Ignatius, halverwege zijn levensreis – the midlife journey

Ignatius, halverwege zijn levensreis - the midlife journey

door Gerald O’Collins S.J.

door Gerald O’Collins S.J.

Een mensenleven kent drie fases: de eerste van kind naar volwassene, de derde van ouderdom naar dood. Dit artikel gaat over de vaak donkere middenfase van het leven. O’Collins spreekt van de “midlife journey”.

Op 20 mei 1521, nu 500 jaar geleden, ketste een kanonskogel, afgevuurd door de Franse troepen die een fort in Pamplona bestormden, af op een nabijgelegen muur en verbrijzelde het rechterbeen van Ignatius van Loyola. De verwonding maakte een einde aan zijn carrière als soldaat en diplomaat.

Nadat hij verschillende operaties en een lange herstelperiode had overleefd, begon Ignatius aan een zeventien jaar durende reis die hem uiteindelijk in Rome zou brengen. Daar werkte hij als algemene overste van een nieuwe religieuze orde: de Sociëteit van Jezus, beter bekend als de jezuïeten. Ignatius, die zich in zijn autobiografie “de pelgrim” noemt, beweegt zich dan halverwege zijn levensreis. Vaak worden deze jaren beschreven als een tijd van religieuze bekering en spirituele groei.

Meer dan veertig jaar geleden putte ik uit het doctorale werk van Bridget Puzon voor mijn boek The Second Journey en om na te denken over de midlife journey. Toen en later realiseerde ik me dat in de geschiedenis hiervan vele voorbeelden bestaan: van Abraham en Sarah tot Mozes, van Paulus van Tarsus tot Moeder Teresa van Calcutta, van Dante Alighieri tot Eleanor Roosevelt, van John Wesley tot Jimmy Carter, van John Henry Newman tot Dietrich Bonhoeffer.

Ook in de westerse literatuur zijn talrijke voorbeelden te vinden van zulke reizen in de “tussenjaren”. Werken als Homerus’ Odyssee, Vergilius’ Aeneis en John Bunyans The Pilgrim’s Progress stellen helden voor die op middelbare leeftijd de drang voelen om hun vertrouwde omgeving te verlaten, nieuwe projecten op te zetten en vreemde wegen te bewandelen. Dit is, zoals T.S. Eliot het formuleerde in East Coker, “in the middle way” zijn. Hij brengt ons terug naar de openingszin van Dantes Goddelijke Komedie: “Halverwege onze levensreis/bevond ik me in een somber woud,/want ik was afgedwaald van het rechte pad.” (vert. Jules Grandgagnage, 2020)

Het beeld van de midlife journey komt voort uit onze literaire verbeelding, maar ook uit de onbetwistbare geschiedenis. De “echte” wereld van dergelijke reizen heeft haar schijntegenhanger gecreëerd die deze reizen weerspiegelt en belicht. Door het karakteristieke patroon van deze reizen in kaart te brengen, kan de lezer in Ignatius een typisch voorbeeld herkennen. Minstens zes factoren vormen het basispatroon.

Ten eerste, deze reis overkomt mensen; ze beginnen er niet vrijwillig aan. Door verschillende factoren kunnen ze erin meegesleurd worden. We kunnen hun verhalen in twee klassen indelen, naargelang de oorzaak een waarneembaar fenomeen is of iets innerlijks en minder duidelijk. Heel vaak is de katalysator zonder meer “negatief”: een verkeersongeval, een ernstige ziekte, de dood of ontrouw van een echtgenoot, het onverwachte verlies van een baan, of ontgoocheling over wat publiek succes hen heeft gebracht, kunnen mensen in een onverwachte crisis storten. Aan zichzelf overgelaten, zouden zij nooit gekozen hebben voor de pijn van zo’n situatie; het overkwam hen gewoon.

