Bidden met hart en ziel: een lekengetuigenis

Door Sabine Van Huffel

Door Sabine Van Huffel

Dit artikel is een getuigenis over de betekenis van het gebed in het leven van de schrijfster: hoe zij heeft leren bidden met het evangelie vanuit de ignatiaanse spiritualiteit, hoe zij dit bidden ervaart en hoe zij het verder beleeft in haar dagelijks leven. Een grote rol in de ontwikkelingen die ze beschrijft is weggelegd voor Adriaan, haar zoontje dat is overleden op 2-jarige leeftijd.

Dit lange artikel (30 blz) over het gebed kun je ook lezen als pdf.

Ik ben opgegroeid in Nazareth, een dorp op een twintigtal kilometer van Gent, als tweede oudste in een katholiek gezin van vier dochters. Als kind heb ik van thuis uit het geloof meegekregen en geloofde en prakti­ seerde ik zoals mijn ouders het me voordeden. Wekelijks gingen we naar de zondagsmis en dagelijks prevelden we ons gebed bij het eten en vóór het slapengaan. Tot mijn 21ste was dit mijn gebedsleven en ik ervaarde het als sterk uitwendig, het stond als het ware buiten mijn ei­ genlijke levenskern.

Op het moment dat ik me vele vragen stelde rond mijn geloofsbeleving en ernaar verlangde me het geloof eigen te maken, hoorde ik via mijn zus over Taizé praten. Hoe zij met stilte omging intrigeerde me en zette me aan om de stap naar Taizé te wagen, samen met een vriendin. Het werd een prachtervaring om mee te mogen vieren met deze oecumeni­ sche gemeenschap van broeders rond de bezielende stichter Roger Schutz en me omringd te weten door zoveel jongeren, even zoekend als ikzelf en even bezield. Hier lééfde het geloof en werd het een deel van mezelf.

Ik leerde er vooreerst dat de bijbel niet enkel het verhaal van Jezus is maar ook het verhaal van mijn eigen leven. Zo werden Jezus’ dood en verrijzenis in Taizé elke week gevierd en deze confrontatie deed me te­ rugblikken in eigen leven waar ik vaststelde hoe dikwijls ik zelf dood en verrijzenis meemaakte in tegenslagen. Ten tweede heb ik ginds geleerd wat het echte geluk inhoudt. Vóór Taizé liet ik mijn geluk afhangen van hoe anderen over mij dachten en dit werd bepaald door de mate waarin ik welbespraakt was, mooi, intelligent, cultureel, enz. In feite voelde ik me nooit echt gelukkig omdat ik altijd keek naar mijn gebreken. In Taizé leerde ik voor het eerst mezelf aanvaarden, zoals ik was, en voelde ik me bemind door God die me zo aanvaardde als mens, in al mijn gebro­kenheid. Dit besef bepaalde mijn echte geluk, mijn innerlijk geluk. In de ogen van God ben ik diep bemind. Dit schonk me innerlijke vreugde.

Terug thuisgekomen uit Taizé was ik vastbesloten verder de weg in te slaan van het geloof maar ik kon in mijn eigen thuis­ en parochiekring moeilijk mijn geloof beleven zoals ik het in Taizé ervaarde. Daarom ging ik op zoek naar binnenlandse alternatieven om mijn gebedsleven te voe­ den. Zo kwam ik in contact met pater Mark Rotsaert s.j., die me ontving in het jezuïetenklooster te Heverlee waar ik op dat ogenblik mijn studies beëindigde van burgerlijk ingenieur computerwetenschappen, met een aanvullende graad in biomedische ingenieurstechnieken. Op zijn aanra­den ben ik in de zomer 1983 een vijfdaagse bezinning (die hijzelf organi­seerde) gaan volgen in de trappistenabdij van West­-Vleteren met als titel “Bidden vanuit het evangelie”.

Zo maakte ik kennis met de ignatiaanse spiritualiteit en het bidden vol­ gens de Geestelijke Oefeningen van Ignatius van Loyola. Ik leerde er persoonlijk bidden met de Schrift en de concrete boodschap in de aan­ geboden tekst ontdekken voor mijn eigen leven. Maar vooral leerde ik luisteren naar het Woord van Jezus zodat mijn gebed kon uitgroeien tot een persoonlijk gesprek van mens tot God. Bidden vanuit het evangelie, zo leerde ik, is niet bekende gebeden aframmelen maar echt bidden is alle gedachten, bedenkingen, angsten, … loslaten, je hoofd leegmaken en je zo aan God overgeven. Bidden wordt op die manier een hoogst persoonlijke ontmoeting met God als Vader, Zoon en Geest. Dit was voor mij als rationeel denkende vrouw een grote stap omdat ik vreesde in het niets te belanden. Ik vreesde dat God me onmogelijke dingen zou vragen. Maar toen ik toch de stap zette, ontdekte ik iets heel moois, namelijk dat God me bewoont. Wat ik ten diepste wil, is Gods wil. Sinds­ dien ben ik steeds verder die weg van het gebed gegaan om te komen tot het zuivere gebed en dit is woordeloos voor God gaan staan en me laten beminnen door Hem, zoals ik ben, in al mijn gebrokenheid. Op die manier voel ik me door God gedragen!

Door mijn leven heen…

  • als gehuwde: ik trouwde in juli 1984 met Johan, eveneens ka­tholiek en burgerlijk ingenieur,
  • als moeder: ik kreeg zes kinderen waarvan Adriaan plotselingstierf: hij was net twee jaar; in de manier waarop ik zijn dood verwerkt heb, speelde mijn verrijzenisgeloof, gevoed vanuit de Geestelijke Oefeningen, een belangrijke rol, zoals opgetekend in een boekje [1] dat ik recent publiceerde,
  • als voltijds werkende vrouw: na mijn studies bleef ik doctoreren in het departement elektrotechniek aan de Katholieke Universi­ teit Leuven en klom op tot gewoon hoogleraar gespecialiseerd in de biomedische dataverwerking ter verbetering van de medi­sche diagnostiek,
  • en als geëngageerde leek: ik werd lector, catechist, voorganger en lid van de liturgische werkgroep en ziekenzorg in mijn parochie te Nazareth, Leuven en Heverlee, baande mijn geloof zich een eigen weg, gevoed vanuit al deze ervarin­gen in mijn concrete leven.

Op deze weg mocht ik mijn persoonlijk bege­ leide retraites in stilte volgens de Geestelijke Oefeningen van Ignatius van Loyola (het ging om acht vijf­ tot achtdaagse retraites die ik jaarlijks volgde met weliswaar een onderbreking van elf jaar omwille van gezins­ en werkomstandigheden: Godsheide in 1985, Oude Abdij van Drongen in 1986, 1987, 1989, 1990, 1991, 1993, en Groenhove in Torhout in 2004 en 2005) ervaren als mijlpalen. Hiermee bedoel ik dat de gedach­ ten en waarheden die vanuit deze retraites tot mij doordrongen geloofs­ zekerheden geworden zijn, die niet meer aan het wankelen gebracht worden door de stormen van het leven. Meer concreet wil ik deze ge­ bedservaringen toelichten in de volgende sectie.

Gebedservaringen

Abdij van West­-Vleteren, 23-­27 augustus 1983

Zoals aangehaald in de vorige sectie, werd ik via een vijfdaagse bezin­ ning in de abdij van West­-Vleteren ingewijd in de ignatiaanse spirituali­ teit. Naast het bijwonen van de officies van de monniken en een uitwis­ seling in groep, kregen we drie maal per dag een inleiding op een bijbel­ tekst. We werden daarna aangemaand persoonlijk te bidden met de be­ sproken tekst en de woorden in ons te laten doordringen, te peilen naar wat ons beroerde en wat de Heer ons te vertellen had. Deze gebeds­ vorm was zo nieuw voor mij, zo onwennig omdat ik mij niet langer kon laten leiden door eigen gedachten en redeneringen. Ik moest proberen alles uit handen te geven en me open te stellen voor Gods Geest, Gods Stem. Zou de Heer mij durven vragen in het klooster te treden, terwijl ik verkering had met Johan en verlangde naar het huwelijk?

Gelukkig werd ik persoonlijk begeleid door zuster Dora Hauchecorne die me hielp mijn eigen bidden te verstaan en de nodige stappen te zetten tot het persoonlijke gebed dat een rechtstreekse ontmoeting moest wor­ den met God in een soort tête­à­tête. Ik wilde er zeker van zijn dat ik mezelf niets wijs maakte en daarom is begeleiding essentieel om te le­ ren onderscheiden hoe God inwerkt in mij, mijn leven. Nadat ik na enige moeite erin slaagde om alle levenswegen voor mij open te laten, kreeg ik mijn eerste gebedservaringen bij het lezen van de tekst uit Exodus 3, 1­ 14, waarin Jahweh Mozes riep in het brandend braambos. Durf ik aan­ nemen dat God me ook roept en zendt? Ik omschreef het als volgt in mijn dagboeknotities:

25 augustus 1983. Gezeten op een bank in de tuin, temidden van Gods Schepping met de wind in het gezicht, voel ik Gods aanwezigheid, ver­ vult God me. In het begin was ik mistroostig en dacht nooit te kunnen bidden en de dingen op me te laten afkomen. En zie, mijn ogen vallen op de rozenstruik die daar toevallig in het perk voor mijn bank groeit. Waarom ben ik toevallig hier komen zitten? Ik denk onmiddellijk aan de rozen die Johan me gegeven had en realiseer dat het steeds op die momenten was dat ik het niet verwachtte: als ik mistroostig was of be­ gon te twijfelen aan onze relatie. “In die rozen die bloeien in de natuur ontdek ik Jou, God. Jij komt tot mij door die rozen om me duidelijk te maken dat Johan mijn uitverkorene is. Tegelijkertijd zie ik de doornstruik waarin Jij je aan Mozes openbaarde. Dit was evenzeer een teken, Jij riep hem. Zo roep Jij mij ook door die rozen. Jij wijst me de weg!” Ik open de ogen en kijk recht op de voet van de rozenstruik waaruit alle takken ontspruiten. Dan begrijp ik dat God me roept om een gezin te stichten vol nieuwe rozen: 4 à 5 identieke rozen per tak. Tranen komen in mijn ogen. Ik lees opnieuw de tekst uit Exodus en herken hierin mijn eigen stukje evangelie, mijn eigen zending: God die zich openbaart in de rozen. Ik ervaar God als Hij die is, die me heel nabij is. “God, dank Je voor Je tekenen: in de rozentak met zijn 5 rozen die me toewuift.”

Deze Godservaring, die lang en de volgende dagen steeds dieper in mij bleef nawerken, deed me inzien dat God geen onmogelijke dingen van me vraagt. Integendeel, Hij bevrijdt me juist in gebed van alle menselij­ ke onvrijheden die mijn diepste verlangens onbewust onderdrukken. Ro­ zen kregen sindsdien een speciale betekenis in mijn leven, zoals uitge­ drukt in het volgend gedicht dat ik schreef voor Johan op de verjaardag van ons éénjarig samenzijn (en ook in onze huwelijksviering voorlas als mijn huwelijksdroom voor Johan).

