Wat verstaan wij onder het dienstwerk van geestelijke begeleiding?
Wat verstaan wij onder het dienstwerk van geestelijke begeleiding?
door Kirsty Greenaway-Clarke
De zoektocht naar “spiritualiteit” of een gevoel van het “spirituele” is zowel in de kerk als in de bredere maatschappij aanwezig. Inderdaad, spirituele honger en het grijpen naar “meer” zijn ongetwijfeld universele menselijke drijfveren. Deze zoektocht uit zich onder meer doorheen de praktijk van geestelijke begeleiding. Als onderdeel van het genezingspastoraat en de pastorale zorg van de kerk, wordt geestelijke begeleiding door David Benner omschreven als “het juweel in de kroon van zielzorg relaties”. Aangewakkerd door de bredere zoektocht naar spiritualiteit in zowel christelijke als niet-christelijke samenlevingen, heeft geestelijke begeleiding een groei en herontdekking doorgemaakt binnen de christelijke kerken, waaronder de Church of England, waarin ik vroeger als predikant werkte.
Wat we nu gewoonlijk “geestelijke begeleiding” noemen is een oude praktijk met diepe wortels in alle sectoren van het oosterse en westerse christendom, die teruggaat op de Woestijnmoeders en -vaders van de vroege kerk. Zoals Peter Ball opmerkt, komt geestelijke begeleiding uit een veelheid van tradities voort. Er is dus een schat aan bronnen waaruit beoefenaars van en zoekers naar geestelijke begeleiding kunnen putten.
Ball heeft ook aangetoond dat er in de geschiedenis van de Church of England verschillende houdingen ten opzichte van dit dienstwerk zijn geweest, waarbij veel van wat we vandaag de dag “geestelijke begeleiding” zouden kunnen noemen, niet altijd als zodanig werd opgevat. Geestelijke begeleiding echter, is een belangrijk, hoewel vaak verborgen en niet expliciet gedefinieerd, ambt geweest binnen de kerk: onder zeventiende-eeuwse anglicaanse geestelijken, in de anglo-katholieke wederopleving van het victoriaanse tijdperk en, in modernere tijden, voor C. S. Lewis (1898-1963), Reginald Somerset Ward (1881-1962) en Evelyn Underhill (1875-1941). De term “geestelijk begeleider” is pas de laatste jaren algemeen aanvaard; de voorman Edward Bouverie Pusey (1800-1882) van de anglo-katholieke Oxford Beweging weigerde de term te gebruiken.
Definities
Geestelijke begeleiding is een moeilijk te definiëren soort dienstwerk, dat leidt tot velerlei interpretaties. Ondanks haar lange geschiedenis wordt ze niet goed begrepen, zelfs niet door mensen binnen de kerk. In wezen is dit echter wat er gebeurt als een meer ervaren christen samen met een ander op weg gaat in zijn of haar relatie en groei met God. De term “begeleiding” zelf impliceert al een oriëntatie – een pad waarlangs christenen samen reizen als ze “de Weg” van het christelijk geloof volgen. In hun boek The Practice of Spiritual Direction definiëren William Barry en William Connolly geestelijke begeleiding als volgt:
Hulp die door een christen aan een andere christen wordt gegeven en die deze persoon in staat stelt om aandacht te schenken aan Gods persoonlijke communicatie met hem of haar, om gehoor te geven aan deze persoonlijk communicerende God, om te groeien in intimiteit met zijn of haar God en om de consequenties van de relatie in het eigen leven vorm te geven.
Om te definiëren wat geestelijke begeleiding is moet je ook definiëren wat het niet is, dus zal ik hier voorbeelden van zowel goede als slechte praktijken bekijken. Hoewel er veel termen worden gebruikt, zoals “zielsvriendschap”, “begeleiding” en “geestelijke begeleiding”, is “geestelijke begeleiding” het meest wijdverbreid, vooral in de Church of England. Zoals Barry en Connolly suggereren, draagt deze omschrijving veel “bagage” en associaties met autoriteit en hiërarchie met zich mee. Toch gebruik ik ze, vooral vanwege de bekendheid en ook vanwege de aantrekkelijke notie van een “reisrichting” in het geestelijke leven.