De slag bij Pamplona en een lange herstelperiode waren voor Ignatius het begin van een midlife journey. Zijn confrontatie met de dood deed zijn wereld van ridderlijkheid en diplomatie ineenstorten. Zonder dat hij het wilde of gepland had, maakte Ignatius de ingrijpende omwenteling mee, die hij in zijn autobiografie optekent, en kwam zijn midlife journey op gang. In de latere fasen van zijn verhaal komen nog veel weloverwogen keuzes voor, maar het begin van de pelgrimstocht werd hem opgedrongen.

Ten tweede bevat de midlife journey doorgaans een uiterlijke component – een of andere specifieke reis of een fysieke rusteloosheid die iemand op pad houdt in de hoop dat: “Als ik me elders vestig, zal ik de oplossing vinden.”

De uiterlijke reis kan een echte odyssee zijn, maar het kan ook niet meer zijn dan een verplaatsing van de buitenwijken naar de stad, of iets langer zoals de treinreis in 1946 van Moeder Teresa uit Calcutta. Natuurlijk is het de innerlijke component die een echte midlife journey teweegbrengt; de uiterlijke reis heeft slechts een ondergeschikte functie. Toch lijkt een verschuiving van plaats een vast kenmerk te zijn van authentieke midlife journeys.

Wesley’s reis naar Georgia, Bonhoeffers tweede bezoek aan New York op de vooravond van de Tweede Wereldoorlog, Newmans tocht over de Middellandse Zee, en ook Ignatius’ omzwervingen horen daarbij. Ignatius reisde van Loyola naar het Heilig Land, terug naar Spanje, noordwaarts naar Parijs, weer terug naar Spanje, en uiteindelijk vond hij in het hoofdkwartier van de jezuïeten in Rome het eindpunt van zijn reis.

Ten derde brengen midlife journeys een gevoelscrisis met zich mee, gesymboliseerd door Dantes angst toen hij in een bos verdwaalde. Zo’n crisis kan in de eerste plaats voortkomen uit een actuele persoonlijke mislukking (Wesley en Carter), onopgeloste conflicten uit het verleden (Paulus), of angst voor de toekomst (Bonhoeffer). Welke kant het ook opgaat, er lijkt altijd een krachtige gevoelscrisis uit te barsten als iemand wordt meegesleurd tijdens de middelste etappe van zijn leven.

Tijdens de herstelperiode van zijn wonden, ervoer Ignatius emoties van troost en verdriet – “droevige en blijde gedachten”, zoals hij ze noemde. Het leren interpreteren en hanteren van deze wisselende gevoelens vormde een vitale etappe op zijn reis. De Regels voor de onderscheiding van geesten (te vinden in de Geestelijke Oefeningen) geven aan anderen door wat Ignatius zelf op pijnlijke wijze had ontdekt.

Volgens Carl Gustav Jung brengt de namiddag van het leven “de omkering van alle idealen en waarden die ’s morgens werden gekoesterd” (Psychological Reflections, cursivering door auteur, n.v.d.v.). Dit zijn krachtige woorden. Of we dit vierde punt nu sterk benadrukken of het milder formuleren, midlife journeys brengen een zoektocht op gang naar nieuwe betekenissen, verfrissende waarden, en andere doelen.

De rolpatronen, waarmee mensen zich hebben geïdentificeerd, lijken niet langer belangrijk. De waarden en doelen die zin gaven aan het leven vervagen, verliezen hun greep. De wonden die Ignatius opliep tijdens de slag bij Pamplona genazen, maar zijn been was ernstig misvormd. Hij wilde zo graag zijn rol van elegante officier behouden dat hij de chirurgen ertoe overhaalde een uitstekend stuk bot weg te snijden. Zonder morren onderging hij de primitieve operatie – gedreven door de angst een identiteit, waarmee hij zijn bestaan had gedefinieerd, te verliezen. Maar een reis “halverwege zijn leven” bracht Ignatius ertoe andere waarden te koesteren en een andere identiteit te vinden. In de taal van de Geestelijke Oefeningen vroeg Ignatius zich af: “Wat heb ik voor Christus gedaan? Wat doe ik voor Christus? Wat zou ik voor Christus moeten doen?” (GO 53).