5 oktober 1983. Toekomstbeeld …
Als een roos wil ik voor jou ontluiken,
me verstrengelen in jouw takken
en zo groeien in eenheid naar het Licht.
Uit onze knoppen zullen nieuwe jonge roosjes ontspruiten, zij voeden zich met het sap van onze liefde

en onze doornen behoeden hen tegen elk gevaar opdat ook zij later kunnen meewiegen
in de palm van Gods Scheppende hand.

Omdat dergelijke ervaringen zo diep ingrijpen in mijn leven, ervaar ik ze als mijlpalen die mijn leven blijvend oriënteren. En tegelijkertijd is er geen weg meer terug! Deze vorm van gebed is zo intens, is een echte persoonlijke ontmoeting met God die me heel dichtbij komt en die ik diep in mij ervaar: niet als een straffende God maar als een liefhebbende Va­ der die me oneindig véél bemint zoals ik ben in al mijn gebrokenheid. Om tot dergelijke Godservaringen te komen, is stilte nodig en rust in mij, die ik niet kan terugvinden in de dagelijkse drukte van mijn bestaan. Daarom besloot ik ieder jaar, indien mogelijk, een persoonlijk begeleide retraite te volgen vanuit deze ignatiaanse spiritualiteit, die me zo aan­ sprak.

Godsheide, 15­ – 20 juli 1985

Zo trok ik in juli 1985 naar Godsheide omdat ik me kon laten begeleiden door dezelfde zuster die me in West­Vleteren begeleidde. Vanaf nu doe ik de oefeningen persoonlijk, verloopt alles in stilte, en krijg ik de gele­ genheid een uurtje met mijn begeleider te praten over mijn gebedserva­ ringen, mijn leven, en wat me bezighoudt. Drie tot vier gebedsmomenten van een half uur tot een uur bouw ik in in mijn dagschema. Het zijn mo­ menten waarin ik me door God persoonlijk wil laten ontmoeten, er wil zijn voor Hem, totaal, in volle overgave. Bij voorkeur doe ik dit buiten in de volle natuur. Op een rustig eenzaam plekje ongerepte natuur voel ik God het dichtst aanwezig.

Buiten de persoonlijke en gezamenlijke gebedsmomenten en de per­ soonlijke begeleiding, reflecteer ik over mijn leven, ontraadsel mijn ge­ dachten en gevoelens al schrijvend in mijn dagboek. Bijkomend verdiep ik me in aanvullende lectuur zoals de boeken van Henri Nouwen, An­ selm Grün, Edward Buysse, Mark Rotsaert, Piet van Breemen, Manu Keirse, … die nuttige wegwijzers bieden op mijn geloofsweg. Doorgaans heb ik tijd (1 tot 3 dagen) nodig om volledig tot innerlijke rust te komen. Dikwijls verloopt dit via een echt dieptemoment waarin ik me door God verlaten voel en dit terwijl ik juist zo hevig naar Hem verlang. Echter, de­ ze dieptemomenten zuiveren juist mijn Godsbeeld en mijn geloof om nadien God opnieuw te mogen vinden, dieper en intenser dan ooit tevo­ ren. Om alles meer te concretiseren, wil ik nu mijn diepste gebedserva­ ringen beschrijven aan de hand van mijn dagboeknotities die een ge­ trouwe weergave mogelijk maken.

Mijn retraite in Godsheide begon met een woestijnervaring. Alhoewel ik hevig verlangde God te ontmoeten, kreeg ik geen enkele boodschap en eindigde mijn gebed in dorheid. Een grote onrust overviel me tijdens de dagsluiting bij het horen van de bijbeltekst over de steden Kafarnaüm en andere die zich niet wilden bekeren. Het was alsof ik iets misdaan had dat God mishaagde en contact in de weg stond. Allerlei feiten kwamen me voor de geest die de verwekking van een kind belemmerden. Ik werd nog meer verontrust en zeer bang omdat ik de tijd niet rijp vond om een kind te krijgen: ons appartementje was te klein, Johan zat in het leger, ik was druk bezig met mijn doctoraat, we hadden plannen om naar Ameri­ka te gaan, …

Ik ging een zeer woelige en onrustige nacht in waarin ik met mezelf een gevecht voerde zoals Jacob met de engel. En naarmate de nacht vor­ derde, werden die obstakels die ik in mezelf had ingebouwd één voor één weggehaald en werd het verlangen naar een kind sterker. Vreugde en angst overvielen me tegelijk: vreugde om de verwachting van een kind, angst voor de reactie van mijn omgeving (wat achteraf gezien on­ gegrond bleek te zijn). Ik stond plotseling in grote bewondering voor Ma­ ria van wie ik nog veel moest leren. Ik besloot alles aan God voor te leg­ gen in mijn gebed de volgende dag en zijn antwoord af te wachten. Ik voelde me bereid in te gaan op zijn boodschap en zou Maria om steun vragen.

Zo geschiedde! Ik had onmiddellijk contact, gaf me heel en al prijs aan zijn scheppende Kracht, zette alle gedachten uit mijn hoofd en werd be­ vangen door een grote vreugde tot tranen toe. Tegelijk voelde ik me zo aangetrokken tot Maria. De volgende dagen werden de ontmoetingen met God in gebed intenser en dieper. Ik voelde me door Hem bemind en uitverkoren. Mijn innerlijk verlangen om moeder te worden bloeide totaal open. Dit werd in de hand gewerkt door de juiste keuze van bijbelteksten rond Maria, die mijn begeleider me aanreikte om mee te bidden. Tegelijk ervaarde ik via gebed dat God en mijn diepste zelf een eenheid vormen. Wat ik dus echt wil in mijn diepste zelf, is Gods wil! Deze onthulling was zo verrassend en ervaarde ik nu in alle volheid. Pas door Gods Kracht en intens gebed kan ik volledig mezelf zijn en volkomen vrij zijn. Eens te meer besefte ik dat gebed voor mij de weg is om mijn diepste verlan­ gens bloot te leggen. Als afsluiting van deze retraite heb ik op verzoek van mijn begeleider mijn eigen Magnificat geschreven, waarin ik mijn gevoelens en gebedservaringen van deze onvergetelijke vijfdaagse heb uitgedrukt.

20 juli 1985. Fecisti me ad te (Gij hebt mij naar U toe gemaakt). Lof zij U, O Heer, en geprezen zij uw naam.
Van vreugde jubelt heel mijn hart om U, mijn Vader,
die zich welwillend openbaarde in mij, zijn kind.

Mijn trots hebt Gij doorbroken
en mij in uw scheppende hand kneedbaarder en kleiner gemaakt dan de klei in handen van de pottenbakker.
Armer en verlatener dan het dode hout in het hartje van de winter ben ik uw kind geworden
dat speelt het goddelijk spel van uw schepping
en nu mag stralen in uw onmetelijk Licht.
Oneindig groot is uw genade, uw Liefde zo volmaakt.
Hoe machtig is uw naam allerwegen op aarde.
Wat is de mens dat Gij naar hem omziet?
Mijn wil boog Gij om tot uw wil, mijn gedachten tot uw gedachten en mijn wegen mondden uit in uw wegen.
In mijn diepste zelf, de ziel van mijn bestaan, mocht ik U vinden en aanschouwen de goddelijkheid van mijn diepste wezen.
Gij zijt mijn levensruimte, mijn toevlucht en mijn kracht.
In U ben ik volkomen vrij, volkomen zelf.
Zoals een hert reikhalst naar levend water,
zo wil ik, God, met heel mijn wezen naar U toe,
me laven aan uw Bron en baden in uw stroom van Liefde.
Doch zolang ik woon op deze aarde,
zal ik altijd naar U dorsten
tot mijn ziel haar rust vindt in U … voor eeuwig.

Begin november 1985 werd ik voor het eerst zwanger: ons geluk kon niet op. Ik voelde me innerlijk zo blij dat God me verhoord had. De hele advent voelde ik me verbonden met Maria. Met Kerstmis verkondigden we het nieuws aan heel de familie en iedereen deelde in onze vreugde. Maar de week nadien kreeg ik een miskraam. Al onze dromen zagen we in het niet verdwijnen. De vreugde van Kerstmis en de blijdschap van onze familie om ons kind in wording kwijnden weg en verzonken in leeg­ te, angst, onzekerheid. Erger nog, ik voelde me door God bedrogen en verlaten. Hij riep me toch tot moederschap in Godsheide! Dieper en vu­ riger stelde ik mij hiervoor open en enkele maanden later op deze weg wordt alles afgebroken, wordt de weg afgesneden. Waarom moest mij dit overkomen? God verlangde dit toch van mij? Een antwoord op deze vragen kreeg ik pas op mijn volgende persoonlijk begeleide retraite. Ik was ondertussen opnieuw zwanger en keek uit naar de geboorte van ons eerste kindje dat half november verwacht werd.

Oude abdij van Drongen, 17­-23 juli 1986

In Drongen kreeg ik een nieuwe begeleider, Mary Blickman, die me is blijven begeleiden tot op vandaag. Zij was vrouw, leek, moeder van een groot gezin dat ze combineerde met werken buitenshuis. Ik herkende me in haar en daarom kon ze als geen ander aanvoelen en begrijpen wat in mij omging. Ze werd mijn belangrijkste metgezel op mijn geestelijke le­ vensweg. Deze retraite werd opnieuw een hele beproeving waar God weer tot mij kwam, zo verrassend nieuw, langs ongekende wegen. Ik verwoordde het als volgt.

21 juli 1986. Ik heb mijn verwachtingen hoog gesteld. Nu zal ik geen cri­ sis meemaken, niets zit in de weg, God heeft toch mijn moederschap gewild. Net als in vorige bezinningen verwachtte ik dat God me in gebed volledig vervulde van het geluk thans te mogen verwachten, de volheid te proeven van het leven te mogen doorgeven. En zie, God zei geen woord de eerste twee dagen en liet enkel zijn aanwezigheid doorsche­meren de twee daarop volgende dagen. Dat is tegen mijn verwachtingen in. Laat ik dan niet alles los? Geef ik me niet volledig aan God? Een cri­ sis doet me opnieuw genezen van mijn blindheid en opent me de ogen. Ik eis van God dat Hij me vervult, in het Licht brengt. Ik leg God mijn verwachtingen op, wil God op mijn eigen wegen plaatsen. Is dit alles los­ laten? Nee, daar zijn grote voorwaarden aan gekoppeld waarvan ik me niet bewust ben … tot vannacht. Gods wegen zijn niet mijn wegen, Gods gedachten niet mijn gedachten! Ik moet mij onthechten van al mijn ver­wachtingen en mijn gekende wegen om opnieuw God te vinden langs ongekende wegen, totaal verrassend, totaal nieuw maar met vast geloof in zijn Komst, zijn heilzame Werking. Ik ben verbaasd niet eerder bewust te zijn van mijn blindheid, van mijn opgelegde eisen aan de Heer! Thans voel ik me bevrijd en onthecht om opnieuw God binnen te laten. Ik besef meteen ook dat mijn miskraam in dezelfde lijn loopt. God had mijn moe­derschap gewild en nu verwachtte ik dat alles op wieltjes zou lopen. Ik beschouwde dit kind reeds als van mij, van Johan en mij. Nu kon toch niks meer mislopen. En toch gebeurde het! Ik dacht in januari werkelijk dat God me in de steek liet door me te kwetsen met dit onnoemelijk leed. Hoe kon Hij zoiets aandoen? Nu besef ik dat ik het was die God in de steek liet. God gebruikt mij om nieuwe schepping te verwezenlijken maar het kind blijft van Hem. Het is een gave Gods die ik in dankbaarheid mag ontvangen, als een genade maar ik mag er geen beslag op leggen. Het is immers Gods kind. Elke dag mag ik dankbaar zijn het kind verder in mijn schoot te laten groeien, zonder echter ooit uit het oog te verliezen dat het Gods kind is: het blijft een gave Gods. God blijft de Schepper van alle Leven. Hij beschikt over mijn leven maar ook over het leven van het kind, ons gegeven. Wij kunnen God enkel dankbaar zijn voor ons leven, voor het leven van onze kinderen, zonder erover te willen beschikken, zonder het zelf op te eisen, in volledige onthechting, volledige overgave aan Gods wil, onze schepper die oorsprong blijft van alle leven en Heer en meester! Door deze miskraam besef ik thans des te beter hoe gege­ ven ons het leven is van Godswege! God doet met ons wat Hij wil, doch wij geloven dat Hij steeds het goede met ons voorheeft. Van dankbaar­heid zijn wij vervuld om het wonder dat in ons geschiedt.

