door Patrick Goujon S.J.
door Patrick Goujon S.J.
De bekering van Ignatius na de kanonskogel van Pamplona in 1521 was slechts een eerste stap in een heel proces. Deze bekering getuigde veeleer van de kracht van het verlangen om te ontvangen en te werken binnen de concrete omstandigheden, en niet van het streven naar een ingebeelde heiligheid.
Wanneer we spreken over bekering in het leven van Ignatius van Loyola, gebruiken we een uitdrukking die net zomin behoort tot zijn woordenschat als tot zijn kijk op een christelijk leven. Dat betekent niet dat Ignatius weigert zijn leven te veranderen, integendeel. Maar wat Ignatius beschrijft in Het verhaal van de pelgrim, de Geestelijke Oefeningen en de Constituties, is het werk van God en hoe dit eenieder in staat stelt om in alle vrijheid vorm te geven aan zijn bestaan. Liever dan te spreken over bekering, die een ommekeer met zich meebrengt, heeft Ignatius het over een proces van verlangen en ontdekken van de eigen wijze waarop men God zoekt in alle dingen.
Bij het lezen van Het verhaal van de Pelgrim (hierna: Het verhaal) moeten we ons afvragen tot welk letterkundig genre die tekst behoort, want dat bepaalt de betekenis die de lezer eraan geeft: wat we zien als een levensverhaal, nodigt uit om onze kijk op de “heilige stichter” te onderzoeken zonder hem te willen navolgen. Het verhaal onthutst de lezer en verspert hem de weg voor wat bewondering zou kunnen opwekken, opdat hij zélf gaat verlangen God te dienen door te ontdekken hoe de “innerlijke mens” in hem versterkt wordt.
In een voorwoord bij Het verhaal wijst Luis Gonçalves da Câmara, een goede vriend van Ignatius, op de omstandigheden die Ignatius er in 1554 toe brachten zijn leven te vertellen. Al drie jaar lang had Hieronymus Nadal, een andere vriend van Ignatius, hem ertoe aangespoord een testament te schrijven voor zijn medebroeders jezuïeten. Op een mooie dag, na een gesprek met Câmara besloot Ignatius op het verzoek van zijn metgezellen in te gaan. Câmara had hem gesproken over zijn eigen moeilijkheden om zich te bevrijden van de ijdele roem (het verlangen om eer te verwerven door de verdiensten op te eisen voor een of andere gebeurtenis). Ignatius raadde Câmara toen aan “alles wat hemzelf betrof dikwijls aan God voor te leggen en te erkennen dat al het goede, dat hij in zichzelf kon vinden, van God kwam en Hem daarvoor te danken”. Toen Ignatius zag dat Câmara door zijn woorden tot tranen toe bewogen werd, vertrouwde hij hem toe dat ook hij “gekweld was geworden door die ondeugd”. Toen Ignatius later Câmara en Juan de Polanco bij het middagmaal ontmoette, zei hij hun dat hij op het verzoek van Nadal zou ingaan.
Het verhaal komt voort uit een gesprek waarbij Ignatius merkt dat zijn gesprekspartner tegelijk getroost wordt en hulp nodig heeft. Als remedie tegen de ijdele roem geeft Ignatius aan Câmara de raad om zich dankbaar tot God te wenden. Ignatius ziet dan dat zijn gesprekspartner, die getroffen wordt door die opmerking, Gods werk in zichzelf al erkend heeft. Ignatius denkt dat zijn eigen levensverhaal nuttig kan zijn voor zijn toehoorder. Ignatius kan zijn verhaal vertellen. Daardoor bepaalt hij ook de geestelijke ingesteldheid van zijn lezers, namelijk mensen die het werk van God in henzelf al erkennen. De geestelijke pedagogie van Ignatius steunt op de zekerheid dat het initiatief van God komt en dat we hem dienen te zoeken; wat impliceert dat we moeten leren hem te herkennen.
Ignatius kiest voor een originele letterkundige vorm. Door over zichzelf te spreken in de derde persoon neemt hij afstand van de hoofdpersoon van wie hij de gebreken en de dwalingen beschrijft. Hij beschrijft echter geen persoon “zonder kwaliteiten”, maar een vrij iemand. Het verhaal toont hoe een vrijheid, van God ontvangen en vastberaden aangewend, opgebouwd wordt.