In grote mate als gevolg van de vele interpretaties van geestelijke begeleiding, is het duidelijk dat er verschillende benaderingen zijn voor de hedendaagse uitwerking en praktijk. Er is meer dan één manier om aan geestelijke begeleiding te “doen”, wat betekent dat er geen universeel model is voor dit dienstwerk. Maar zoals Peter Tyler suggereert, kan er een “gouden draad” worden onderscheiden die door de geschiedenis van de christelijke spirituele tradities loopt vanaf de apostolische tijd tot heden: zo vindt geestelijke begeleiding altijd plaats in een context van gedeeld geloof tussen de begeleider en de begeleide, en binnen de bredere kerk als “Mystiek Lichaam van Christus”.
De begeleider en de begeleide
Het is belangrijk om te erkennen dat een geestelijk begeleider geen gewijd lid van een kerkgenootschap hoeft te zijn. Dit dienstwerk was nooit uitsluitend voorbehouden aan gewijde bedienaren, hoewel de rol van geestelijke begeleiding vaak gelinkt werd aan de clerus. Voor sommigen kan het nuttig zijn om een gewijde geestelijk begeleider te bezoeken, maar anderen ontdekken dat een relatie met een leek vruchtbaarder is. Ik heb enkel ervaring met gewijde geestelijk begeleiders, maar dit was meer door toeval dan door een bewuste keuze.
Belangrijker dan de gewijde status van een geestelijk begeleider is zijn of haar geschiktheid om op te treden als gids voor andere christenen, omdat het absoluut noodzakelijk is dat geestelijk begeleiders toegerust zijn om diegenen die hun advies en raad zoeken te helpen. De vraag of ze professioneel getraind moeten worden is onderwerp van discussie geweest, waarbij deskundigen fel argumenteerden tegen de groei van professionalisering binnen het veld van geestelijke begeleiding. Zoals Michael Marshall stelde:
Het laatste wat een geestelijk begeleider beweert te zijn, is een expert. Hij of zij wil alleen maar naast een andere pelgrim staan en die discipel begeleiden op de Weg die leidt naar volheid en heiligheid van leven.
David Benner stelt dat ervaring belangrijker is dan formele kwalificaties en dat geestelijk begeleiders meer weg hebben van gidsen dan van leraren en leiders, want “ze begeleiden anderen op hun reis, niet als experts maar als metgezellen”.
Margaret Guenther kiest echter voor een iets andere benadering en ziet het geven van onderricht als een kernaspect van de relatie tussen begeleider en begeleide. Het geven van onderricht is een belangrijke rode draad geweest in de geschiedenis van geestelijke begeleiding, die teruggaat op de Woestijnmoeders en -vaders die werden uitgezocht om hun wijze raad en uitspraken. Ook voor de heilige Teresa van Avila (1515-1582) en de heilige Johannes van het Kruis (1542-1591) was de rol van leraar van het grootste belang. Zij bekritiseerden onbekwame en onervaren begeleiders die “geen andere manier kennen om met zielen om te gaan dan op hen te hameren en te slaan als een smid”.
Hoe men ook staat tegenover training en onderwijs en de titel “expert”, geestelijk begeleiders zouden zich toch verder op het pad moeten bevinden dan degenen die ze begeleiden, bekend moeten zijn met de Bijbel, verschillende vormen van gebed en de rijke hulpbronnen van de christelijke traditie, zodat ze suggesties en advies kunnen geven en vanuit eigen ervaring kunnen spreken. De beste geestelijk begeleiders herkennen zichzelf aanvankelijk meestal niet in deze rol en beschouwen zichzelf niet als “experts” op dit gebied.
De meest essentiële kwalificatie is misschien wel een nederige gehoorzaamheid aan God en een verlangen om samen te reizen met medechristenen en hen te begeleiden op het spirituele pad. Zoals Anne Long zegt, zouden bijgevolg begeleiders zichzelf niet mogen benoemen. Hun taak moet door anderen worden onderscheiden en ze moeten worden uitgezocht door de begeleide persoon (bisdommen hebben lijsten met goedgekeurde geestelijk begeleiders). Alle goede begeleiders zouden mensen met geloof en ervaring moeten zijn, die begrijpen wat het betekent om onderweg te worstelen, en een heiligheid en kwaliteit van leven bezitten, evenals inzicht, onderscheidingsvermogen en mededogen. Je zou daarom kunnen stellen dat geestelijk begeleiders eerder geboren dan gemaakt worden. Want, zoals William Barry stelt, is geestelijke begeleiding een “charisma van de kerk” en zou als zodanig erkend en geprezen moeten worden.