Ik kon weer echt God ontmoeten in gebed, mocht baden in zijn Licht zo­ als ik ben in al mijn gebrokenheid. Alle leven rondom mij in de prachtige natuur rond de abdij zag ik als een geschenk aan ons gegeven, zo no­ teerde ik het in mijn dagboek.

21 juli 1986. Alles ademt Jou, God, en ik mag van dit alles genieten. Vandaag ontdek ik Jou, God, intenser dan ooit als de Schepper van alle leven. Wij als mens kunnen Je enkel dankbaar zijn om al het leven dat Je ons geeft zonder er beslag op te leggen: als gave, als geschenk. Zo ervaar ik ook het kind dat groeit in mij als geschenk van Jou. Jij laat in mij je schepping gebeuren door onze liefde gestalte te geven. Onze lief­ de voor elkaar, die een glimp is van Jouw Liefde, geef Jij, God, gestalte in de wording van dit kind.

Tegelijk ontdek ik het zuivere bidden.

23 juli 1986. Ik ontdek het zuivere bidden, het geloof in God in zijn zui­verste vorm, de kern. “Ik wil er zijn voor Jou, Vader.” Als dit de enige re­den is van je bidden, kom je tot echt gebed en vloeit al de rest wat je ge­ geven wordt er als vanzelfsprekend uit. Mijn bidden was ontaard, ik bad om vervuld te worden, om mijn zwangerschap dieper te beleven, doch vergat hierbij de hoofdzaak. Bidden is eigenlijk God beminnen om zijn Zijn en enkel daarom!

Op die manier wordt het gebed één en al genade. Ik voelde me verrijkt, versterkt, verrukt en zou alles in één hand willen houden en dansen voor God.

Oude abdij van Drongen, 22­ – 27 juli 1987

Ondertussen werd ons eerste kindje Eva geboren op 15 november 1986. Sinds haar geboorte geeft ze ons elke dag “leven”: door haar lach, haar bewegingen, haar blik. Elke dag mogen we van haar genieten: ze is waarlijk een geschenk van God, zo ervaarde ik het. Acht maanden later trok ik opnieuw naar Drongen op retraite en ontdekte hier het prille begin van een nieuwe zwangerschap: ik was in de wolken! Nieuw leven ont­ kiemde in mij. Ik kon opnieuw ten volle moeder­vrouw zijn en deel heb­ ben aan Gods schepping. Gerijpt door mijn vorige ervaringen, wilde ik er deze periode enkel zijn voor God: “ik ben er voor Jou” zonder verwach­ tingen te stellen. Reflecterend over mijn leven van het voorbije jaar aan de hand van Lucas 10, zag ik Gods spoor door mijn leven. In mijn gebed voelde ik meer en meer Gods aanwezigheid en onderging ten volle Zijn Liefde. Zijn aanvankelijk aanwezigheidsbesef ruimde langzaam maar zeker plaats voor Zijn alleswegschenkende Liefde die me overspoelde. Ik voelde me door Hem bemind in hart en nieren, zoals ik ben met mijn fouten en gebreken. Omdat mijn gebed zo doorwerkte, wist ik dat het een echt gebed was dat kleur gaf aan mijn manier van zijn, me droeg, me doordrong in hart en nieren: het was een gave Gods. Mijn verlangen naar Eva bleef groeien, ik kon ze niet uit mijn gedachten bannen. Ik was inderdaad veranderd sinds vorig jaar: ik was moeder geworden en dit betekende dat mijn hart hier minder klopte maar vooral thuis in mijn ge­ zin bij Eva, bij Johan, delend in het geluk van een reeds ontluikende nieuwe zwangerschap, zoals ik getuigde in mijn dagboek.

27 juli 1987. In mijn moederliefde kan ik jou vinden, God, maar niet hier: ik kan het leven in een klooster of abdij niet langer dulden. Jouw grootste geschenk aan mij, God, namelijk jouw Liefde die in mijn moederliefde gestalte krijgt, ervaar ik het meest in Eva. Zij spreekt van Jou, God. Alle liefde die anderen Eva toebedelen, schenken ze ook aan mij. Het is alsof geldt: “Wat je aan Eva doet, doe je ook mij”. En tegelijk ben ik dan Jou, God, zo dankbaar om dit mooie geschenk dat ik zomaar in handen kreeg: zo’n lief, gezond, verstandig, gemakkelijk en vinnig meisje.

Mijn moederliefde is de duidelijkste glimp van Jouw alleswegschenkende Liefde aan mij, Vader. Hoe meer liefde Je me toedraagt hier via gebed (langs de Geest om), hoe groter mijn moederliefde wordt en ik naar Eva toe wil. Daar waar ik vroeger opging in een droombeeld van een gezin, word ik me nu vooral bewust van mijn afwezigheid uit het gezin en heb ik enkel verdriet, voel ik het gemis. Duidelijker dan ooit besef ik mijn ware plaats waar het diepste geluk me toelacht: als moeder en vrouw in mijn gezin thuis! En meteen ervaar ik ook de werking van de Geest die in mijn gebed tot de Vader bidt. Ik weet me door de Vader bemind, niet door een doordringen van zijn Liefde door heel mijn lichaam (wat een fijn gevoel geeft bij een gebedservaring) maar door het aanwakkeren van mijn moederliefde. Deze laait zo hoog op dat ik dringend weer naar Eva wil, naar mijn gezin om mijn liefde te kunnen wegschenken. Dit doet me oprecht geloven in de verborgen kracht van de Geest in het gebed. De werking van de Geest wordt zo duidelijk zichtbaar in mijn moederliefde.

Oude abdij van Drongen, 17 – ­21 juli 1989

Op 4 april 1988 werd ons zoontje Adriaan geboren: een pronkstuk van Gods schepping waaraan ik leven mocht geven en dat ik zelf mocht voe­ den. Ik ervaarde het als een unieke manier om op deze wijze te mogen delen in Gods schepping. Die eerste momenten na de geboorte waarop ik Adriaan mocht vasthouden – dit kleine hulpeloze wezentje dat aan mij wordt toevertrouwd – vergeet ik nooit. Het delen met Johan in ons geluk, deze nieuwe geboorte­ervaring, waren echt momenten van verdichting. Hier voelde ik de Vader aanwezig, delend in ons geluk en wist ik me door Hem bemind. Omwille van de borstvoeding aan Adriaan achtte ik het niet mogelijk in 1988 om op jaarlijkse retraite te gaan in Drongen en beperkte het tot een bezoekje met Adriaan aan Mary.

De maanden vlogen voorbij en de drukte werd groter. Ik kon zo intens genieten van Eva en Adriaan: met hun spontaneïteit, hun lach, hun taal, hun spel, hun liefde, … beantwoordden ze mijn gevende liefde en hierin herkende ik een glimp van Gods liefde voor mij. In december 1988 werd ik opnieuw zwanger en dankte God: “dank Je, Vader, om dit geluk. Het is jouw kind, Vader, aan mij toevertrouwd, zomaar in mijn schoot gewor­ pen.”

In juli 1989 trok ik opnieuw naar Drongen op vijfdaagse retraite. Ik was Johan heel dankbaar dat hij me deze kans gunde. “Het zal deugd doen, Sabine, ga maar, geniet van deze rust, ik zorg wel voor mezelf en de kinderen” las ik in zijn blik bij ons afscheid. Het werden rustige dagen waarin ik reflecteerde over alle “geschenken” die ik dit jaar kreeg. Met het boek Ruth dat ik als bijbeltekst meekreeg om te bidden, stond ik plotseling oog in oog met mijn situatie: ook aan mij werd een zoon Adri­ aan gegeven … tot zeer grote vreugde van mijn familie en schoonfamilie. Ik beschreef het als volgt in mijn dagboek.

19 juli 1989. Al die dankbetuigingen vanwege mijn schoonfamilie waar­ door ik getroffen word, zie ik als een geschenk van God. Het is de Vader die door hen tot mij komt en mij liefkoost, me met Zijn Liefde omringt. Nee, mijn kinderen zijn Gods bezit, niet mijn bezit. Ik heb ze als ge­ schenk uit zijn handen gekregen maar ik besef des te meer hoezeer ze ook geschenk zijn voor anderen, op de eerste plaats mijn schoonfamilie. Ik sta ze graag af, ook in de peutertuin, opdat ook anderen aan hen ple­ zier zouden beleven. De deugd die anderen beleven aan mijn kinderen, doen ze ook aan mij. Het is Gods Liefde die me hier wordt gegeven. “Wat je aan mijn kinderen doet, doe je ook aan mij”. Zo voel ik het zo­ zeer aan. Als mijn kinderen anderen blijmaken met hun lach, hun spon­ taneïteit, hun opmerkingen, dan is die blijdschap voor mij een geschenk vanwege de Vader aan mij, hun moeder. God bevestigt me hierdoor in mijn moederrol.

Na nogmaals het verhaal van Ruth gelezen te hebben, probeer ik te bid­ den in de kapel. Ik voel me vredig bij God verwijlen, onder zijn hoede, in zijn Liefde, mijn kinderen als Zijn geschenk, als geschenk voor zoveel andere mensen. “Begeleid me, Vader, ook mijn kinderen, op de weg die Jij ons voorhoudt.”

Ook het boek Tobit waarin de rechtvaardigheid en trouw aan Jahweh beloond wordt en familie hoog geprezen wordt, werd me als bijbeltekst aangereikt door mijn begeleider en was een ideaal verhaal, aangeboden op het juiste moment, om echt goed te bidden.

