Actie en contemplatie bij Ruusbroec (en daarna)

Actie en contemplatie bij Ruusbroec (en daarna)

Geloven reikt verder dan ethiek en actie. Contemplatie en de vreugde om Gods schepping zijn even essentieel. Aan de hand van de mystiek van Ruusbroec en Louis Lallemant sj diept prof. em. Rob Faesen sj (°1958, Tilburg) dit inzicht uit. Hij hield hierover een lezing tijdens de Ruusbroecdag in december 2023.

Geloven reikt verder dan ethiek en actie. Contemplatie en de vreugde om Gods schepping zijn even essentieel. Aan de hand van de mystiek van Ruusbroec en Louis Lallemant sj diept prof. em. Rob Faesen sj (°1958, Tilburg) dit inzicht uit. Hij hield hierover een lezing tijdens de Ruusbroecdag in december 2023.

Door Rob Faesen sj

Dames en heren,

Het thema van deze Ruusbroecdag is breed en intrigerend. Bovendien is het uiterst actueel. Sinds de Verlichting – grofweg vanaf de achttiende eeuw – is de christelijke geloofsbeleving vrijwel volledig gereduceerd tot ethiek en dus tot actie. Ruusbroec zou dit “het werkende leven” noemen.

In onze samenleving wordt het christendom vaak alleen als zinvol beschouwd wanneer het zich uit in sociale actie. De verlichte keizer Jozef II was hier al van overtuigd: kloosters die zich niet bezighielden met ziekenzorg, pastoraal werk of onderwijs – met andere woorden, met maatschappelijke actie – werden in 1783 simpelweg afgeschaft. Ze golden als “nutteloos” in zijn ogen.

Dit is natuurlijk een ernstige verenging van de christelijke geloofsbeleving. Meer dan vijftien eeuwen christelijke cultuur tonen aan dat geloof veel verder reikt dan ethiek en actie, hoe belangrijk die ook zijn.

Ons thema van vandaag – “actie en contemplatie” – raakt de kern van deze kwestie. Eerst zal ik kort uiteenzetten wat ik onder “contemplatie” versta en hoe het zich verhoudt tot actie. Vervolgens bespreek ik Ruusbroecs visie hierop. Ik sluit af met een reflectie van een jezuïet over deze kwestie.

Contemplatie, wat is dat?

Wat verstaan we onder “contemplatie”? Door de eeuwen heen zijn er verschillende definities gegeven, maar een van de meest heldere komt van de kartuizer Guigo (†1188), prior van La Grande Chartreuse in de Franse Alpen.

In zijn Epistola de vita contemplativa omschrijft hij meditatie als: “De werking van het inzicht dat de kennis van de geheime waarheid tracht te verwerven onder leiding en gezag van het eigen verstand.” Contemplatie daarentegen beschrijft hij als: “De vervoering van de geest die, boven zichzelf, in God is opgenomen waar hij proeft van de vreugden van het eeuwig genieten.”

Het verschil is duidelijk: meditatie is een actieve verstandelijke oefening – nadenken, overwegen, ijverig zoeken. Contemplatie is daarentegen géén activiteit, maar een toestand van ontvankelijkheid. Hier is niet de mens, maar God actief. De mens ontvangt en wordt boven zichzelf uit getild – boven het “ik”.

Vanaf de vroegste christelijke geschriften hebben grote auteurs gewezen op het belang van deze niet-activiteit. Vaak gebeurde dit aan de hand van het Bijbelse verhaal over Martha en Maria, de zussen van Lazarus, bij wie Jezus op bezoek was (Lucas 10,38-42). Terwijl Martha druk bezig was met het werk, zat Maria aandachtig te luisteren naar Jezus.

Al in de vroege christelijke traditie – bij Clemens van Alexandrië, Origenes, Ambrosius en Augustinus, maar ook bij de woestijnvaders van Egypte – werd benadrukt hoe essentieel dit moment van receptiviteit en schouwen is. Meer dan anderhalf millennium lang werd contemplatie hoog gewaardeerd als essentieel onderdeel van het christelijk geloof.