Nadal wilde dat Ignatius een testament zou schrijven voor zijn “zonen”, de jezuïeten. In het voorwoord preciseert Nadal wat hij van Ignatius verwachtte. Hij stelt hem een verhaalvorm voor, “een weg […] vanaf de eerste dagen van zijn bekering”, een uitdrukking van Nadal maar niet gehanteerd door Ignatius. Het verhaal gaat niet zozeer over Ignatius – die er de held van zou zijn – maar over de Heer die Ignatius heeft geleid. In een van de weinige Franse studies over Het verhaal, schrijft Louis Marin dat het niet zozeer ging om de gebeurtenissen uit het leven van Ignatius, als wel om “de goddelijke en genadevolle wijze van zijn vorming”. Hij schrijft verder: “Het verhaal zegt op de eerste plaats en hoofdzakelijk dat de Heer de algemene verhaallijn van [zijn] leven bepaalt.” Het zou overdreven zijn te beweren dat God de hoofdrol speelt in Het verhaal, maar belangrijk is dat de verteller ontdekt dat God de plot van het levensverhaal schrijft.
Het verhaal is een lofzang op God. In dat opzicht is het verwant met de middeleeuwse hagiografische traditie. Op die manier kent Ignatius zichzelf geen eer toe (en vermijdt hij hoogmoed en ijdele roem), maar voldoet hij vooral goed aan de vraag van Nadal, die een verhaal wilde waarvan “zijn zonen” iets konden “leren”. Door God te willen loven, hoeft de verteller geen schrik te hebben voor het opsommen van de ondeugden waartegen hij zelf heeft moeten strijden. Wij zijn ongetwijfeld niet gewend ons over de gebreken van Ignatius te buigen. Toch gaat het verhaal ook daarover, als tegengewicht voor het loven van God. Zo voorkomt Het verhaal iedere eventuele poging tot nabootsing vanwege de lezer, volgens een logica die Ignatius in moeilijkheden bracht tijdens de eerste jaren van zijn pelgrimstocht. Ignatius toont zijn ondeugden. Zoals eerder vermeld, vertelt Câmara op die manier wat aan de basis van Het verhaal lag, namelijk dat hij aan Ignatius vertelde hoe hij moest vechten tegen zijn verlangen naar ijdele roem. Aan het einde van zijn leven bekende Ignatius dat hij, zelfs na zijn beslissing om de heiligen na te volgen, toch lange tijd de meest essentiële deugden had ontbeerd.
Wanneer hem een bepaalde boete te binnen schoot die de heiligen verricht hadden, dan nam hij zich voor hetzelfde te presteren en zelfs meer. In die gedachte lag heel zijn troost, en hij lette helemaal niet op iets innerlijks. Wat nederigheid was wist hij niet, noch wat liefde was of geduld, evenmin wat onderscheiding was waarvan deze deugden regel en maat kregen. Zijn bedoeling was enkel die grote uiterlijke werken te presteren, omdat de heiligen ze voor de eer van God net zo gedaan hadden. Op een andere, meer bijzondere omstandigheid lette hij niet. (Verhaal, 14)
De hierboven aangehaalde vertroosting dient Ignatius als leidraad, maar ze volstaat niet. Hij heeft ook nood aan overweging, die voortdurende aandacht van het verstand bij het zoeken naar de waarheid, de maat en de deugden. Het zou wel eens kunnen dat de grote nadruk die tegenwoordig gelegd wordt op affectiviteit, om vertroosting te ontvangen, de rol van de deugden en het verstand in het geestelijk leven heeft doen vergeten. Onder een deugd moet men een vormingsproces en een transformerende dynamiek verstaan, die het individu in staat stelt een goed leven te leiden, wat voor Ignatius het concrete leven met Christus betekent. De verteller van Het verhaal schetst hoe hij beetje bij beetje ontdekt hoe God de gebeurtenissen die hem overkomen heeft gestuurd.
Hier komen we tot het specifiek ignatiaanse begrip van bekering. Het verlangen om God te dienen, welde al heel vroeg tijdens zijn herstelperiode in Ignatius op en wel in dezelfde vorm als het verlangen om de “edele dame” die hij wilde veroveren, te beminnen en te dienen. Maar dat verlangen naar God zat nog gevangen in zijn dromen om de heiligen na te bootsen en in zijn prestatiedrang. Het verhaal vertelt hoe iemand volhardt in zijn verlangen, terwijl hij dat tegelijk ook wijzigt. Zo wordt hij innerlijk gevormd door zijn beslissingen en zijn daden. Het verlangen blijft en dient als leidraad ter oriëntatie van zijn leven, maar vergt voortdurende inspanningen van hem.