20 juli 1989. Ik voel jouw aanwezigheid, Vader, mijn wil om ook evange­ lisch te leven en de evangelische waarden door te geven aan mijn kinde­ ren. Het geloof is de grootste en belangrijkste waarde die ik mijn kinde­ ren kan doorgeven zodat ook zij op evangelische manier en in de geest van het geloof de richting en lijn in hun leven kunnen ontdekken en vol­ gen. “Vader, help me jouw leer zo zuiver mogelijk door te geven.” Ik kan de blijde boodschap op deze dagen in stilte niet beter samenvatten dan in volgend briefje:

Eva, Adriaan, …
mij gegeven als geschenk uit Gods handen, groei op als kinderen van God,
als geschenk voor velen,
en weet dat de blijdschap,
die jullie anderen schenken,
voor mij, jullie moeder,
de grootste bron van vreugde is:
de Liefde waarmee de Vader mij omringt.

Dood van Adriaan, 28 april 1990

Kort daarna, op 4 september 1989, werd Liesbeth geboren. We beleef­ den enorm drukke tijden omwille van de zorg voor drie kinderen jonger dan 3 jaar, die soms moeilijk te combineren viel met een voltijdse job buitenshuis, vooral in tijden van ziekte.

Bijna acht maanden later, op 28 april 1990, beleefden we de grootste beproeving in ons leven. Adriaan, net twee jaar, stierf plotseling en totaal onverwacht. Pas zes weken later vernamen we dat hij gestorven was aan een acute longontsteking, een zeldzame verwikkeling die was opge­ treden als gevolg van een beginnende oorontsteking. Bij de feiten zelf wil ik niet stilstaan [1]. Veeleer wil ik hier getuigen hoe de geloofsweg, die ik tot hiertoe bewandeld had, de verwerking van zijn dood beïnvloed­ de op een heilzame manier. Centraal in deze verwerking was mijn vijf­ daagse retraite in Drongen drie maanden later waarin ik een zin zocht en vond, in persoonlijke ontmoeting met God, voor het leven van Adriaan vanuit de verrijzenis van Jezus en mijn geloof hierin met behulp van de bijbelteksten die ik aangeboden kreeg (Handelingen der apostelen 1 en 2, eerste brief van Johannes). Vooral de mijlpalen, die ik in mijn stille re­ traites vanuit een ignatiaanse spiritualiteit had opgebouwd, werden ze­ kerheden die mijn geloof niet aan het wankelen brachten, integendeel. Aan de hand van dagboeknotities wil ik over deze eerste drie maanden eerlijk getuigen.

28 april 1990. De eerste uren na Adriaans dood waren getekend door verslagenheid, verbijstering en ontreddering. “Dit kan niet! Ons leven is voorgoed geknakt. Vaarwel, gezin van onze dromen: het was te mooi om waar te zijn”. En tegelijk voelde ik me ook schuldig. “Had ik hem maar niet in bed gestopt! Had ik hem maar wat meer en beter gadege­ slagen! Had ik zijn medicatie maar wat vroeger kunnen starten … dan was hij nu niet dood!” Johan en ik hielden elkaar vast en zochten woor­ deloos steun bij elkaar. Alleen Eva, ons dochtertje van drie en een half jaar oud, begreep niets van de ernst van de situatie. Voor haar ging het leven gewoon verder … zij bleef lachen en welgezind verder spelen. En ook Liesbeth, bijna acht maanden oud, sliep rustig door.

De eerste hulp kwam van onze buren, een jong gezin net als het onze. Zij vingen onze kinderen op, toen wij naar het ziekenhuis moesten. Hun woordeloze aanwezigheid was voor ons een onvergetelijke steun. In het ziekenhuis zelf raadde de dokter me aan Adriaan nog even in mijn ar­ men te houden. “Waarom? Had dit nog zin? Dit was Adriaan niet meer! Was hij niet reeds bij onze verrezen Heer?” In een kamertje, niet ver van het bevallingskwartier, konden we even op adem komen. Hier was Adri­aan geboren, net twee jaar geleden. Ik hoorde een pasgeboren baby huilen. Dood en leven, zo veraf en toch zo nabij… Even later kwamen mijn schoonouders binnen: de moed, liefde en verbondenheid die ik mocht ervaren door hun woordeloze omhelzing, waren overweldigend. Hun aanwezigheid op dat moment was cruciaal en heeft ons dichter bij elkaar gebracht.

29 april­ – 2 mei 1990. De eerste dagen na Adriaans dood werden we overstelpt met bezoek, telefoontjes en brieven van familie, collega’s en mensen die met ons meeleefden of hetzelfde hadden meegemaakt. We waren dankbaar om deze vele blijken van steun, van medeleven en ver­ bondenheid. Onze schuldgevoelens, de verslagenheid en ontkenning van Adriaans dood in de eerste dagen maakten geleidelijk aan plaats voor een eerste aanvaarding van zijn dood tijdens de voorbereiding van zijn begrafenisviering. Dit ervaarde ik vooral toen Adriaan gekist werd en we hem nog even mochten zien in de kapel van het mortuarium. Daar lag hij juist onder het doek waarop de verrezen Christus was afgebeeld. En eensklaps wist ik het: Adriaan lééft, hij is verrezen net als Christus en leeft gelukkig bij de verrezen Heer. Waarom dan ongelukkig zijn? Twee jaar lang hadden we voor hem gezorgd, hem gekoesterd uit liefde. Hij was oprecht gelukkig. Maar zijn geluk gaat verder, ook over de dood heen. In de paastijd en vanuit ons verrijzenisgeloof geloofden we dat Christus Adriaan meenam in zijn verrijzenis. Hij leeft verder gelukkig, ook al zagen we hem niet. We misten hem omdat we ons zo aan hem hadden gehecht: hij was zo lief, zo eenvoudig, zo transparant. We mis­ ten zijn lichamelijke aanwezigheid, hetgeen hij ons gaf aan liefde maar tegelijk voelde ik me bevrijd, onthecht, zelfs gelukkig omdat ik ervan overtuigd was dat Adriaan gelukkig is.

Is dat niet het echte geluk? Gelukkig zijn, niet omwille van de liefde die je ontvangt maar vanuit het diepe besef dat de ander, jouw kind, geluk­ kig is. We wisten niet dat God voor Adriaan zo’n korte levensweg had uitgestippeld. We vragen niet naar het waarom, want onze argumenten zijn puur menselijk en zijn niet Gods gedachten, daar kunnen we niet bij. We leggen Adriaans leven in Gods handen en geloven dat Hij het goede met hem voorheeft want God is Liefde. Als wij Adriaan reeds zoveel be­ minden, zoveel liefde konden geven, hoeveel te meer dan niet de Va­ der? Ik vroeg me af wie me begreep op de vooravond van Adriaans be­ grafenis. Iedereen verwachtte dat ik als moeder diep ongelukkig was en treurde. En toch voelde ik me zo onthecht, zo bevrijd. Ik beleefde hier een echt genademoment: ik was niet meer mezelf maar God werkte in mij en boog mijn verdriet om in blijheid. Ik kwam tot rust en kon weer echt genieten van Eva en Liesbeth. Voor hen ging het leven gewoon verder, zonder Adriaan. Zijn dood maakte hen niet verdrietig. Integen­deel, nu haar vroeger speelkameraadje weg was, begon Eva gewoon met Liesbeth te spelen. 3 mei 1990. Om 10 uur wordt Adriaan begraven. Ik voel me nog steeds in innerlijke rust en beleef bewust elk moment van deze viering. De teksten, zorgvuldig door ons uitgekozen, drukken ons verrijzenisgeloof uit. Vanuit mijn diepe overtuiging dat Adriaan gelukkig is bij de verrezen Heer, kan ik geen traan uitbrengen en begrijp zelfs niet het verdriet van de mensen rondom mij. Zijn zij niet allen christenen die geloven in de verrijzenis van de Heer? Heeft Christus dan niet de dood overwonnen? Geloven zij dan niet dat het Leven sterker is dan de dood? Ik ben heel blij dat ik zelf de eerste lezing kan voorlezen uit “De Profeet” van Kahlil Gibran, p. 15: “Ouders bezitten hun kinderen niet …”. Deze tekst drukt juist in essentie mijn geloofsvisie en manier van leven uit. Kinderen zijn niet “ons” bezit. Ze worden ons door God geschonken of liever “uitge­leend”. Vanaf hun geboorte heb ik mij van hen onthecht. Als ouders mo­ gen wij hun tijdelijk leven geven en op die manier hebben wij op bijzon­dere wijze deel aan Gods schepping. We mogen hen liefhebben, ons aan hen hechten zonder hen evenwel op te eisen, want zij behoren God toe. Wetende dat God het goede met ons voorheeft, geloof ik dat Hij ook Adriaan sterk liefhad en dat hij hem voor eeuwig terugnam als Zijn kind. Zijn dood is niet het einde maar het begin van nieuw leven.

4­7 mei 1990. Enkele dagen uitblazen aan zee met ons verkleind gezin. We voelen ons wat verdoofd, onwennig, en hebben een gevoel van leegte. We worden geslingerd tussen aanvaarding van Adriaans dood via de weg van ons geloof enerzijds en onze innerlijke menselijke gevoe­ lens anderzijds. Puur menselijk gezien is dit voorval wraakroepend, bij­ zonder tragisch en uitzichtloos. Vanuit ons geloof scheppen we de moed om dit alles te aanvaarden door te geloven dat het Leven sterker is dan de dood en dat de Vader Adriaan heeft opgenomen in zijn Liefde. Niet op elk moment is dit geloof zo levendig zodat we heen en weer geslin­ gerd worden tussen hoop en bitterheid, blijdschap en droefheid omdat onze menselijke verwachtingen en dromen niet ingewilligd werden. We hebben heel veel deugddoende blijken van medeleven ontvangen maar de grootste steun vinden we bij elkaar: stilzwijgend elkaar beminnen, de­ lend in eenzelfde verdriet, samen herinneringen ophalen aan Adriaan en tegelijk genieten van Eva en Liesbeth die ondanks alles blijgezind blijven en ons hun vreugde, hun lach en tederheid schenken. In deze dagen groeien we naar elkaar toe.

mei­juni 1990. Waar we ook gaan, we nemen Adriaan mee in onze ge­ dachten. Soms ervaar ik hem zeer dicht bij mij en heb ik zin gewoon in een hoekje te kruipen en enkel aan onze kleine krullebol te denken, aan het goede dat en de vreugde die hij ons schonk … tranen van vreugde of verdriet (ik weet het niet) rollen over mijn wangen. We waren zo gelukkig met hem twee jaar lang, en Adriaan bloeide open als een geschenk voor velen. “Blijf bij ons, lieve jongen, heel dicht, en zegen ons gezin”. In deze tijden ben ik ook sterk geboeid in het leven na de dood en verslind alle boeken van Elisabeth Kübler­Ross in de hoop een zinvolle betekenis te kunnen geven aan dit korte leven van Adriaan. Deze lectuur plaatst ook mijn eigen leven in een ander perspectief. Ons leven is geen toevallig avontuur: ingebed tussen een leven voor de geboorte en na de dood maakt het deel uit van een veel groter en wijdser leven. Ik denk dat God van geen van Zijn kinderen meer vraagt dan ze aankunnen en denk te­vens aan E.K.­Ross’ lievelingsspreuk: “Zou je de canyons beschermen tegen de storm, dan zou je nooit de schoonheid van hun groeven zien”. Hoe tragisch de dood van een kind ook is, het mag mijn leven niet tot stilstand brengen. Integendeel, het is een uitnodiging om te groeien in geloof en dichter te komen bij het diepe levensmysterie. En deze kans wil ik niet laten voorbijgaan…

Oude abdij van Drongen, 22­-26 juli 1990

Enkele dagen bezinning in de stilte van de abdij van Drongen. Door Adri­ aan te gedenken, ook in tranen, blijf ik met hem gaan daar waar niemand met hem gaat … met in mijn hart een sterke hoop en een diep verlangen naar een nieuwe verbondenheid. Zo beleefde ik het dat de liefde sterker is dan de dood. Want leven is liefhebben. Alleen dat is be­ langrijk en blijvend. En het delen van dat leven en van die liefde gaat door, op een andere wijze: op aarde en door de dood heen. Hiervan werd ik mij vooral bewust na het lezen van de eerste brief van Johannes, vs. 7­10. God is Liefde en wij allen, als kind van God, zijn ook een stukje mensgeworden liefde die blijvend is… ook over de dood heen. Ook Adri­ aan is liefde en als liefde blijft hij, weliswaar onder een nieuwe vorm, wonen in ieder die hij heeft liefgehad… net als Jezus ook woont in alle mensen omdat Hij God is en God allen liefheeft. Ik geloof dat ieder mens in zijn eigen identiteit een stukje liefde is, een stukje God. Met die liefde moet hij anderen dienen en liefhebben… om zo de wereld meer liefdevol te maken en te groeien naar volmaakte liefde. Dit is de enige, ware op­ dracht van iedere mens op deze wereld.