Ten vijfde, mensen ondergaan tijdens een midlife journey herhaaldelijk een diep gevoel van eenzaamheid. Deze eenzaamheid zou uiteindelijk moeten omslaan in het alleen zijn ten gevolge van een rustige en geïntegreerde zelfbeheersing. Maar voor het zover is, bevinden zij zich in het “sombere woud” van Dante. Zij kunnen diep lijden door toedoen van de maatschappij; in het geval van Ignatius begon dat met gevangenschap door de inquisitie in Spanje en tijdens zijn eenzame pelgrimstocht naar het Heilig Land.

Uiteindelijk kan de persoon die een midlife journey heeft doorgemaakt, zijn gemeenschap vorm geven of zelfs transformeren. Hij kan zelfs op Aeneas lijken door een heel nieuwe groep mensen te vormen. De volgelingen, die Ignatius om zich heen verzamelde, werden “de schoolmeesters van Europa” en missionarissen voor de mensheid.

Het zesde en laatste kenmerk van de midlife journeys betreft het einde van de reis. Idealiter eindigen zulke reizen rustig, met een nieuwe wijsheid en een tot zichzelf komen dat grote kracht uitstraalt. Deze reizen beginnen doorgaans dramatisch: een kanonskogel raast over de wallen van een Spaans fort (Ignatius); een ernstige ziekte maakt bijna een einde aan iemands leven wanneer hij zonder vrienden rondreist op Sicilië (Newman); Hitler stort de wereld in oorlog (Bonhoeffer). Het einde van zulke reizen is meestal rustig en niet dramatisch. Ignatius strompelt naar Rome, na zeventien jaar onderweg te zijn geweest. Newman gaat naar huis, omdat hij aanvoelt dat hij “nog werk te doen heeft in Engeland”.

Midlife journeys eindigen met de komst van de wijsheid van een ware volwassene. Het is de wijsheid van hen die hun evenwicht hervonden hebben, zich gestabiliseerd hebben, en nieuwe doelen en dromen gevonden hebben. Zij zijn tot zichzelf gekomen door zelfontdekking en definitieve zelfidentificatie. Dat stelt hen nu in staat anderen de hand te reiken en verbazingwekkend productief te zijn voor de wereld. Hun reis eindigt met nieuwe dromen en verrassende verantwoordelijkheden. Door zijn Geestelijke Oefeningen en de oprichting van de Sociëteit van Jezus heeft Ignatius, ten bate van anderen, doorleefd wat hij zelf had ervaren.

Dit zijn de zes kenmerken van een midlife journey, geïllustreerd door het verhaal van Ignatius. Eliots Little Gidding interpreteert zulke reizen als odyssees die ons uiteindelijk terugbrengen naar de plaats waar we begonnen zijn:

We zoeken onophoudelijk
En op ’t einde van onze zoektocht
Zijn we terug bij het beginpunt
Dat we dan pas echt zullen ontdekken.

Hoe zit dat met Ignatius? In plaats van zich te ontwikkelen als een Odyssee, nam zijn midlife journey de vorm aan van een Aeneis. Zijn verkenningstocht bracht hem uiteindelijk naar een nieuwe plaats en de onverwachte taak om een wereldwijde familie van volgelingen te stichten. In onze dagen leidt een van hen de rooms-katholieke kerk, als paus Franciscus.

Er zijn natuurlijk andere manieren om het verhaal van de heilige Ignatius van Loyola te lezen nadat hij op 20 mei 1521 zwaargewond was geraakt, maar reflectie over zijn midlife journey werpt ook wel licht op wat er gebeurde.

bron: https://international.la-croix.com 

vertaling: Rita Vandevyvere en Wiggert Molenaar S.J.

Gerald O’Collins, geboren in 1931, is een Australische jezuïet. Hij doceerde van 1973 tot 2006 theologie aan de Gregoriaanse Universiteit in Rome. Naast theologie heeft ook oecumene zijn warme aandacht.

Bekijk alle artikelen van Cardorner

Deel