Door God te loven en tegelijk zijn eigen ondeugden te beschrijven, wilde Ignatius zich niet als voorbeeld stellen maar onthullen hoe God omgaat met de zielen. Het verhaal keurt het verleden van de pelgrim niet af want, hoe blind hij toen nog was, toch had Iñigo een groot verlangen om God te dienen. Dat standvastig verlangen moet goed worden begrepen door wie reflecteert over zijn eigen leven of anderen begeleidt bij hun terugblik. Wanneer het verlangen onvoldoende loskomt van de dromen en van de na te bootsen voorbeelden, wordt het gekenmerkt door ambivalentie. Toch is het in die ambivalentie van het verlangen dat de goedheid van God tot uiting komt, op voorwaarde dat de persoon volhardt in zijn verlangen. Onder volharding verstaat men het vermogen om iets moeilijks te verwezenlijken, in dit geval het dienen van God. We zouden een soort chronologie kunnen schetsen van de periodes die Ignatius doormaakt. Bij twee sleutelmomenten worden drempels overschreden waarbij we kunnen begrijpen hoe een bekering verloopt. De eerste drempel is het binnentreden van de vrijheid dankzij de ervaring van de barmhartigheid van God. De tweede is het vinden van de manier om God te dienen door gebruik te maken van die vrijheid. Hier is de pedagogie van de Geestelijke Oefeningen duidelijk herkenbaar, evenals de grondhouding van de jezuïeten bij de uitoefening van hun zending.
Het verhaal begint met een nederlaag en een verwonding te Pamplona. Tiziano Ferraroni noteert dat er in die gebeurtenis, die Ignatius nooit aan God toeschrijft, een interessante manier schuilt om zich te verhouden tot de wereld en tot zichzelf. Of het nu ging over Pamplona, waarvan de vesting zich niet kon verdedigen, dan wel om het bot van zijn been dat niet kon herstellen of om een dame van een zo verheven adelstand dat hij haar niet kon dienen – telkens toont Ignatius dat hij strijdt tegen zijn verbeelding, die het hem onmogelijk maakt de werkelijkheid te zien. Het hoogtepunt van die strijd doet zich voor te Manresa, wanneer Ignatius overvallen wordt door scrupules en angsten ten aanzien van het nieuwe leven dat hij zopas begonnen was. Wanneer hij merkt dat hij volstrekt onbekwaam is om zichzelf te veranderen, doet er zich een nieuwe crisis voor. Wanneer hij zijn onvermogen moet toegeven en aan zelfmoord denkt, beweegt Ignatius zich op de rand van de dood omdat het ideaal waarvan hij droomt en dat hij nastreefde, onmogelijk blijkt. Ignatius gaat echter niet ten onder maar overbrugt een eerste kritiek punt door zich tot God te wenden. In een grotere waarheid neemt hij zijn juiste plaats in.
Door te veel te investeren in denkbeeldige heldhaftigheid van krachttoeren voor God, geraakte Ignatius in een crisis die hij te boven kwam dankzij de liefde van God, wiens woord wordt ontvangen als een wet tot leven. De kracht van het verlangen ondergaat de louterende werking van de nederigheid door het aanvaarden van de toestand waarin Ignatius zich bevindt – met zijn temperament en karakter. Hij ziet de realiteit in, laat de droom over zichzelf los, begint te leven in vrijheid. Tijdens die periode, waarvan de paasbeweging voor de hand ligt, verschijnt de nieuwe innerlijke mens die zal bevestigd worden door het vervolg van het verhaal. Die nieuwe mens is degene die door de Heer wordt gevormd door beroep te doen op zijn capaciteiten om zijn vrijheid aan het werk te zetten. Die periode wordt gekenmerkt door drie werkwoorden: “onderzoeken”, “beslissen” en “zich vrij weten”.