Wij kunnen Adriaan niet meer lichamelijk knuffelen en op die manier on­ ze liefde uiten en hij kan ons niet meer verblijden met zijn lach, zijn pitti­ ge reacties, zijn blij gezicht… maar ik geloof dat hij ons nu wezenlijk op een andere manier blijft liefhebben en liefde geven, namelijk door in ons te wonen en onze liefde voor elkaar en onze verbondenheid in het gezin te doen groeien. Hierin wordt zijn liefde zichtbaar. En wijzelf blijven Adri­ aan liefde geven door hem in ons en ons gezin te laten groeien, door hem te gedenken en te doen wat hij ons geleerd heeft en wat hem ge­ lukkig maakte.

Zo kon Adriaan met hart en ziel genieten van de natuur, het kleine leven rondom hem, dat hij in al zijn facetten ontdekte: een bloem, het spel van de eendjes, de zee, de maan hoog in de lucht, de voorbijrijdende trein, de poes op de garage, de blaffende “woef”, de minuscule vlieg op het raam… ze brachten hem in opwinding en maakten hem zo blij. Omwille van de band die ik voel met Adriaan wil ik mijn respect voor de natuur intenser beleven.

Adriaan roept ons nu meer dan ooit op tot liefde en door zijn kracht in ons zijn we tot meer liefde in staat. Aan ons om blijvend oog te hebben voor het nieuwe leven dat hij bewerkt: in essentie een groei in liefde en verbondenheid. Vooreerst heeft zijn dood Johan en mij dichter bij elkaar gebracht in liefde en geloof. We voelen ons samen sterk en zoeken woordeloos steun bij elkaar. Onze eenheid in geloof verraste me toen we samen de begrafenisviering voorbereidden. Hoe blij was ik te mogen ervaren dat Johans verrijzenisgeloof zo levendig was! Dit besef versterk­ te mijn band met Johan, maakte me moediger om Adriaans afwezigheid te dragen en hem te laten leven in ons gezin. Maar ook in onze kinderen leeft Adriaan voort. In Eva’s duplospel en op een foto blijft hij voor haar vereeuwigd. Ik heb graag dat Eva ons over Adriaan vertelt en tevens ben ik fier als Liesbeth met Adriaans speelgoed speelt en zijn kleertjes draagt, net alsof zij dan beter zijn bescherming geniet. Op die manier houden wij hem, en alles wat hij ons geleerd heeft, levendig onder ons.

Adriaans dood was ook een zware klap voor onze familie: zijn dood heeft niet alleen ons dichter bij elkaar gebracht maar ook een diepere verbondenheid teweeggebracht in ieders eigen vriendenkring. Tevens groeide onze verbondenheid met de peutertuin. Ik voel me sterk aange­ trokken tot die plaats en ervaar een diepe dankbaarheid omdat ik weet hoe gelukkig Adriaan hier was. Hetgeen hij zijn kinderverzorgsters en speelgenootjes aan liefde schonk is nu omgebogen in een diepere ver­ bondenheid tussen ons, het personeel en andere ouders, in een hechte band waarin zijn aanwezigheid centraal staat en zijn licht mag stralen.

Op het werk, zelfs op internationale congressen, leerde ik collega’s en professoren op een heel andere wijze kennen: Adriaans dood heeft onze oppervlakkige werkrelaties een diepere dimensie gegeven en een band geschapen van medeleven, begrip en verbondenheid… en dan heb ik nog niet gesproken over de velerlei vormen van nieuwe verbondenheid die zijn dood teweegbracht met de dokters in het ziekenhuis, met vrien­ den, mensen in de parochie en vele anderen, onder meer via de talloze blijken van medeleven die we ontvingen.

Reeds tijdens Adriaans kisting en begrafenis beleefde ik zeer sterk zijn nieuwe vorm van leven. Deze bijzondere staat van genade was, achteraf beschouwd, één van mijn diepste levenservaringen, een mijlpaal in mijn rouwproces, een echt pinkstergebeuren. Die innerlijke vrede, aanvaar­ ding en het geluk dat ik toen ervaarde toonden me dit nieuwe leven waardoor ik op bijzondere wijze uiting kon geven aan mijn verrijzenisge­loof. Ik was me heel duidelijk bewust van de innerlijke kracht die ik toen aan anderen kon en moest doorgeven.

Tijdens mijn verwerkingsproces beleefde ik ook dieper en concreter de betekenis van Jezus’ dood en verrijzenis. Hoezeer brandde mijn hart toen ik mocht ervaren dat Adriaan leefde in mij, in onze liefde, in vele tekenen. Ik voelde me tijdens die bezinningsdagen wat als de Emmaüs­ gangers die diep ontgoocheld dachten dat Jezus voorgoed dood was, dat alles nu voorbij was… tot ze Hem plotseling herkenden in het breken van het brood. Jezus was niet dood, hij lééfde. Brandde ook hun hart niet, net als het mijne?

Ik kan mijn ervaringen omtrent Adriaans dood niet beter samenvatten dan in de volgende brief:

Adriaan,
Als geschenk uit Gods handen ben jij geboren : mensgeworden liefde van ons twee, jouw papa en mama. Met veel liefde hebben we jou omringd
en jij hebt ons je liefde gegeven.
Ook over de dood heen
blijven wij je liefhebben
en ontsteek jij in ons je liefde,
blijf jij het hart en de warmte in ons gezin,
want de dood doodde enkel je lichaam
maar niet je ziel, je eigen wezentje, je Ik,
dat stukje goddelijke liefde in jou:
dat “ben” jij voor altijd, voor eeuwig,
over alle grenzen heen.
Op die manier kom jij weer onder ons wonen,
stevig ingeplant in ieder hart
dat zielsveel van je hield.
Zo voelen wij je groeien, lieve jongen,
in de liefde van ons twee, jouw papa en mama,
in de warmte van ons gezin,
in onze diepere verbondenheid
met oma, opa, peter, meter en de hele familie.
Jij leeft verder, het is zichtbaar waar:
Niets gaat verloren van wat de Vader ons gegeven heeft.

Ik geef toe dat het niet altijd even gemakkelijk was vrede te hebben met deze nieuwe vorm van leven. Soms, vooral in tijden van ziekte, kwam het verdriet weer boven. Alhoewel mijn geloof me dan niet de nodige vertroosting kan bieden, blijft het een bron van hoop, een lichtpunt aan de horizon, een paal boven water…

Oude abdij van Drongen, 17­20 juli 1991

Eind december 1990 werd ik opnieuw zwanger. Nieuw leven waar ik zo sterk naar verlangd had groeide in mij. Ik was God dankbaar voor elke dag dat ik het kind in mij mocht dragen: Zijn kind, aan ons tijdelijk toever­ trouwd.

In juli 1991 dook ik opnieuw de stilte in, in de abdij van Drongen. Wat zal de stilte me openbaren? Met een onrustig hart kwam ik hierheen. Ja, waarom? Ik voelde me nog ondoordringbaar voor God en probeerde de eerste dagen tot rust te komen buiten in de zon, midden in de ongerepte natuur, mijn leven gedurende het voorbije jaar te overdenken en Gods spoor hierin te ontdekken, tijd te maken voor Adriaan­in­mij en te verwij­ len bij het wonder van het nieuwe leven dat in mij groeit. Vanuit het Hooglied, dat een loflied is van liefde, overliep ik in revue de hoogtepun­ ten van mijn liefdeservaringen in mijn leven en ontdekte dat Johans lief­ de schuilt in duizend kleine attenties. De essentie van mijn gebed kan ik het beste als volgt samenvatten.

19 juli 1991. Door het leven gaan… met open handen. De ander laten ontplooien zoals hij gemaakt is, gevormd is door God, daarin schuilt ech­ te liefde, daar woont God in ons midden.

Deze vierdaagse retraite was korter, minder intens dan de vorige met meer tegenslag (veel regen, slaperig en wat ziek) maar met een krachtig einde, dat ik als volgt omschreef in mijn dagboek.

20 juli 1991. De zon priemt door de wolken en ik zit op mijn bidstoeltje bij de schapen in het gras. Biddend met het evangelie, Johannes 17, voel ik Gods Liefde weer in mij branden, hoezeer de Vader mij liefheeft, met mij verbonden is en kracht geeft. Vooral besef ik hoe zijn Liefde tot mij tijdens de begrafenis van Adriaan me in staat stelde de wereld te doen herkennen dat Hij mij liefheeft, ondanks de dood van ons zoontje, dat Hij mij verlost heeft van lijden en dood door mij de overtuiging te ge­ ven dat Adriaan verder leeft, verrezen is en gelukkig leeft. Van de Vader kreeg ik de kracht om te getuigen van dit geloof, ik werd mondiger, ik moest getuigen. Dank zij Zijn kracht schreef ik mijn getuigenis neer in twee teksten. Zonder zijn Genade tijdens de begrafenis zou ik nooit in staat geweest zijn zo over mijn geloof te getuigen: een getuigenis dat verder reikt dan enkel mijn ervaringen rond Adriaans dood en dat pre­ cies door mijn eigen ervaring van Adriaans dood meer overtuigings­ kracht geeft aan mijn getuigenis. Met des te meer vuur en vlam kan mijn geloof inslaan bij anderen en hen dichter bij God brengen. Zo zie ik mijn taak meer en meer als levendige getuige van Gods Liefde. Met Zijn kracht durf ik het des te beter aan om ook in mijn werkkring mijn ge­ loofsvisie te verkondigen. Ik word gedreven, ik moet getuigen! “Dank voor je Kracht, je Eenheid, je Liefde, Vader, waarin ik Adriaan voel stra­len en zin kan geven aan zijn korte leven.” Het werd een mooi, opwin­dend afsluitingsgebed waarin ik ten volle Gods Liefde voelde doorstra­len!

