voorbeeld, de zogenaamde deliberatio primorum patrum, de beraadslaging van de eerste jezuïeten, die als een basisimpuls voor de orde van de jezuïeten kan gelden. In dit proces van begin 1539, waarin tien mannen gemeenschappelijk gezocht hebben naar wat de Geest hen voor de toekomst ingaf, liggen – dat is de stelling van dit artikel – veel uitdagingen, ook voor onze tijd. Zoals bij de groep van deze tien priesters, waaruit de latere jezuïetenorde zou ontstaan, bevindt de (Katholieke) Kerk zich nu op een kruispunt. Een hiërarchisch en autoritair besluit is geen oplossing voor het maken van een keuze. De toekomst voor de (Katholieke) Kerk ligt bij het gemeenschappelijk geestelijk onderscheiden om tot een goede keuze te komen.

Een paar treffende kwesties. De misbruikcrisis in de Katholieke Kerk heeft een enorme geloofwaardigheidscrisis veroorzaakt. De hiërarchisch gezagvoerders van de Kerk, die de hoofdverantwoordelijkheid voor deze crisis dragen, hebben (althans in meerderheid) erkend dat een uitweg uit deze crisis alleen gevonden kan worden door de gelovigen erbij te betrekken. Daarom hebben ze een “synodaal proces” voorgesteld. Beslissend hierbij zal zijn: wie bij dit luisteren betrokken wordt (priesters, bisschoppen, commissies, vakspecialisten, gelovigen,…), waarnaar geluisterd wordt (de getuigenissen van de slachtoffers, de traditie,…), in welke vormen dit onderscheidend luisteren gebeurt, hoe wat beluisterd is wordt opgevolgd en dus welke besluiten er worden genomen.

Iets dergelijks is ook van toepassing op de vele herstructureringsprocessen waarin de meeste Duitssprekende bisdommen zich bevinden: de vorming van megaparochies die volledig nieuwe vormen van samenwerking en leiding noodzakelijk maakt, de dringende vraag naar plaatselijke binding van de Kerk, de vereiste nieuwe vormen van participatie en besluitvorming. Ook hier is de vraag of de Geest alleen tot de van ambtswege pastorale specialisten en de hoofdverantwoordelijken spreekt of ook tot de “gemeenten”. Verder rijst de vraag wie beslissen mag, alsook hoe en waar het gehoorde opgevolgd moet worden. Met deze achtergrond kan men wel stellen dat er in onze Kerk een brede beweging naar een “participerende Kerk” op gang is gekomen. Het charisma van de gelovigen dient geactiveerd te worden en de verantwoordelijkheid voor het plaatselijke leven van de gemeenschap moet overgedragen worden aan de mensen zelf. Ook dienen de bestuurlijke teams, bestaande uit vrijwilligers, het Kerkelijke leven te dragen. Het ligt voor de hand dat een dergelijke participatie niet zonder geestelijk luisteren, onderscheiden en beslissen zal kunnen plaatsvinden.

Precies deze laatste ontwikkeling moet men ook bezien tegen de achtergrond van een maatschappelijke megatrend naar “participatie”. De sociale wetenschappen hebben een breed repertoire ontwikkeld van hoe mensen bij processen en beslissingen in de openbare ruimte betrokken kunnen worden, of het nu gaat om een kinderspeelplaats in de wijk, de ruimtelijke ordening of de oplossing van een conflict. Mensen staan erop om betrokken en gehoord te worden en mee te kunnen beslissen en zijn heel vaak bereid daarvoor veel verantwoordelijkheid op zich te nemen. Tenslotte gaat deze ontwikkeling ook niet voorbij aan de beroepswereld: teams, afdelingen, hele ondernemingen worden “beweeglijk” georganiseerd, dat wil zeggen met een hoge graad van zelforganisatie. Er zijn geen laatste beslissers meer en men werkt met elkaar en beslist vanuit een gelijkwaardige positie. Het is duidelijk dat organisaties hiervoor nieuwe vormen van communiceren en beslissen moeten ontwikkelen en inoefenen. Ik ben ervan overtuigd dat onze Kerken gebaat zijn met deze ontwikkelingen en tegelijk ook zelfbewust eigen ervaringen kunnen inbrengen. Wanneer immers de christelijke Kerken de aansluiting bij de culturele context niet willen verliezen, dienen zij dergelijke ontwikkelingen productief te integreren. In mijn ogen is het vervullen van deze opdracht noodzakelijk om te overleven. Het gaat hier niet om een goedkope aanpassing of “democratisering” van de Kerk naar het voorbeeld van de staat: de Kerk vindt zichzelf niet uit, maar is gebaseerd op de drijfkracht van het evangelie en op de zending van Jezus. “Participatie” in de Kerk is daarom altijd participatie in de zending van Jezus. In dit bewustzijn hebben de Kerken doorheen de geschiedenis steeds vormen van luisteren, onderscheiden en beslissen ontwikkeld. Een van deze historische modellen is de eerder vernoemde deliberatio primorum patrum, waarbij Ignatius en zijn eerste gezellen in een zeer doordacht proces gekozen hebben voor het stichten van een gemeenschap. Dit proces dient nu kort beschreven te worden om daarna de onderliggende vragen en uitdagingen te schetsen.

