door Luisa Curreli R.C. Onze diepste verlangens spelen een hoofdrol in het spirituele leven – niet onmiddellijk vanzelfsprekend voor iedereen.
Onze diepste verlangens spelen een hoofdrol in het spirituele leven – niet onmiddellijk vanzelfsprekend voor iedereen.
Als cenakelzuster die sinds 2002 met en voor jongeren werkt, heb ik verschillende engagementen gehad: catechese, uitwisselingsgroepen over thema’s gekozen door de jongeren, hulp aan de armsten, pelgrimstochten, geestelijke begeleiding in het dagelijkse leven en in retraites, begeleiding van novicen. Een gemeenschappelijk aspect in deze diversiteit was het begeleiden van jongeren bij hun persoonlijke ontmoeting met Christus.
Een jeugdherinnering
Een uitspraak van Johannes Paulus II die ik als adolescent hoorde, heeft mijn jeugd verhelderd en ze blijft me bij in mijn manier waarop ik in relatie sta met en dienstbaar ben voor de jongeren: “Jonge mannen en jonge vrouwen… Wees niet bang voor je eigen jeugd en voor de diepe verlangens naar geluk, waarheid, schoonheid en blijvende liefde die je ervaart! De toekomst van de vrede bevindt zich in jullie hart.”
Ik was diep geraakt door de uitnodiging niet bang te zijn voor de grote verlangens van vreugde, goedheid, liefde. Deze uitspraak die ik in mijn geestelijk dagboek schreef en die ik vaak herlas, heeft in mij een weg geopend. Wat me toeliet om vooruit te gaan, was het voorbijgaan aan de vrees die ik had om naar de verlangens te luisteren die in mij waren. Deze weg was mogelijk dankzij hen die het aangedurfd hebben om zich naast mij te plaatsen om mij te begeleiden op de weg van de groei die mijn hele persoon heeft geraakt en die me in staat heeft gesteld om in het leven te duiken en te geloven dat ik gemaakt was om gelukkig te zijn. Deze ervaring blijft een bron en kleurt de manier waarop ik bij de jongeren ben. Vandaag, op 46-jarige leeftijd, ben ik een cenakelzuster die vervuld is van het verlangen om jongeren te begeleiden om zichzelf te ontdekken, om God te ontdekken en om te ontdekken hoe ze kunnen leven volgens de diepe verlangens die in hun hart leven.
De missie die me toevertrouwd werd, zorgde ervoor dat ik heel verschillende jongeren ontmoette, zowel wat betreft hun sociale achtergrond, hun religieuze gevoeligheid en hun levenservaring. Ondanks deze verschillen zie ik toch gemeenschappelijke aspecten: ze hebben vaak niet genoeg zelfvertrouwen, soms houden ze niet van zichzelf (of niet genoeg). Sommige slagen er zelfs niet in om hun kwaliteiten op te noemen (vaak zien ze die niet of denken ze dat ze niet nederig zijn als ze hun kwaliteiten erkennen; alsof nederig zijn wil zeggen zichzelf misprijzen). Vaak zoeken ze de nabijheid van mensen die hen niet beoordelen, want ze worden al dagelijks op de proef gesteld in hun studies, hun werk en soms ook door hun familie. Ze proberen te overleven in een heel veeleisende sociale context en tegelijk hebben ze het verlangen om hun leven niet te verspillen en zoeken ze hoe ze hun leven zin kunnen geven. Ze zijn gevoelig en aandachtig voor de allerarmsten en de minderbedeelden. Dienstbaarheid is belangrijk voor hen en ze willen er zich voor inzetten. Van de jongeren die zoeken hoe ze hun leven in handen kunnen nemen, vragen sommigen mij: “Wat is mijn roeping? Waar nodigt God mij toe uit? Wat is zijn wil voor mij?”
In dit jaar waarin de hele kerk werkt aan de Jongerensynode, en in het licht van hun vraag om begeleid te worden in de zoektocht naar hun roeping, hebben we met de ignatiaanse familie (ignatiaanse religieuzen, jezuïeten, GCL) l’Année déclic. Avec Jésus, choisir et unifier ma vie opgezet. Het is een jaar voor jongeren tussen 20 en 30 jaar die zich de vraag stellen over roeping in de brede zin (“Wat wil ik met mijn leven doen?”) en die verlangen om er vanuit hun geloof op te antwoorden. De jongeren vervolgen hun studies of hun werk en blijven dus in hun dagelijks leven. Ze nemen deel aan vier weekends waar ze een inleiding krijgen in bidden met Gods woord, in het luisteren naar de geestelijke bewegingen en in de terugblik op wat in hen gebeurt. Ze krijgen een inleiding in geestelijke onderscheiding en ze worden uitgenodigd om een terugblik te maken op hun leven en de aanwezigheid van de Heer te ontdekken. We bieden ook een weekend aan over zelfkennis: ze kiezen een sessie, ofwel over het affectieve leven, ofwel over niet-gewelddadige communicatie. Elke jongere ontmoet regelmatig zijn geestelijk begeleider of begeleidster met wie hij op weg gaat. Het jaar eindigt met een retraite volgens de Geestelijke Oefeningen en duurt zes tot tien dagen, naargelang de vraag van elke jongere.