Op 19 augustus 1991 wordt ons zoontje Kwinten geboren. Dit nieuwe leven schonk ons diepe vreugde. Samen genoten we van dit levens­ wonder dat ons gezin een nieuwe toekomst bood en het verlies van ons zoontje Adriaan enigszins milderde.

Oude abdij van Drongen, 12­-16 juli 1993

In de zomer 1992 werd ik uitgenodigd om gedurende zes weken onder­ zoek te doen aan de universiteit van Minneapolis: een unieke kans die ik niet liet voorbijgaan. Deze reis belette me om dat jaar op stille retraite te gaan. Een jaar later volgde ik opnieuw een persoonlijke begeleide retrai­ te. Intussen was ik opnieuw zwanger. Wat een vreugde in mij! Ik ver­ langde naar stilte om opnieuw in contact te treden met het diepste in mezelf, met mijn goddelijke kern. Naar gewoonte overliep ik de gebeur­ tenissen en personen die me getroffen hadden in de voorbije twee jaar en me raakten in de diepte van mijn hart. Hierin stond de verwerking van Adriaans dood en alle contacten die hieruit vloeiden centraal. Ik trachtte te bidden maar het duurde meer dan drie dagen vooraleer ik Gods aan­ wezigheid kon ervaren. En plotseling voelde ik Gods warmte weer tij­ dens mijn avondgebed op mijn kamer.

15 juli 1993. Gezeten voor de foto’s van mijn kinderen en biddend met het boekje “een nieuw hart … voor een nieuwe wereld” (vooral het ge­ bed “vertrouwen” sprak me enorm aan), voel ik plots weer dat intens contact met God, ervaar ik het geschenk van mijn kinderen, mij uitge­ leend door de Heer, voel ik Adriaan diep in mij, als een stukje goddelijk ik, stevig ingeplant in de living van mijn hart, en bron van al mijn dyna­ misme voor mensen die te kampen hebben met een verlies. Deze bron is zo sterk, zo duidelijk aanwezig, zo krachtig: een stukje Adriaan en God tegelijk heilzaam werkzaam in mij, in mijn leven, in mijn daden. Ik voel dat zieltje als het ware kloppen in mij en me stuwen tot zeer christe­ lijke daden. Ik voel me verrukt door dit moment van genade, van vrede, van geruststelling dat God er is en over mij waakt, me leidt op zijn we­ gen.

“Neem me, God, met alles wat ik ben.
Ik ben van U, uw dienares,
Uw handen hier op aarde!
Gebruik me, zeg me wat ik doen mag. Dit te weten dat ik voor U mag handelen, Uw handen mag zijn,
schenkt me diepe vreugde, diep geluk. Snij die band tussen U en mij niet meer los
maar verstevig hem
zodat het me kracht geeft
om elke dag van uit Uw Bron
te leven en te handelen.”
Deze momenten van gebed zou ik willen vasthouden, deze kracht, deze genade, zodat ik sterk genoeg kan terugkeren naar de maatschappij zonder door de wereld opgeslorpt te worden. Juist vanuit mijn dienende houding wil ik naar de mensen toegaan en doen wat God me ingeeft op ieder ogenblik. God­in­mij doet me voldoende afstand nemen van het wereldse om me heen en brengt rust en vrede in mezelf die nodig is om het hoofd te bieden aan wereldse problemen, ze op te lossen vanuit christelijk perspectief.

Tussentijd

Kort nadien, op 4 september 1993, werd Astrid geboren. Twee jaar later, op 30 maart 1995, kregen we nog een vierde dochtertje, Soetkin. Maar zelfs zo’n groot gezin kan Adriaan niet vervangen, hij blijft een unieke en centrale plaats innemen in ons gezin, in mijn leven. Wegens mijn aan­ stelling als examinator van de toelatingsproef burgerlijk ingenieur en de toegenomen drukte in het gezin, heb ik gedurende elf jaar geen retraites meer kunnen volgen. In deze tussentijd viel mijn contemplatief gebeds­ leven stil en waren de schaarse momenten van stilte, die ik kon ervaren in de eucharistieviering, in de auto, op wandeling in de natuur,… niet lang genoeg om te komen tot echte gebedservaringen.

Mijn gebedsleven verliep al die jaren zoals beschreven in de volgende sectie “Geestelijke oefeningen in het dagelijks leven”. In die tijd werden de wekelijkse eucharistievieringen en vooral de maandelijkse bezin­ ningsavonden met mijn Emmaüsgroep belangrijke haltes op mijn ge­ loofsweg: oases van rust en verdieping midden in mijn jachtig dagelijks bestaan vol kinderzorgen. Ik ervaarde deze tijd dan ook als een stagna­ tie in mijn geloofsleven: enerzijds een tijd waarin de geloofszekerheden die ik had verworven verder doorwerkten en een deel werden van mezelf en anderzijds een tijd waarin verdere verdieping (leidend tot nieuwe ze­ kerheden) nagenoeg onmogelijk was. Even vurig als voorheen bleef ik onze kinderen ervaren als een geschenk uit Gods handen maar tegelijk voelde ik in hen ook Adriaan verderleven.

Immers, in deze tussentijd stond de verdere en diepere verwerking van Adriaans dood centraal in mijn innerlijk leven en was nagenoeg het eni­ ge thema in mijn dagboeknotities. Door deze verwerking rijpte mijn ver­ rijzenisgeloof verder tot een nieuwe kijk op leven en dood, een nieuwe doorleefde werkelijkheid dat Adriaan niet dood is maar verder leeft als bron van liefde… over de dood heen. Deze ervaringen wilde ik niet voor mezelf houden maar erover getuigen. Vanuit de hoop lotgenoten tot troost, herkenning en steun te zijn bij het verwerken van het verlies van een geliefd iemand, heb ik mijn persoonlijke ervaringen tijdens de eerste tien jaar na het overlijden van Adriaan opgetekend in een boekje [1]. Aan de hand van dagboekuittreksels, gebundeld in elf hoofdstukken, beschrijf ik hierin mijn ervaringen omtrent Adriaans dood, van jaar tot jaar, en de evolutie in mijn gevoelens en denken. Zo noteerde ik na tien jaar:

19 juni 1999. Ik zit op de luchthaven van Schiphol: mijn uurwerk wijst nog 5h28 aan terwijl de klok voor mijn neus 14h28 aangeeft. Zoals iede­ re transatlantische reiziger voel ik me dooreengeschud en besef niet goed of het nog nacht dan wel namiddag is. Ik keer terug van een wetenschappelijk symposium waar ik interessante gesprekken heb ge­ voerd en nieuwe contacten heb gelegd. Het thuisfront lonkt! Buiten zie ik de vliegtuigen opstijgen: meerdere tegelijk in verschillende richtingen. Het zijn mensen in beweging, op reis naar verre horizonten, naar andere levenswegen.”Fantastisch”, zeggen de mensen om me heen. Eigenlijk niet, denk ik. Reizen doe ik enkel voor de wetenschap. Het liefst reis ik naar binnen, naar mijn diepere kern waar ik mezelf mag ontdekken zoals ik ben, mijn diepste aspiraties: de plaats waarin mijn leefwereld die van Adriaan raakt, en inspirerend werkt als een onzichtbare warmte. Al zo lang is hij van ons heengegaan. Niemand kent hem nog. Ook ik kan me hem, als elfjarige jongen, niet voorstellen maar hij blijft me dierbaar om­ wille van de nieuwe waarden die hij in mijn hart heeft geplant, omwille van de metamorfose die mijn leven omwille van hem heeft ondergaan. In deze levensaspiraties blijft hij verder leven, als onzichtbare maar voelba­ re stuwkracht, werkzaam in mij… voor altijd.

Zo opende dit boekje voor mij een unieke weg om te getuigen van Adri­ aans liefde in mij, die vooral concreet gestalte krijgt in een niet te stuiten stuwkracht die mezelf drijft naar lotgenoten om hen nabij te zijn op hun weg van verwerking. Op die manier werd verrijzenis een kracht in mijn leven.

Wegens het wegvallen van de toelatingsproef en de toegenomen zelf­ standigheid van de kinderen, greep ik vanaf de zomer 2004 opnieuw de kans om jaarlijks op persoonlijk begeleide retraite te gaan, ditmaal in Groenhove te Torhout, steeds onder dezelfde begeleiding.

Groenhove in Torhout, 2­7 augustus 2004

Deze bezinning werd getekend door de nieuwe dimensie in levenszin, contacten,… die het verschijnen van mijn boekje [1] rond de verwerking van Adriaans dood in maart 2004 teweegbracht. Tegelijkertijd maakte het me bewust van het feit dat verwerking van de dood van een geliefd iemand zo persoonlijk is, alsook de geloofsweg die eenieder bewandelt om God te ontmoeten en zin te geven aan zijn leven. Ik zag hoe sterk mijn wegen verschilden van die van Johan en hoe moeilijk het was om hierover te communiceren met elkaar. Maar tegelijkertijd besefte ik het belang van elkaar te aanvaarden, zoals je bent, zoals ook de Vader ons bemint. Hoogtepunten in mijn gebed beleefde ik na drie dagen, al bid­ dend met mijn lievelingstekst “de wijnrank”’ in Johannes 15.

5 augustus 2004. “Ik voel me een wijnrank, Vader, zuiver me. Jezus, blijf in mij, laat mij in Jou blijven. Laat me volstromen met levenssappen, doordrenk me helemaal.” Ik word me meer en meer bewust van Gods aanwezigheid.

Ook Johannes 21 en meer bepaald de volgende vraag van Jezus “Si­ mon Petrus, zoon van Johannes, heb je me lief?”, die Hij driemaal her­ haalt, bracht me tot gebed. Ik liet de vraag “heb je me lief?” doordringen, altijd door, en werd op die manier geconfronteerd met de kwaliteit van mijn liefde voor Johan, onze kinderen, mijn grootouders,… en God zelf. Al deze momenten van liefde, samengebald in mijn gebed, riepen zowel vreugde als spijt in me op: vreugde als ik kon opgaan in de intensiteit van een omarming, een kus,… en spijt als ik deze uitingen van liefde af­ wees of negeerde. In elk liefdesgebaar zag ik Jezus die ik ofwel binnen­ liet met Zijn Liefde ofwel afwees.

Groenhove in Torhout, 12­17 juli 2005

Mijn jongste vijfdaagse retraite beleefde ik op soortgelijke manier. Na een overdrukke periode dook ik opnieuw onder in een oase van rust en stilte om Gods spoor te ontdekken in het voorbije jaar en te onderschei­ den welke weg ik moest gaan vanuit mijn diepste zelf. Ik overliep de vele gelegenheden waarin ik mijn geloof kon uitdragen naar aanleiding van de publicatie van mijn boekje [1]: interviews voor verschillende kranten (Tertio, Kerk en Leven, Campuskrant, …) en in het bijzonder voor het KTRO programma Braambos [2]. Mijn getuigenis over de verwerking van Adriaans dood brengt vruchten op daar waar ik het niet verwachtte.