De deliberatio primorum patrum – de beraadslaging van de eerste paters

Tijdens zijn studie theologie in Parijs verzamelt Ignatius zijn eerste gezellen rond zich  en wijdt hen in in zijn spiritualiteit. In Montmartre leggen zij samen een gelofte af om naar het Heilig Land te pelgrimeren. Omdat dat vanwege oorlogsgevaar niet mogelijk is, staat de groep in het voorjaar van 1539 voor een beslissing. Ondertussen zijn zij allen in Rome aangekomen en hebben er verschillende opdrachten in de zielzorg en de dienst aan de armen aangenomen. Zij moeten nu beslissen of zij voortaan bij elkaar willen blijven en willen leven volgens een gemeenschappelijke regel opdat de groep niet uit elkaar zou vallen. Vanuit deze situatie besluiten zij drie maanden lang de tijd te nemen om naar de wil van God in hun concrete levensomstandigheden te zoeken.

In deze tussentijd beslissen zij om overdag hun pastorale bezigheden voort te zetten en in de avond bijeen te komen om uit te wisselen over kwesties die om verheldering vragen. Zij beginnen met de vraag of zij een blijvende gemeenschap zullen vormen. Ieder moet overdag tijd vrij maken om voor zichzelf het voor en tegen van deze vraag te overwegen en daarmee te mediteren, zoals zij dat bij Ignatius tijdens de Geestelijke Oefeningen hebben geleerd. In de avond brengt ieder zijn gedachten naar voren tijdens de uitwisseling. De groep stort zich dus niet zomaar in een discussie over losstaande onderwerpen, maar elkeen luistert aandachtig naar de argumenten, overwegingen en gevoelens waardoor de anderen bewogen werden tijdens hun gebed. Op deze manier lukt het de groep een reeks belangrijke vragen te beantwoorden. Omdat tussen de opeenvolgende gesprekken telkens volle dagen liggen, heeft elkeen de tijd om over wat hij heeft gehoord te “slapen”, opnieuw te overwegen en de zienswijzen van de anderen op zich te laten inwerken. Toch wordt iedereen  aangespoord om vanuit zijn eigen optiek positie te kiezen omtrent de betere keuze. Op deze wijze komt de groep tot een gemeenschappelijke beslissing voor wat betreft de eerste vraag. De tweede vraag blijkt moeilijker te beantwoorden: dienen zij een orde te stichten, waarbij zij aan een van hen de gelofte van gehoorzaamheid afleggen? Wanneer zij met deze vraag geen vooruitgang boeken, besluiten zij de wijze van beraadslagen te veranderen: ieder moet zich meer toeleggen op gebed en meditatie om beter waar te nemen waar hij “troost” ervaart. Om werkelijk innerlijk vrij te zijn en zich op totaal andere opties te kunnen richten, dient ieder zich voor te stellen, dat hij nooit lid zal kunnen zijn van de gemeenschap die zich vormt. Zij spreken ook af om overdag niet met elkaar over de voorliggende thema’s te spreken: niemand mag een ander beïnvloeden en er mogen geen subgroepen ontstaan, die al van tevoren bepaalde beslissingen hebben vastgelegd.

Bij de avondbijeenkomsten en beraadslagingen worden alleen nog de argumenten pro en contra voor een bepaalde positie en keuze naar voren gebracht. Dat betekent dat iedereen ook argumenten en gedachten moet bedenken en beluisteren voor de positie die hij zelf zou afwijzen. Zo heeft ieder van de gezellen de mogelijkheid om de naar voren gebrachte beweegredenen tijdens de daaropvolgende dag in gebed en reflectie af te wegen. Via deze weg komt de groep tot de beslissing om de gelofte van gehoorzaamheid aan iemand uit hun midden af te leggen. Aansluitend stellen de gezellen de grondlijnen op van een gemeenschappelijk te volgen levensregel. In een plechtige vorm en binnen het kader van een viering ondertekenen zij een document, waarin ieder laat weten dat hij in volledige vrijheid achter het gemeenschappelijk besluit staat.