Het is van wezenlijk belang dat er vanaf het begin duidelijke grenzen en doelen worden gesteld, zodat zowel de begeleider als de begeleide persoon zich veilig voelen. Er mag nooit sprake zijn van een hiërarchische relatie die vatbaar is voor misbruik. De begeleider is niet “de baas” over de begeleide en moet niet op een “voetstuk van vroomheid” worden geplaatst – zoals Sue Pickering het formuleert in haar beschrijving van de risico’s en valkuilen van de machtsdynamiek tussen begeleider en begeleide. Het belang van een niet-hiërarchische relatie werd al erkend in de tijd van de Woestijnmoeders en -vaders; volgens Kenneth Leech was er “geen notie van blinde gehoorzaamheid of dominantie, want de geestelijke vaders moesten eerst het goede voorbeeld geven en pas in tweede instantie met woorden onderrichten.”
Met dit begrip in gedachten reikt Gray Temple het beeld aan van een ladder van spirituele volwassenheid, maar die ladder wordt horizontaal op de grond voor God gelegd in plaats van in een verticale en autoritaire positie. Evenzo is het voor David Benner, in zijn hoofdstuk “Demystifying Spiritual Direction”, duidelijk dat de relatie niet autoritair mag zijn. In het bijzonder mag de term “leiding” nooit gebruikt worden om iemand te vertellen wat die moet doen, hoewel het woord soms impliceert dat dit wel zo is. In plaats daarvan moet de nadruk worden gelegd op het samenwerken in plaats van normatief te zijn. Begeleiders mogen niet overdreven “directief” zijn, en dit is waarom de term “geestelijke begeleiding” voor sommigen niet zinvol is. Begeleiders mogen hun eigen agenda en visie niet opdringen, maar moeten luisteren, begeleiden, bemoedigen en de wil van God onderscheiden voor de mensen die ze begeleiden.
De praktijk van geestelijke begeleiding maakt deel uit van een bredere zoektocht naar begrip en ontmoeting in het spirituele leven. Mensen die op zoek gaan naar geestelijke begeleiding doen dat vaak in een periode van verandering, trauma of onzekerheid, misschien wanneer vertrouwde vormen en patronen van spirituele oefeningen niet langer bevredigend lijken. Daarom is er vaak een gevoel van behoefte om “dieper te gaan” in het spirituele leven, en dit kan mogelijk worden bereikt met de hulp en begeleiding van een geestelijk begeleider: een metgezel op de soms beangstigende en overweldigende reis van het geloof. Iemand die begeleid werd, herinnerde zich:
Mijn ervaring met geestelijke begeleiding is er een van begeleid worden in een verdiept “ja” voor God, meer en meer binnengaan in het niet-weten, het loslaten van mijn “God-in-een-doos theologie” die de realiteit van God in mijn leven verstikte. De bemoediging van mijn begeleider heeft me geholpen om mijn beschikbaarheid voor God te vergroten, te groeien als persoon, te leren mild zijn voor mezelf en te komen tot een punt van zelfaanvaarding en liefde, wat een diepere verbinding met anderen mogelijk heeft gemaakt.
Hoewel het belangrijk is dat de begeleide zich gesteund en aangemoedigd voelt, is het ook belangrijk dat de relatie er een is van hints, suggesties en inzichten in plaats van “behoren” en “moeten”. Een begeleide zou nooit afhankelijk mogen worden van een geestelijk begeleider. Zoals Barry en Connolly zeggen, mag de begeleide zich nooit gedwongen voelen om te zeggen: “mijn begeleider zei dat ik het moest doen”, want dat is misbruik van de relatie. Voor Sue Pickering gaat het er niet zozeer om dat de begeleide verantwoording aflegt aan de begeleider, maar dat hij samen met de begeleider verantwoording aflegt, omdat dit hen naast elkaar plaatst in plaats van in een hiërarchische relatie. Zowel de begeleider als de begeleide moeten altijd in gedachten houden dat de Heilige Geest de uiteindelijke begeleider is:
Geestelijke begeleiding kan gedefinieerd worden als datgene wat er gebeurt wanneer een persoon (de begeleider) een andere persoon (de begeleide) biddend ondersteunt en aanmoedigt om uit te kijken naar en gehoor te geven aan God. Als een medepelgrim begeleidt de geestelijk begeleider de begeleide op deze geloofsreis. De echte “leidsman” is God de Heilige Geest, die de begeleide op weg helpt naar een verdiepte relatie met de Drie-eenheid, met zichzelf, met andere mensen en met de realiteit van het leven in het mondiale dorp van de eenentwintigste eeuw.