13 juli 2005. Ik besef dat durven uitkomen voor spiritualiteit in deze ge­ seculariseerde samenleving respect afdwingt en het ijs doorbreekt. Voor mij is hier zeker een rol weggelegd en ik weet niet welke loop dit pad verder zal hebben maar ik voel dat het mijn weg is en dat ik uitnodigin­ gen op dit pad nooit zal afwijzen maar dankbaar zal aanvaarden om Gods boodschap te brengen in deze kille maatschappij.

Vanuit Ezechiël 47, vs. 1­12, bid ik: “Vader schenk me dit vertrouwen in Jou, in mezelf, in jouw draagkracht, in het rotsvaste geloof dat Jij me leidt, ook al weet ik niet waarheen, maar met het vertrouwen dat het steeds een weg vol vruchtbare grond is, veel beter dan elke weg die ik zelf uitstippel.”

Ik zag een netwerk van liefde ontstaan waarin ikzelf en mijn gezin knooppunten vormden die met elkaar in verbinding staan en gevoed worden door die ene God die de diepere werkelijkheid is en bewerkstel­ ligt. Dit netwerk van liefde is voedsel voor de dagelijkse inzet zoals hier­ onder beschreven.

15 juli 2005. Dit netwerk van liefde is de zichtbare realiteit van de verre­ zen Jezus die nu reeds onder mensen leeft: we leven nu reeds in het Rijk Gods. Dit netwerk blijft voortleven, gaat niet verloren, heeft eeuwig­ heidswaarde, wordt een netwerk van steeds fijner beminnen, uitzuiveren van ranken, na de dood waar we mogen overgaan in dat bredere net­ werk van Liefde van God voor alle mensen, waar onze liefde voor God volkomen mag zijn: een netwerk van liefde voortdurend in beweging in eindeloze variaties van dag tot dag, steeds vernieuwend, dynamisch, nooit uitdovend maar blijvend gevoed vanuit de Heer, vanuit de Zoon als wijnstok die met ons, wijnranken, steeds verbonden blijft en ons voedt. Dit netwerk is mijn kracht, mijn voedingsbodem om te blijven functione­ ren, om mijn zending integraal uit te voeren, namelijk dienen in gratuïte liefde, dienen in Jezus’ spoor, steeds meer en beter beminnen. Ik neem mijn favoriete tekst over de wijnrank van Johannes 15 en tracht hiermee te bidden. Die evangelietekst balt mijn Godsbeeld samen in één beeld van de wijnstok en de wijnrank: zo krachtig, zo mooi!

Ik werd getroffen door het belang en de kracht van de binnenkant van een mens naar aanleiding van enkele teksten die ik bij me had en het boekje [6] van W. Stinissen “Als God beslag legt op de mens” (waarin Camille de mystieke beleving van haar relatie met God beschrijft). Ik voelde Gods aanwezigheid binnenin mij, in mijn hart, als ik vanuit de evangelietekst “de opwekking van het dochtertje van Jaïrus”, Lucas 8, vs 40­56, bad. Ik vereenzelvigde me met die vrouw die Jezus’ zoom aan­ raakte wanneer ik God vroeg om mijn liefde te zuiveren, mijn binnenkant te zuiveren en te boetseren. Mijn liefde wil ik juist zuiveren om meer kwaliteitsvol, zuiverder, in dienst te staan van mijn medemens: mijn kin­ deren, man, studenten,…Daarom moet ik groeien in zijn Liefde. “Uw ge­ loof heeft u gered”, zegt Jezus: dit is het belangrijkste. Als dit zuiver is, dan weet ik dat Jezus me zal redden, helpen, genezen.

Mijn gebed bereikte een hoogtepunt toen ik wilde bidden met de evange­ lietekst rond het lege graf, Johannes 20, vs 1­18, zoals ik omschreef in mijn dagboek.

16 juli 2005. Ik zet me neer in de tuin aan het water bij de zwanen, een opvliegende reiger, ganzen,… op een bank onder de hoge beuken, waarvan de afhangende takken boven mijn hoofd uitstaken en een dak vormden. Prachtige bomen zijn het, als rotsen geplant in deze tuin! Ik lees het evangelieverhaal en probeer te bidden. Aanvankelijk voel ik Je­ zus heel dicht naast me staan maar al gauw wordt mijn gebed weer dor tot ik drie kwartier later bijna alle moed verlies. Een vogel fluit in de verte en ik hoor Adriaan roepen: “vogel flui”. Daar was hij, Adriaan­in­mij, in mijn binnenkant, en kwam te voorschijn. Ik zag zijn beeld, zijn starende blik, en dan die boom achter me, als een rots. Ja, zo is hij: mijn jongen, mijn binnenkant, mijn geloof, mijn ik en tegelijk ook mijn rots, mijn boom, zoveel grootser, hij overstijgt me. Ik had hem deze periode nog niet zo dicht gevoeld als nu. “Lieve Adriaan, lieve jongen, ben jij niet mijn verre­ zene bij uitstek?” Ik zag zijn kist staan, net voor de afbeelding van de verrezen Christus, en daar hebben we alle elementen bij elkaar: de ver­ rezen Christus, voor mij concreet gemaakt in de verrezen Adriaan, en mijn verrijzenisgeloof die als een boom in mijn leven geplant staat. Ik word er ontroerd van!

Nog eventjes bid ik verder op mijn kamer met Adriaans foto naast me. Ik voel me vervuld van Adriaan­in­mij, mijn leven, mijn geloof, mijn levens­ zending samengebald in deze kleine jongen. Ik zie Maria van Magdala aan het lege graf met de twee engelen. En aanstonds komt Hilde me voor ogen: zij stierf aan kanker in december 2002, zij was mijn geestes­ vriendin en metgezel op verschillende stille retraites, aan haar droeg ik mijn boekje [1] op. Omdat wij voor haar engelen van mensen waren, had zij bij haar ziekenzalving aan haar familie en mij een engel gegeven. Hil­ de is verrezen, ze staat zo dicht bij mij deze dagen, ze leeft in mij, in mijn binnenkant bij Adriaan. Ik voel me vollopen van haar, haar liefde, haar blik. Haar woorden weerklinken in mij: ik word ontroerd, mis haar enorm, ik moet alleen verder. “Hilde, ik vervulde je wens om mijn getuigenis rond de verwerking van Adriaans dood te publiceren als boek, een zen­ ding die veel verder reikt dan enkel de publicatie en een hele zendings­ trein op Gods spoor in beweging brengt. Waar mogelijk, zet ik je levens­ zending voort om te getuigen over mijn geloof voor jongeren. Op die manier voel ik je leven diep in mij.” Mijn gebed doet deugd en is een in­ nige vereniging van Adriaan, Hilde en de verrezen Heer diep in mij, in mijn hart. “Dank U, God, voor deze genade!”

Mijn gebed in persoonlijke ontmoeting met God vatte ik als volgt samen:

Al biddend bij het lege graf
kwam ik Adriaan tegen met zijn starende ogen en zag ik een engel, Hilde, zitten.
Zijn dit niet mijn verrezenen bij uitstek?
Ik voelde aan mijn hart en merkte:
Adriaan en Hilde zijn niet ver weg,
ze zitten in mijn binnenkant, dicht bij mij,
en vormen de wortels van mijn geloof,
als een boom geplant in mij,
stevig, onontwortelbaar…
Ik voel me begenadigd;
God houdt van mij,
God is diep in mij!

Geestelijke oefeningen in het dagelijks leven

Gods spoor in het dagelijks leven

Deze gebedservaringen, opgetekend in de vorige sectie, blijven ook door het jaar heen doorwerken als geloofszekerheden, in het geheugen gegrift. Ze bouwen heel concreet Gods spoor in mijn leven van elke dag. Wetende dat mijn kinderen een geschenk zijn voor velen, mag ik God ervaren die naar mij toekomt in elk van hun attenties, hoe klein ook, voor mij en mijn omgeving. Een sms met gelukwensen voor onze huwelijks­ verjaardag, een dankbaar woordje, een tedere kus,… zijn maar enkele voorbeelden die mij innerlijk gelukkig maken, waarvoor ik God zo dank­ baar ben. Ook in een diep gesprek met vrienden van binnenkant tot bin­ nenkant, in een tedere omhelzing, een welgemeend schouderklopje, … voel ik Gods aanwezigheid en zijn Liefde, als een mantel om mij heen geslagen.

Op mijn beurt put ik, vanuit het me bemind weten door God en mijn ge­ zin, de dagelijkse dosis energie om mijn huishoudelijke karweien met plezier te vervullen omdat ik elke taak, hoe banaal ook, tracht te ervaren als een mezelf wegschenken als wederantwoord op hun liefde en Gods liefde. Hierdoor wordt mijn juk licht. Ook mijn huwelijksrelatie tracht ik in dezelfde zin te beleven. Vanuit het bewustzijn dat God me ten diepste bemint, zoals ik ben, in al mijn gebrokenheid, tracht ik Johan te aan­ vaarden zoals hij is, meer nog onvoorwaardelijk lief te hebben naar het voorbeeld van Jezus. En tegelijkertijd wil ik me door hem laten minnen door elk liefdesgebaar te ervaren als een glimp van Gods liefde.

Uiteraard blijf ik in dit alles mijn menselijke beperkingen voelen en slaag ik er veelal niet in te leven naar dit ideaalbeeld. Zo hunker ik dikwijls bij mijn thuiskomst na een conferentie naar een hartelijk weerzien en een tedere omhelzing, maar als ik dan de voordeur open doe en de wanorde in huis opmerk, klap ik dicht en kan geen kus of opgewekt verwelko­ mingswoord over mijn lippen krijgen. Ik word boos op mezelf omdat ik impulsmatig voorwaarden verbind aan mijn liefde, voel me zo onvrij en niet meer mezelf zoals ik het ten diepste verlang. De hoeksteen “heb onvoorwaardelijk lief” ken ik nochtans genoeg maar ik slaag er op dat ogenblik niet in om het in daden om te zetten. Dan bid ik inwendig tot God om zijn Liefde in mij sterk genoeg te maken zodat mijn liefde, mijn wijnrank, gezuiverd wordt. Alhoewel ik er niet in slaag mij deze hoek­ steen eigen te maken, toch neem ik ze mee als zendingsgedachte, als levensmissie, om een heel jaar aan te werken… en waarschijnlijk le­venslang.

Verrijzenisgeloof

Centraal in mijn stille retraites stond mijn verrijzenisgeloof: het geloof dat de dood niet het einde is, dat er leven is na de dood, maar wel onder een nieuwe vorm. Dit is voor mij heel concreet geworden in het overlij­ den van mijn tweejarig zoontje Adriaan 15 jaar geleden. Door zijn ster­ ven besefte ik ten volle wat hij voor mij betekende zoals ook de leerlin­ gen dit ten volle beseften na Jezus’ dood. Deze essentie van een per­ soon herleidt zich tot de liefde die je kreeg. Elke mens is in zijn identiteit een stukje mensgeworden liefde, en die liefde gaat niet verloren na de dood. Integendeel, heel concreet voel ik Adriaans liefde verder groeien in een diepere gezinsverbondenheid, in vele attenties, in een verdieping van vriendschappen, vooral van lotgenoten, in een niet te stuiten stuw­ kracht die mezelf drijft naar lotgenoten om hen nabij te zijn op hun weg van verwerking.