Hiermee wilde de Heer dat hij wakker werd als uit een droom. Omdat hij door de lessen die God hem gegeven had, al wat ervaring had aangaande de verscheidenheid van geesten, begon hij na te gaan met welke middelen die geest gekomen was. Zo kwam hij in grote helderheid tot het besluit om niets meer van vroeger te biechten. Vanaf die dag bleef hij vrij van die gewetensangsten en beschouwde het als zeker dat onze Heer hem in zijn barmhartigheid had willen bevrijden. (Verhaal, 25)
Ignatius bleef een groot verlangen voelen om God te dienen, maar hij leerde beetje bij beetje dat verlangen te zien in het licht van de omstandigheden en van daaruit de juiste beslissingen te nemen. We zien hem in Salamanca, in de gevangenis, wanneer hij besluit om in Parijs te gaan studeren. Maar ook als student in Parijs merkt hij dat het bedelaarsleven in het armenhuis een hinderpaal blijkt te zijn voor het studeren. In Het verhaal brengt Ignatius discreet de levenswijze, die hij geleidelijk aanneemt, ter sprake: vertroosting voelen, beschouwen, beslissen. Zijn persoonlijkheid komt tot eenheid door middel van affectiviteit, verbeelding en verstand. In de volgende periode worden die verschillende dimensies voorzichtig duidelijk: Ignatius overweegt een project dat hij heeft uitgewerkt en ondervindt daarbij veel troost die hem sterkt. Hij beveelt zijn beslissing aan bij God. In het taalgebruik van Ignatius betekent dit dat hij zich onverschillig opstelt tegenover de uitkomst ervan en die aan Hem overlaat. Daarna voert hij zijn beslissing uit.
Nadat hij zich een tijdlang aan deze leefwijze had gehouden, van enerzijds gasthuis en anderzijds bedelen, constateerde hij dat hij in zijn studie weinig vooruitgang maakte en begon hij te overdenken wat hij zou doen. Nu wist hij dat er op de colleges studenten waren die in dienst van de regenten stonden en toch tijd overhielden om te studeren. Vandaar dat hij besloot op zoek te gaan naar een meester. (Verhaal, 74)
Verder spreekt Het verhaal uitdrukkelijk over wat de geestelijke mens in staat stelt om Christus te volgen in de concrete omstandigheden waarin hij zich bevindt en dus niet in het najagen van een denkbeeldige heiligheid. Niettemin ontbreekt het Ignatius niet aan verbeelding en durf. Wat hij besloten had en met volharding uitvoerde, leidde hem vlot en zonder halsstarrigheid doorheen de gebeurtenissen.
Bij de overweging van dit voornemen vond hij troost in de voorstelling dat de meester Christus zou zijn en dat hij de ene student de naam van Sint-Petrus zou geven, een ander die van Sint-Jan en zo aan ieder een apostelnaam. Wanneer de meester me iets opdraagt, zal ik denken dat Christus me iets opdraagt en wanneer een ander me iets opdraagt, zal ik denken dat Sint-Petrus me iets opdraagt. Hij deed er alle moeite voor om een meester te vinden. Hij besprak het met baccalaureus Castro, met een kartuizermonnik die veel meesters kende, en met anderen. Maar men slaagde er maar niet in voor hem een meester te vinden. (Verhaal, 75)
Toen hij er niets op wist te vinden zei tenslotte op een dag een Spaanse monnik hem dat hij er beter aan zou doen elk jaar naar Vlaanderen te gaan. Hij zou daar hooguit twee maanden mee verliezen, maar dan ook met de middelen terugkomen waarmee hij een heel jaar zou kunnen studeren. Dat idee beval hij God aan en het leek hem een goed middel. Hij volgde die raad op en bracht elk jaar uit Vlaanderen zoveel mee dat hij er op de een of andere manier mee toekwam. Een keer stak hij zelfs naar Engeland over, waar hij meer aalmoezen vandaan bracht dan hij gewoonlijk de andere jaren deed. (Verhaal, 76)
We vinden hier zonder moeite de vermogens waarop een beroep wordt gedaan in de Geestelijke Oefeningen: verstand, verbeelding en wil. Om een moeilijkheid te overwinnen (met bedelen kon hij niet genoeg verdienen om te studeren), overdenkt Ignatius de toestand. Nadat hij verscheidene plannen (zorgvuldig of ijverig) heeft uitgevoerd, besluit hij tijdelijk weg te gaan. Ignatius heeft dus de juiste manier gevonden. In de praktijk zal die worden bevestigd: na zijn eerste verblijf in Vlaanderen, legt Ignatius zich nog vlijtiger toe op het bereiken van zijn einddoel (zielen helpen) door geestelijke gesprekken.