Dit proces van beraadslagen en beslissen vormt in zekere zin de grondslag van de jezuïetenorde. Ook al komen de belangrijkste geestelijke impulsen vanuit Ignatius en wordt hij vervolgens eenstemmig tot eerste overste van het gezelschap gekozen, toch dankt het “gezelschap van Jezus” zijn ontstaan niet aan de stuwkracht van een individuele stichter, maar aan de gemeenschappelijke beslissing van tien gelijkgezinden. In het verslag van deze beraadslaging bespeurt men duidelijk de trots over wat bereikt werd: de schrijver is zich ervan bewust dat hier het model van een gemeenschappelijke en geestelijke manier van beslissen uitgewerkt werd dat bovenuit de toenmalige tijdgeest stijgt.

Vereisten voor geestelijke onderscheiding

De deliberatio is, naar mijn mening, geen methode om zomaar over te dragen op andere beslissingsprocessen; maar zij omschrijft zeer nauwkeurig de noodzakelijke vereisten voor een geestelijk proces. Ik wil hier drie dimensies van een dergelijk proces benoemen.

1          Zoeken naar de “wil van God” en de oriëntatie op wat goed is

De gezellen zoeken heel nadrukkelijk naar hun roeping, naar datgene wat God met hen voorheeft en besteden veel tijd om deze oriëntatie steeds weer in de meditatie in te brengen. Dat is een onvoorwaardelijke vooronderstelling voor iedereen die de Oefeningen gaat doen: alleen wie de wil van God zoekt, kan deze vinden. Hoe vanzelfsprekend dit ook klinkt, hoe weinig vanzelfsprekend is dit bij veel Kerkelijke ontwikkelingsprocessen ter besluitvorming. Steeds weer moet men bij alle concrete plannen, worstelen en discuteren alert blijven voor het zoeken naar waar God deze gemeenschap, dit team … wil leiden. Dat staat overigens helemaal niet zo ver af van “wereldlijke processen”; ook daar geldt dat de visie van een onderneming, van een school … bij de concrete processen van besluitvorming en verdere ontwikkeling niet uit het oog verloren mag worden.

2          Worstelen met “onverschilligheid”, innerlijke vrijheid

De gezellen zijn door de Oefeningen geschoold om zich in de nodige mate te oefenen in “onverschilligheid” en innerlijke vrijheid, de voorwaarde opdat de retraitant zich steeds meer zou richten op waar God hem leiden wil. Zij ontwikkelen gemeenschappelijke stappen, die ook in een groepsproces uiteindelijk deze innerlijke vrijheid mogelijk maken: geen discussies maar uitwisseling, blijven bij een optiek,  bewust afwegen van argumenten pro en contra, vorming van groepjes voorkomen door niet te spreken over het onderwerp van de beraadslaging.

Dit lijkt me de belangrijkste, maar tegelijk ook de moeilijkste opgave bij het vorm geven aan beslissingsprocessen. Persoonlijke voorkeur of afkeer, gevoelens van sympathie of antipathie bij de deelnemers, “innerlijke drijfveren” of verborgen conflicten bemoeilijken het onbevangen toehoren, het vrijmoedig spreken en de vrijheid van keuze. Hebben de deelnemers aan een beslissingsproces “de vrijheid tot het tegendeel”, zoals “onverschilligheid” ook vaak omschreven wordt? Juist in veranderingsprocessen, waarbij emotionele weerstanden een belangrijke rol spelen, of bij een conflict, met een geëigende dynamiek, is een dergelijke vrijheid doorslaggevend – in de Kerk en ook elders.

3          De onderscheiding der geesten: criteria voor het beslissen

Het lukt de groep om de regels van de onderscheiding der geesten, die Ignatius in de Oefeningen voor de enkeling ontwikkeld heeft, ook toe te passen op een groepsproces; zij beleven gemeenschappelijke “tijden” waarin een keuze gedaan kan worden, ervaren “troost” of “troosteloosheid” en volgen de weg van “meer” leven voor allen. Het valt buiten het kader van dit artikel om dat hier uitvoerig te behandelen. Dat de regels van de Oefeningen om tot een goede keuze te komen, de menselijke emotionaliteit erbij betrekken, vind ik zeer opmerkelijk. Psychologisch gezien is het evident dat “rationele” beslissingen alleen mogelijk zijn wanneer het lukt om aan de emoties de juiste aandacht te schenken. Precies hier blijft, naar mijn mening, nog veel te leren voor gemeenschappelijke beslissingsprocessen – in de Kerk maar ook elders.

Uitdagingen

 Ik wil nog een paar vragen formuleren als uitdagingen om het model van de deliberatio vruchtbaar te laten zijn, zowel binnen als buiten de Kerk.