Op die manier is verrijzenis een kracht in mijn leven van elke dag en plaatst mijn leven op een eeuwigheidsas vanuit dat liefdesperspectief, waardoor ook mijn angst voor de dood verdwijnt. Geloven dat ik na de dood veel volkomener zal liefhebben en zal opgaan in het grote netwerk van Gods Liefde, maakt dat ik mijn leven zie als een leerschool van lief­ de, als een steeds fijner beminnen. Jezus, die iedere mens liefheeft, heeft ons hiertoe een voorbeeld gegeven van liefde tot het uiterste toe. Mijn levenszending kan ik dan ook samenvatten als een dienen in gratuï­ te liefde zoals Jezus het ons heeft voorgedaan.

Geloof en wetenschap

Deze geloofsvisie druist in tegen de gangbare positief­wetenschappelijke aanpak die eigen is aan de onderzoeksomgeving waarin ik werkzaam ben. In deze omgeving moet alles bewezen worden op basis van wetten, criteria, wiskundige spelregels en intellectueel spitsvondige theorieën… Maar geloof is géén wetenschap en kan niet volgens de wetenschappe­ lijke criteria bewezen worden. Daarom verwerpen heel wat wetenschap­ pers het geloof omdat het niet te vatten is volgens hun denkpatronen. Nochtans zijn ook in deze wereld geloof en spiritualiteit zo nodig. Geloof is de ziel van de wetenschap waarmee ik het volgende bedoel. De mate waarin iemand gelovig is, bepaalt de manier waarop hij wetenschap be­ drijft, tegen het leven aankijkt, omgaat met zijn studenten, zijn drijfkracht.

Voor mij persoonlijk is wetenschap een instrument dat ik beheers en be­ nut om mijn levensmissie waar te maken. Dit is mijn kennis ten dienste te stellen van de vooruitgang van de medische diagnostiek om de le­venskwaliteit van patiënten te verbeteren. Heel concreet doe ik dit door op basis van alle patiëntengegevens preoperatief beter te voorspellen of een vastgesteld gezwel al dan niet kwaadaardig is, door de kwaliteit van elektro­encefalogrammen en elektro­cardiogrammen te verbeteren zodat een arts beter de onderliggende pathologie, zoals epilepsie of hartrit­ mestoornissen, kan omschrijven. Een schakel mogen zijn in deze voor­ uitgang van de levenskansen van een patiënt schept meer voldoening dan de bevrediging om het uitdenken van de wetenschappelijke theorie op zich.

Dit houdt ook in: studenten begeesteren in deze levensvisie om mee te werken aan deze schakel en in hun blijdschap te delen bij elke vordering die we maken. Vanuit mijn motto “dienen in gratuïte liefde” streef ik ook bewust een leiderschap in dienstbaarheid na, zoals beschreven in [3] en [4]. Deze twee boeken vertolken heel goed mijn eigen stijl en visie op leidinggeven. Het is een leidinggeven vanuit het dienaarschap in een dubbele afhankelijkheid:

  1. indienstvanGodomdatikervanovertuigdbendatikmetdehulp van God en vanuit zijn Kracht mensen meer kan bezielen, aan­ moedigen, richting geven,
  2. in dienst van de medemens doordat mijn leidinggeven er vooral op gericht moet zijn mijn studenten te dienen: hen de nodige moed, liefde, richting geven op maat van hun behoeften.

Deze vorm van leiderschap verklaart ook waarom ik persoonlijk meer innerlijke vreugde ervaar bij de voltooiing van een doctoraat naarmate de student zwakker is, omdat ik hem meer dienstbaar moest zijn dan anderen, die mijn hulp minder nodig hebben, en van hem erkentelijkheid terugkreeg.

Gebedsleven

Om deze ideaalbeelden eigen te maken, moet ik mijn gebedsleven in het dagelijks leven onderhouden. Mijn ideaal is zoals uitgedrukt in de epi­ loog “Ignatius contemplatief in de actie: God zoeken en vinden in alles” van het boekje van Mark Rotsaert [5]. Ik wil God vinden in mijn dagelijks leven. Immers, de kunst om in en door alles God te vinden bepaalt in hoge mate mijn innerlijke geluk. Met Hem aan mijn rechterzijde en door­ drongen van zijn Liefde en aanwezigheid zal ik me gedragen weten om steeds op de juiste manier te handelen. Daarom wil ik groeien in devotie en in onderscheidingsvermogen om Hem op het spoor te komen.

Maar hoe kan dat in mijn drukke bestaan? Voor bidden in de strikte zin van het woord, waarbij ik me terugtrek in stilte en contemplatie voor God, is weinig ruimte in mijn dagelijks leven: hoogstens vijf minuten voor het slapengaan. Maar in het onophoudelijk zoeken en vinden van God in elk menselijk contact, door mijn gedachten en reflecties op momenten van alleen zijn zoals tijdens een lange autorit of fietstocht, sluimert mijn gebed als een continue dankzegging voor zijn aanwezigheid en Liefde. Deze verbondenheid door de dag heen wordt gevoed door de wekelijkse eucharistieviering, een maandelijkse bezinning in mijn Emmaüsgroep en geregelde contacten met lotgenoten en geestesvrienden, als volgt.

Sinds ik me aangesloten heb bij de leefgemeenschap op Filosofenfon­ tein [7] in het Dominicanenklooster te Heverlee kijk ik elke week uit naar de zondagsviering waar ik tot rust kom en God voelbaar aanwezig weet in elk woord dat gesproken wordt en in de gemeenschap zelf. Deze ge­ meenschap biedt de ruimte om het zoeken naar geloofsinhoud en de gevolgen voor de geloofspraktijk mogelijk te maken. Als zoekenden de­ len wij onze geloofservaringen met elkaar, ons ervan bewust zijnde dat niemand van ons de waarheid in pacht heeft. En dit bindt ons, namelijk het samen zoeken, samen op weg gaan naar de waarheid, de authenti­ citeit van het evangelie! Het regelmatig delen van elkaars ervaringen en bevindingen doet bewuster leven, geeft meer glans aan het dagelijks bestaan.

Deze verrijking verdiept het gezinsleven en straalt uit naar de werksitua­ tie of andere engagementen toe. Dit betekent dat wat we beleven in de­ ze gemeenschap niet stopt aan de kerkdeur maar ons gezinsleven, onze werkbeleving en onze engagementen, kortom onze levenszin bepaalt en richting geeft. Ons samenkomen op Filosofenfontein is dus een kans tot verruiming van inzichten en eigen ervaringen, een kans om het geloven meer realistisch en meer levensnabij te maken, kortom een kans om als mens rijker te groeien…. Dit is voor mij persoonlijk de voornaamste waarde van Filosofenfontein in mijn leven, op mijn geloofsweg… Ik voel me gedragen door deze gemeenschap van zoekende mensen die vanuit hun kwetsbaarheid hun geloofservaringen willen delen met de hele ge­ meenschap en hierdoor het leven van elkeen verrijken en verdiepen in geloof en levenszin.

Deze draagkracht en de goddelijke aanwezigheid die ik erin ontwaar stuwt me om mezelf te engageren als voorganger in de woorddienst en kindernevendienst. Bovendien is Filosofenfontein een vruchtbare bodem voor jonge gezinnen die zich engageren om het zaad van het geloof dat gelegd werd in hun kinderen verder te laten kiemen. Gedreven vanuit eenzelfde kommer wil ik me ook hier voluit engageren om mijn kinderen de kans te bieden als mens rijker te groeien.

De Emmaüsgroep, waarin ik participeer, is een bezinningsgroep van een zestal actieve christenen in het Leuvense, die qua werking goed te ver­ gelijken is met Gemeenschappen van Christelijk Leven (GCL). Deze groep bestaat reeds 25 jaar en is gegroeid vanuit een groep studenten aan de Katholieke Universiteit Leuven die maandelijks bijeenkwamen rond het tijdschrift De Bron (dat thans niet meer bestaat) om zich te be­ zinnen, de zogenaamde Emmaüsgroepen. Deze groep is maandelijks blijven bijeenkomen ten huize van één van de leden om er samen te dis­ cussiëren over de beleving van onze christelijke spiritualiteit. Sinds 1983 maak ik deel uit van deze groep en onze gesprekken zijn heel ver­ rijkend en met de jaren steeds meer verdiepend naar eigen leven en spi­ ritualiteit toe.

Tenslotte vind ik nieuw zaad voor mijn geloof via bezoeken, briefwisse­ ling of telefoongesprekken met zieken, lotgenoten die een geliefd ie­ mand verloren, en vrienden met wie ik kan praten van binnenkant tot binnenkant. In de diepte van deze ontmoetingen en vriendschappen voel ik Adriaan en God aanwezig, waardoor deze vriendschappen een diep­ tedimensie krijgen en zinvoller en hechter worden.

Nabeschouwingen

Bidden vanuit een ignatiaanse spiritualiteit plaatst de persoonlijke lief­ desrelatie tussen God en mens centraal. Deze vorm van inwendig gebed is zoveel echter, dieper, innerlijker, inniger dan het uitwendige gebed (zoals het rozenhoedje, het Onze Vader, het Weesgegroet…). Het maakt een persoonlijke ontmoeting met God als Vader, Zoon en Geest mogelijk en creëert een diepe Godsverbondenheid, een intense verbon­ denheid in liefde, een ROTS in mijn leven. Dit is de basis van mijn ge­ loof. Deze rots die ik opbouwde sinds mijn twintiger jaren is verstevigd door de persoonlijk begeleide retraites volgens de Geestelijke Oefenin­ gen van Ignatius van Loyola, en is vooral door de verwerking van de dood van mijn zoontje Adriaan een hoeksteen geworden in mijn leven die me nooit kan ontnomen worden. Dit geloof maakt het mogelijk dat ik God mag vinden, dat God mij vindt, en dat er tussen ons een relatie ont­ staat, een wijnrank, die blijvend moet gevoed worden, anders verdort ze. Daarom zijn deze retraites levensnoodzakelijk voedsel voor onderweg in het jaar.

Referenties

  1. [1]  S. Van Huffel, Adriaan … tien jaar later: leven is liefhebben … over de dood heen. Uitgeverij Carmelitana, Gent, 2004, 106 pp.
  2. [2]  S. Van Huffel, Liefde die doorgroeit. Het Braambos, 13de jaargang, nr. 3, maart 2005, p. 4­9.
  3. [3]  R. Stockman, Leiderschap in dienstbaarheid: De spiritualiteit van het leidinggeven. Uitgeverij Lannoo, Tielt, 2004.
  4. [4]  J. Verstraeten, Leiderschap met hart en ziel: Spiritualiteit als weg

29

naar oorspronkelijkheid. Uitgeverij Lannoo, Tielt, 2003.

  1. [5]  M. Rotsaert, God vinden in alles. Uitgeverij Altiora, Averbode, 1996.
  2. [6]  G. Stinissen, Als God beslag legt op de mens. Uitgeverij Carmelitana,Gent, 1986.
  3. [7]  http://www.filosofenfontein.be
Bekijk alle artikelen van Cardorner

Deel