De Constituties benadrukken op eenzelfde manier de tijden waarbij het verlangen werkt. Wie God wil dienen in de Sociëteit van Jezus, moet voordien al door dat verlangen gedreven worden. Tijdens de vormingsjaren zullen de jezuïeten een hele reeks ervaringen opdoen, waarbij het leerproces van volgende keten van belang is: vertroosting voelen, overwegen en beslissen. Zo wordt het verband tussen Het verhaal en de Constituties duidelijk. En wat, zoals in een testament, overgaat van het ene naar het andere, behoort tot dat proces, waardoor eenieder toegang krijgt tot een innerlijkheid die gericht is op het helpen van de naaste. Dat proces zet volledig in op de relatie met een derde, of het nu gaat om een overste, de generaal, gelijken of de orde als geheel.
De Constituties zeggen welke houding er van de jezuïeten wordt verwacht, ongeacht of ze een zending hebben ontvangen dan wel novice zijn, en dit volgens drie opeenvolgende bewegingen: de toestand onderzoeken en advies inwinnen, de zaak aanbevelen bij God in het gebed en er zelf onverschillig tegenover staan, en ten slotte de gepaste beslissing nemen.
Toch kan wie naar een groot land (bijvoorbeeld India of andere gebiedsdelen) gezonden zou zijn, – stel dat hem niet door een bijzondere afbakening een bepaald gedeelte daarvan is toegewezen, – meer en minder op deze dan op die plaats vertoeven of rondtrekken overal waar het naar zijn oordeel voor Gods glorie het nuttigste is; maar hij moet eerst alles afgewogen hebben, (in zichzelf, wat zijn wil aangaat, voelen dat hij er onverschillig tegenover staat) en hebben gebeden. (Constituties, 633)
Tussen de regels van het avontuur van Ignatius door, maakt het relaas duidelijk welke innerlijke houdingen een jezuïet, als man van God, moet hebben. In de concrete gevallen moet hij blijk geven van verstand en deugdzaamheid om te antwoorden op het appel van God om de zielen te helpen. Natuurlijk kan men ook op die manier leven buiten de Sociëteit van Jezus, op voorwaarde dat men dagelijks leert te leven vanuit een verlangen dat men ondervindt in het aanvoelen, beschouwen en praktisch uitvoeren.
Ignatius benadrukt het erkennen van het werk van God, van wezenlijk belang om vooruitgang te maken in het geestelijk leven. Erkennen en vooruitgang maken zijn misschien wel de kernbegrippen uit de Geestelijke Oefeningen (GO 189) en uit de Constituties. Zeker, het beeld van de bekering houdt in dat men het vorige leven vol boetvaardigheid afwijst, maar die stap is slechts een momentopname uit de ruimere ontwikkeling van een geestelijk leven. Die ontwikkeling kan enkel bezield worden door een verlangen dat men stap voor stap ontdekt. Dit verlangen is het enige waardoor men naar God kan gaan en dat ertoe leidt Hem te beminnen – door uit zichzelf te treden, de naaste lief te hebben, de juiste maat te ontdekken waarin men leeft volgens de Geest. Voor die houding bestaat er een uitdrukking, de “discreta caritas”, die het oordeel verbindt met de liefde, het inzicht van de overweging met de verbeelding van de vrijheid.
Het bekeringsmodel dat door Het verhaal van Ignatius wordt voorgesteld, legt de nadruk op de bestendigheid van het verlangen om Christus te dienen. Ignatius volhardt in dat verlangen, dat hij ondervindt en erkent, en dat hij wil verdiepen met behulp van zijn affectiviteit, zijn verbeeldingsvermogen en zijn verstand. Ignatius breekt met zijn verleden en doet boete, maar zijn antwoord op de roep van Christus verandert zijn leven. Er bestaat voor Ignatius geen ander bekeringsmodel dan datgene waardoor eenieder ontdekt hoe God in hem werkzaam is en dat doet overeenstemmen met het oordeel en de maat die de liefde aangeeft naargelang de omstandigheden.
bron: Christus, n. 273 (janvier 2022)
vertaling: Rita Vandevyvere en Marcel Stroobants
Patrick Goujon (°1969) is een Franse jezuïet. Hij doceert spiritualiteit en dogmatiek aan het Centre Sèvres, het opleidingscentrum van de jezuïeten in Parijs.
De meest recente Nederlandse vertaling van Het Verhaal van de Pelgrim verscheen bij Averbode in 2010 en is nog steeds verkrijgbaar.
Bekijk alle artikelen van Cardorner