Religie als relatie

Om goed te verstaan waarom men dit zo hoog waardeerde, moeten we ons realiseren dat religie door de eeuwen heen is opgevat als een relatie. In hedendaagse studies wordt religie vaak geïnterpreteerd als een systeem van riten en leerstellingen.

Een veel fundamentelere benadering – die de oude denkers zouden onderschrijven – ziet religie echter als een relatie: de relatie tussen God en mens, tussen eeuwigheid en tijd, tussen Schepper en schepping. Riten en leerstellingen passen hier perfect in, maar ze hebben een dienende functie. Riten helpen om de relatie in stand te houden, terwijl leerstellingen bedoeld zijn om de relatie te doordenken.

De relatie zelf is echter fundamenteler; zij vormt de grondslag.

Binnen deze relatie wisselen momenten van activiteit en ontvankelijkheid elkaar af, net zoals in menselijke relaties. Soms spreekt de ene vriend en luistert de ander, daarna draait de rolverdeling om. Dit geldt ook voor contemplatie. Soms is de mens actief: hij zoekt God, overdenkt Hem en handelt in overeenstemming met zijn geloof – inclusief sociale inzet.

Maar op andere momenten is de mens juist volledig ontvankelijk en ontvangt hij of zij wat God van zichzelf toont: dat is de contemplatie.

Als een van deze twee “polen” of “momenten” ontbreekt, raakt de relatie verstoord. Dit is vergelijkbaar met een menselijke vriendschap waarin slechts één persoon altijd spreekt en de ander nooit de ruimte krijgt om iets van zichzelf te laten zien.

Wederkerigheid is essentieel in een liefdesrelatie – ook in de relatie tussen mens en God. Daarom heeft meer dan anderhalf millennium christelijke cultuur de contemplatie zo hoog gewaardeerd: zij is namelijk een noodzakelijk en onvervangbaar structuurelement van een gezonde relatie met God.

Ruusbroec

  1. Het samengaan van actie en contemplatie

Hoe verstaat Ruusbroec het samengaan van actie en contemplatie? Onze Brabantse denker heeft hierover een intrigerend inzicht. Tot nu toe lijken actie en contemplatie twee onderscheiden momenten of dimensies van de relatie tot God te zijn: ora et labora. Er is het ene en er is het andere, en beide zijn noodzakelijk, zoals de vroegste christelijke denkers benadrukken.

Vaak wordt gesuggereerd dat deze momenten ook in de tijd van elkaar gescheiden zijn: er is een tijd om te werken en een tijd om te schouwen. Eerst het ene, dan het andere.

Ruusbroec stelt echter dat, hoewel actie en contemplatie verschillend zijn, ze toch perfect kunnen samengaan. Maar hoe kan dat? Is het niet alsof men tegelijk kan slapen en wakker zijn? Hoe kan Ruusbroec beweren dat beide tegelijkertijd kunnen plaatsvinden?

De structuur van de liefde

Om dit te begrijpen, moeten we kijken naar wat Ruusbroec zegt over de structuur van liefde. Die structuur zien we volgens hem het duidelijkst in God als drie-ene God. De drie goddelijke personen verhouden zich actief en vruchtbaar tot elkaar: de Vader bemint de Zoon, de Zoon leeft en bemint voor de Vader, en zo ook de Heilige Geest.

Tegelijkertijd vormen zij één liefde en dus één God. Hun actieve, vruchtbare leven en hun wederzijdse toebehoren binnen de goddelijke eenheid gaan perfect samen.

Een treffende vergelijking vinden we in menselijke liefde. Twee geliefden doen van alles voor elkaar en geven elkaar voortdurend iets – een actieve dimensie. Maar tegelijkertijd behoren ze elkaar toe in liefde, een werkelijkheid die niet herleid kan worden tot louter handelingen.