1          Concrete methodes en vormgeving

In hun proces ontwikkelden de gezellen concrete methodes om gemeenschappelijk te onderscheiden en te beslissen: tijden van enkel maar stilte, duidelijk gestructureerde gespreksrondes en regels voor de communicatie. Dergelijke methodes en vormen dienen ontwikkeld te worden: op welke manier richt een gremium zich telkens opnieuw naar het zoeken van Gods wil? Met welke procedures lukt het een stap terug te zetten wanneer men in een vraag is vastgelopen? Hoe maakt men de deelnemers aan een proces bewust van hun “innerlijke drijfveren” en emotionele blokkades?

Luisterrondes waarbij niet gediscussieerd wordt, maar waarbij elkeen naar voren brengt waar hij of zij staat, hebben hun waarde zeker al bewezen. Deze maken een eind aan vruchteloze discussies, die vaak alleen maar door een paar deelnemers gevoerd worden, en openen ruimte voor het luisteren naar elkaar.

2          De factor tijd

 De deliberatio nam een paar maanden in beslag. Voor fundamentele, strategische keuzes kan een gremium over het algemeen meerdere dagen – bijvoorbeeld in afzondering – tijd nemen. In het algemeen bewegen ook Kerkelijke teams of gremia zich in een context waarbij snel over veel beslist moet worden. Dan is het nodig om een soort van “mini-formule” te ontwikkelen om het verloop van de zittingen te onderbreken en ruimtes te openen voor de Geest. Het is noodzakelijk om dit concept aanvaardbaar te maken, want de toepasbaarheid van geestelijke onderscheiding moet zich daarmee bewijzen.

3          Aansluiten bij modellen in de sociale wetenschappen

In het management, de sociale wetenschappen en de adviesorganen zijn vele vormen ontwikkeld, die volgens mij gemakkelijk kunnen aansluiten bij een proces van geestelijk beslissen. Ook bij het “Check-in” en “Check-out” vindt een bewust beluisteren plaats van waar de ander staat; de “Consent-methode” in de Sociocratie brengt een helder gestructureerde vorm om te komen tot een beslissing naar voren, die ook veel denkstof geeft voor Kerkelijke bijeenkomsten; “agiele”, “beweeglijke” teams en organisaties grijpen terug naar het strak gestructureerde verloop van groepszittingen van de holocratie. Het is van belang deze methodes op te nemen en voor Kerkelijk gebruik vruchtbaar te maken; dat wil zeggen te verhelderen of en hoe deze met geestelijke onderscheiding compatibel zijn. Deze methodes zijn ontstaan in een professionele omgeving. Ook binnen de Kerk moet aan deze vraag naar professionaliteit worden voldaan, niet in het minst omdat velen die als vrijwilliger voor de Kerk werken beroepshalve deze professionaliteit ervaren en deze manier van beslissen ook van de Kerk vragen. Maar ook, meen ik, omdat de principes en methodes van het geestelijk beslissen de advisering in organisaties kunnen bevruchten. Deze dialoog moet gevoerd worden.

4          Het aanbod van begeleiding 

Veel kerkelijke teams en gremia kunnen door de hierboven genoemde criteria en vereisten overvraagd zijn. Daarom is er nood aan een aanbod van mensen die zulke beslissingsprocessen, evenzeer spiritueel als professioneel, kunnen begeleiden.

In de deliberatio primorum patrum heeft de groep rond Ignatius iets nieuws ontwikkeld en daarbij aangeknoopt bij de traditie van de Kerk. Dat kan ook nu: voor de velerlei uitdagingen bij kerkelijke ontwikkelingen dienen vormen en wegen ontwikkeld te worden, die een gemeenschappelijk geestelijk onderscheiden en beslissen mogelijk maken, en dit met een professionaliteit die het ook mogelijk maakt dat de Kerk aansluiting vindt bij haar omgeving. 

bron: Korrespondenz zur Spiritualität der Exerzitien,
nr. 115, 69 (2019), p. 15-22.

vertaling: G. Wilkens S.J. (+) en Rita Vandevyvere

 Bernhard Waldmüller, geboren in Beieren in 1953, woont sinds 1991 in Zwitserland. Hij is gehuwd en is rooms-katholiek pastoraal werker in Kriens bij Luzern. Hij schrijft regelmatig over spiritueel leiderschap. Omdat hij voor een open en sociaal betrokken Kerk staat, komt hij vaak in een spreidstand te staan. Het artikel, waarmee de redactie van Cardoner wil inhaken op het synodaal proces, getuigt hiervan.

Bekijk alle artikelen van Cardorner

Deel