Kiezen en eenheid vinden in je leven
Tweeëntwintig jongeren hebben zich zo sinds oktober in dit avontuur gestort. l’Année déclic is geen magie. We zijn ons daarvan bewust en we hebben dat ook goed aan de jongeren gezegd. Misschien zullen sommigen aan het einde van het jaar het antwoord vinden op hun vraag, voor anderen zal dat niet zo zijn, weer anderen zullen ontdekken dat ze een andere vraag met zich meedroegen. Wat voor ons belangrijk is, is om hen te begeleiden op een weg van vrijheid, van groei in persoonlijke relatie met Christus, van het luisteren naar hun diepe verlangens om te onderscheiden en “het verlangen” te horen dat hen in staat stelt om eenheid te vinden in het leven.
Het stukje weg dat ik heb afgelegd met de jongeren van het Année déclic en mijn jarenlange ervaring met andere jongeren tonen me het belang dat ze hechten aan het hebben van een persoon aan hun zijde die in hen gelooft. Mijn rol als geestelijk begeleidster of simpelweg als tochtgenoot is om hen te helpen om te ontdekken en te ervaren dat ze door God geliefd zijn en dat ze het waard zijn om bemind te worden. Ik word geroepen om op hen een welwillende blik te werpen, zoals de blik van Christus op hen. Een groot werk dat zich aandringt op de tocht met hen is hen te laten ontdekken welke verkeerde beelden van God ze met zich dragen. Heel vaak hebben ze een weinig evangelisch godsbeeld! Ze beelden God in als rechter of als een God die alles optekent wat ze doen (een god als boekhouder) of als een tovenaar. Deze valse beelden van God sluiten hen op in angst en wantrouwen en leiden ertoe dat ze in hun relatie met God aan de oppervlakte blijven. Ik denk terug aan mijn eerste ontmoeting voor geestelijke begeleiding met een jongere. Wanneer ik haar uitleg wat geestelijke begeleiding is, zeg ik haar dat het een plek is om te spreken, waar ze terecht kan met al hetgene ze beleeft, haar vreugdes, haar lasten, haar angsten en in het bijzonder met alles dat ze nergens anders durft te berde brengen. En dat ze die hier kan achterlaten en het niet alleen hoeft te dragen. Deze woorden spreken haar aan en zonder twijfelen zegt ze: “Ik heb twee moeilijke zaken die me tegenhouden op mijn weg. Ik ben bang dat God me vraagt om religieuze te worden. Ik ben bang om te bidden omdat Hij me dat zou kunnen vragen.” Achter deze angst stak het beeld van een veeleisende god die geen rekening houdt met het verlangen van de persoon die bidt en die niet zijn of haar geluk wenst. De relatie was geblokkeerd: ze kon niet bidden uit angst voor de wil van God. Ze heeft er kunnen over spreken en dankzij dit gesprek was ze in staat om een tocht te starten. In de ontmoetingen die daarop volgden, heeft ze aangestipt hoezeer de ontmaskering van haar angst en hoezeer het delen daarvan in de begeleiding haar bevrijd had en ze voelde dat ze God kon vertrouwen en er ook in kon geloven dat Hij haar geluk wilde.
Je beelden van God en van de wil van God onder de loep nemen
Ik ervaar dat het obstakel vaak is dat men gelooft dat Gods wil ergens geschreven staat en dat ze die moeten ontdekken en uitvoeren. (Dat was het geval met deze jongere en het is in het bijzonder het geval bij hen die op zoek zijn naar hun roeping.) Het gaat voor hen dus om een wil van God die buiten henzelf te vinden is, buiten hun persoon, buiten wat ze zijn en wat ze in zich dragen als talenten en verlangens. In het team van l’Année déclic hebben we nagedacht over de uitdrukking “de wil van God doen”. We situeren ons in de lijn van Michel Rondet* die zegt dat de vraag verkeerd wordt gesteld. Hij zegt dat de jongeren begeleid moeten worden bij “een redelijk radicale perspectiefswijziging die vaak tijd vraagt”, want “wat God van jou verlangt, is niet dat je deze of die weg kiest die hij in het begin der tijden zou hebben voorzien, maar dat je vandaag je antwoord op zijn aanwezigheid en zijn appel uitvindt.” Met l’Année déclic begeleiden we jongeren op deze weg. De ignatiaanse pedagogie van het gebed, van de terugblik en van de onderscheiding is een rijkdom die toelaat om zo’n mentaliteitsverandering te hebben en om naar het woord van God, van zichzelf en van hun geschiedenis te luisteren om er te ontdekken hoe ze in volheid kunnen leven.
Ik wil eindigen met me tot de jongeren te richten met die uitspraak van Johannes Paulus II: heb vertrouwen in je eigen jeugd en in die diepe verlangens van geluk, waarheid, schoonheid en duurzame liefde die je ervaart. De toekomst van de vrede bevindt zich in je hart!
En ook tot hen die met jongeren hen op tocht gaan: heb vertrouwen in de jeugd en in de diepe verlangens van geluk, waarheid, schoonheid en duurzame liefde. De toekomst van de vrede bevindt zich in hun harten!
*Noot van de redactie: de auteur verwijst hier naar een artikel van Michel Rondet dat verscheen in het Franse tijdschrift Christus (144) en dat in het Nederlands verscheen in Cardoner 2016/3 onder de titel Heeft God voor ieder van ons een heel eigen plan?
uit: Christus, april 2018 (258)
vertaling: Pascal Calu S.J.
Zuster Luisa Curreli is lid van de congregatie van de Zusters van Onze Lieve Vrouw van het cenakel, een congregatie die zich inzet voor de verdieping van het geloof in het bijzonder door middel van retraites. Zij woont en werkt in Versailles.
Dit artikel verscheen in Cardoner in het kader van de recente synode Jongeren, het geloof en het onderscheiden van de eigen roeping.
Bekijk alle artikelen van Cardorner