De bruid in het Hooglied zegt: “Dilectus meus mihi et ego illi.” – “Mijn geliefde is van mij en ik ben van hem.” Dit betekent dat het wederzijdse toebehoren en de actieve uitwisseling van gaven naadloos samengaan. Het ene sluit het andere niet uit.

Het ‘zijn’ van de mens

Voor Ruusbroec bevinden actie en contemplatie zich niet op hetzelfde niveau. Op het niveau van de menselijke vermogens – zoals geheugen, intellect en wil – mediteert, denkt en handelt de mens. Ook fysieke arbeid behoort tot deze laag. Maar op een dieper, fundamenteler niveau bevindt zich het “zijn” van de mens, waar hij of zij het bestaan ontvangt van de Schepper.

Dit is een zuivere ontvankelijkheid, waarin de mens niets doet maar eenvoudigweg is. Activiteit speelt zich af op het niveau van de menselijke vermogens, terwijl de contemplatieve dimensie op het diepere niveau van het “zijn” ligt. Hierdoor kunnen actie en contemplatie moeiteloos samengaan.

2. Het ene als volkomenheid van het andere

Meer nog: volgens Ruusbroec is het ene de volkomenheid van het andere. Dit subtiele inzicht wordt mooi verwoord in De Geestelijke Brulocht:

Iedere minnaar is één met God en in rust, en is aan God gelijk in het werk van de minne. Immers, God in zijn hoge natuur – waarmee wij een gelijkenis hebben – is genotvol in eeuwige rust, volgens de wezenlijke eenheid, en ook actief in het eeuwige werk volgens de drieheid. En het een is de volkomenheid van het ander. De rust is gelegen in de eenheid en het werk in de drieheid. Zo blijven beiden in eeuwigheid.

De kernzin is, denk ik: “En het een is de volkomenheid van het ander.” Het schouwende, ontvankelijke en genietende één-zijn met God vindt zijn volkomenheid in de actie. Zonder actie is het onaf. Tegelijkertijd bereikt de actie haar volmaaktheid in de rust en het verwijlen in God. Zonder deze dimensie blijft de actie incompleet.

Dit zien we ook in menselijke liefde: het wederzijdse toebehoren komt tot bloei wanneer geliefden actief voor elkaar leven en zich volledig voor elkaar inzetten. Omgekeerd krijgen liefdesgaven hun diepste betekenis wanneer ze uitdrukking zijn van een liefde die meer is dan alleen activiteit.

Van zeven trappen

In Van seven trappen formuleert Ruusbroec dit als volgt:

Minne wil altijd actief zijn, want ze is een eeuwig werk met God.

Genieten kan niet anders dan eeuwig niet-werken, want het is hoger dan willen en verlangen – de ene geliefde omhelsd door de andere, in beeldloze loutere minne, waar de Vader met de Zoon de geliefde omvat heeft in de genotvolle eenheid van zijn Geest, boven de vruchtbaarheid van de natuur, waar de Vader zegt tot iedere geest, in een eeuwig welbehagen: “Ik ben er voor jou, en jij bent er voor Mij. Ik ben de jouwe en jij bent de mijne; Ik heb je eeuwig uitverkoren.”

Ook hier komt het thema van actie en contemplatie naar voren. Actie is de “activiteit van liefde” (minne wil altijd actief zijn): de liefde van de mens tot God, die zich in daden wil uiten. Contemplatie is de rust van het wederzijdse toebehoren in liefde (de ene geliefde omhelsd door de andere), waarbij de ene geliefde de andere eenvoudigweg omarmt.

Dit wederzijdse toebehoren is geen prestatie of resultaat van actie. Evenmin zijn actie en rust twee opeenvolgende stadia. Ze zijn twee componenten van de ene, complexe realiteit van liefde.

Actie en contemplatie zijn dus geen tegenpolen, maar twee aspecten van dezelfde werkelijkheid.

Louis Lallemant sj

1. De context

Het samengaan van actie en contemplatie is niet uniek voor Ruusbroec. We vinden dit bijvoorbeeld ook bij Hadewijch vóór hem en in de lange traditie na hem. Een van de bekendste spirituele bewegingen in dit verband is de spiritualiteit van de jezuïetenorde. Van Ignatius van Loyola werd gezegd (door zijn medebroeder Jerónimo Nadal) dat hij simul in actione contemplativus was – dat hij, zelfs in actie, contemplatief bleef.

Nadal voegde daaraan toe dat volgens hem dezelfde genade aan de hele orde was geschonken. Dat lijkt me eerder wishful thinking. Toch toont het aan dat deze combinatie van contemplatie en actie ook in de beginnende jezuïetenorde in de zestiende eeuw hoog werd gewaardeerd.

Later, in de zeventiende eeuw, veranderde dit. Binnen de orde – net als in de Kerk en de bredere samenleving – raakte de contemplatieve dimensie steeds meer op de achtergrond. Een triest dieptepunt van deze ontwikkeling was de beslissing van keizer Jozef II om alle contemplatieve kloosters af te schaffen.

Toch bleef deze contemplatieve traditie voortbestaan, zij het in de marge. Binnen de jezuïetenorde was dat te danken aan enkele grote contemplatieven. Denk bijvoorbeeld aan Jean-Joseph Surin, die uitvoerig werd bestudeerd door de historicus Michel de Certeau. Maar ook aan de leermeester van Surin: Louis Lallemant. Hij formuleerde opmerkelijke inzichten over de relatie tussen actie en contemplatie. In dit laatste deel wil ik daar kort bij stilstaan.

2. Wie was Louis Lallemant?

Lallemant werd in 1578 geboren in Châlons-sur-Marne in een familie van rechters. Zijn vader wilde dat hij rechten zou studeren en hem zou opvolgen in het ambt. Toch koos Louis er op jonge leeftijd al voor om in te treden bij de jezuïeten. Hij doorliep de gebruikelijke vorming en werd na zijn laatste geloften al snel aangesteld als verantwoordelijke voor de laatste fase van de opleiding van jonge medebroeders: het derde noviciaatsjaar (tertiaat). Deze taak vervulde hij meerdere jaren.

Lallemant werd niet oud; hij overleed op 57-jarige leeftijd in 1635. Er bestaat geen portret van hem, maar zijn biograaf beschrijft hem als een rijzige, aristocratische man met een hoog voorhoofd, lichte kaalheid en een enigszins gebruinde huid. Tussen haakjes: de afbeelding die Google toont bij zijn naam is een vergissing; het betreft een andere jezuïet.

Onze jezuïet stond voor een grote uitdaging. Hij leidde jonge ordeleden op in een tijd waarin de contemplatieve dimensie steeds verder verdween. Alle nadruk lag op activiteiten en prestaties. Toch was er een groep jonge jezuïeten die zich sterk aangetrokken voelde tot het contemplatieve, wat bij velen ergernis opwekte.

3. Contemplatie en actie volgens Lallemant

Lallemant liet enkele heldere overwegingen na over de relatie tussen contemplatie en actie. De meest treffende is:

Contemplatie belemmert op geen enkele manier de ijver voor de zielen (d.w.z.: de mensen). Integendeel, zij vermeerdert ze, en wel door drie overwegingen die ze levendig in de ziel inprent:

    • Ten eerste: Contemplatie maakt levendig voelbaar dat zielen God kunnen bezitten. Vanuit dit perspectief is elke ziel onvergelijkbaar waardevoller dan de hemel en de aarde met al hun grootsheid en rijkdom.
    • Ten tweede: Zielen behoren toe aan de Zoon van God. Hij gaf zijn leven om hen vrij te kopen en waste hen in zijn bloed. Omdat de zielen zijn erfenis zijn, mag men geen enkel werk nalaten en geen enkele inspanning schuwen voor hun heil en vooruitgang.
    • Ten derde: Contemplatie laat scherp aanvoelen hoe ongelukkig de toestand is van een ziel die in zonde leeft en hoe dicht zij bij de hel verkeert.

Deze bevestiging door Lallemant heeft zijn achtergrond in een bredere trend binnen de jezuïetenorde. Er heerste een opvatting dat men zich niet te veel met contemplatie moest bezighouden, omdat dit de aandacht zou afleiden van actie en concrete inzet. Dit leidde tot kritiek op jonge jezuïeten die zich graag verdiepten in de werken van Theresia van Avila of Johannes van het Kruis.

Lallemant was het echter helemaal niet eens met deze kritiek. Integendeel, hij ondersteunde zijn jonge medebroeders in hun verlangen om de contemplatie serieus te nemen.

Hij gaf daarbij een krachtig argument: contemplatie schenkt de mens een diep besef van de oneindige waardigheid van ieder individu. Contemplatie is relationeel van aard. Het openbaart niet alleen iets van God, maar ook een dieper inzicht in wie de mens werkelijk is.

Juist in de contemplatie wordt duidelijk dat de mens geen radertje is in de socio-economische machinerie, geen wegwerpartikel dat vervangen kan worden zodra het versleten is. Ieder mens heeft een unieke, onherhaalbare waarde.

Opmerkelijk genoeg leidt een contemplatieve cultuur tot een radicaal humanisme –mogelijk zelfs radicaler dan een niet-contemplatieve cultuur. In de bevestiging door Lallemant klinkt een echo van wat Ruusbroec ooit zei.

Lallemant suggereert namelijk dat contemplatie vanzelf tot actie leidt zodra men beseft hoe waardevol de ander is voor God en hoe schrijnend de vervreemding van God is. Met andere woorden: zorg voor de medemens is de natuurlijke voltooiing van de contemplatie.

Het is dan ook duidelijk dat het humanisme – althans in Noord-Europa – voortkomt uit een contemplatieve cultuur, onder andere die van Ruusbroec. Hij inspireerde immers de Devotio Moderna, een beweging die de religieuze basis legde voor de spiritualiteit van grote humanisten zoals Erasmus.

Wie het laatste hoofdstuk van Erasmus’ Lof der Zotheid leest, zal meteen zien hoeveel waarde hij hechtte aan contemplatie.

Conclusie

In 2012 nodigde paus Benedictus XVI de anglicaanse aartsbisschop Rowan Williams uit om een toespraak te houden voor de bisschoppensynode. Williams – door velen beschouwd als een van de beste theologen van deze tijd – sprak toen over contemplatie en zei onder meer het volgende:

Contemplation is the only ultimate answer to the unreal and insane world that our financial systems and our advertising culture and our chaotic, unexamined emotions encourage us to inhabit.

Vrij vertaald:

Contemplatie is het enige ultieme antwoord op de onwerkelijke, krankzinnige wereld waarin onze financiële systemen, reclamecultuur en chaotische, ondoordachte emoties ons willen laten leven.

Deze woorden resoneren met wat we bij Louis Lallemant lazen. De achttiende-eeuwse Verlichting beschouwde contemplatie als een afleiding van concrete ethische inzet en dus als nutteloos – een idee dat al enkele eeuwen eerder wortel had geschoten.

Ruusbroec bewees echter het tegendeel. Contemplatie en actie zijn geen tegenpolen, maar twee aspecten van dezelfde ontmoeting tussen God en mens. In die ontmoeting komt contemplatie tot bloei in actie, en actie wordt verdiept door het bewonderend schouwen van God.

Rob Faesen sj

Leven met angst, medicatie en gebed 5

 

Bekijk alle artikelen van Cardorner

Deel