Het verband tussen geestelijke begeleiding en counseling
De meeste geleerden die schrijven over geestelijke begeleiding zijn van mening dat, ondanks duidelijke overlappingen tussen geestelijke begeleiding en counseling, er ook belangrijke verschillen zijn. Counseling is probleemgericht, terwijl geestelijke begeleiding gefocust is op de hele persoon en het hele leven als een cruciaal onderdeel van de geloofsreis. Spirituele begeleiding is daarom niet zo specifiek gericht als counseling en andere diensten op vlak van zorg en ondersteuning. Zoals Thomas Merton (1915 -1968) enigszins ironisch zei: “Je gaat niet naar een geestelijk begeleider om voor je geest te zorgen zoals je naar een tandarts gaat om je tanden te laten verzorgen. De geestelijk begeleider is gericht op de hele persoon.”
Counseling is daarom vaak meer een optie voor korte termijn, terwijl geestelijke begeleiding van langere duur is en de doorlopende relatie van de begeleide met God beoogt. Ball en Benner stellen dat, hoewel beide gericht zijn op de cliënt, geestelijke begeleiding ook in belangrijke mate gericht is op God. Het kan heel goed zijn dat een begeleide tegelijkertijd counseling en geestelijke begeleiding nodig heeft. Hoewel sommige geestelijke begeleiders ook getrainde counselors zijn, die bekend zijn met veel van de praktische methoden en benaderingen van counseling, zal de meerderheid dat niet zijn, en daarom is het essentieel dat de begeleide toegang krijgt tot relevante bronnen van hulp en ondersteuning. Counseling en geestelijke begeleiding kunnen echter prima naast elkaar bestaan, en het ene zou het andere niet mogen uitsluiten.
Heilig luisteren
Een aspect waarbij geestelijke begeleiding en counseling elkaar overlappen is het belang van actief luisteren, of wat Margaret Guenther “heilig luisteren” noemt. In termen van geestelijke begeleiding is ‘heilig luisteren’ een van de meest wezenlijke elementen van de relatie tussen begeleider en begeleide. Het is van vitaal belang dat begeleide mensen zich veilig voelen om zoveel mogelijk van hun geloofsreis te onthullen voor zover ze zich daarbij comfortabel voelen, en dat ze gerustgesteld worden dat er met zorg en respect naar hen geluisterd zal worden en dat hun begeleider niet de overhand zal krijgen en zal interfereren met zijn of haar eigen verhaal of ervaringen. Zoals Peter Ball heeft gezegd, moet een goede geestelijk begeleider van nature goed kunnen luisteren; luisteren betekent al je aandacht geven en actief aanwezig zijn bij de ander. Voor Anne Long gaat luisteren inderdaad over dienstbaarheid; het is een dienstwerk van “voetwassing”, van gave en gastvrijheid.
Goed luisteren is echter veel meer dan alleen het ontvangen van informatie. Het is belangrijk dat begeleiders het perspectief van de begeleide begrijpen en aangeven dat de informatie gedeeld en gewaardeerd is. Zoals een begeleide zegt:
Ik vind het belangrijk om me gehoord te voelen. Het is behoorlijk vernederend om gepasseerd te worden. Als iemand echt naar je luistert, betekent dat dat hij of zij vindt dat je het waard bent om naar te luisteren. Luisteren is een teken van respect en waarde. Op een diep niveau is het een teken dat je de moeite waard bent, zelfs dat je geliefd bent. Het is acceptatie.
Zo getuigde ook een vriendin van Evelyn Underhill over haar methode van geestelijke begeleiding:
Een jonge vrouw die haar opzocht, zegt dat ze nooit kan vergeten hoe Evelyn luisterde. Het was een wintermiddag; geleidelijk werd het licht minder, en nog steeds zaten de twee in het licht van het vuur; het huis was absoluut stil, en Evelyn luisterde, zoals er nooit eerder naar dit meisje geluisterd werd; er was een gevoel van volkomen begrepen te worden.
Zo’n gevoel van ‘volkomen begrepen worden’ toont de waarde aan van ‘heilig’ of ‘diep’ luisteren. Luisteren naar een ander gaat over veel meer dan de gesproken woorden zelf. Een van de taken van de geestelijk begeleider is daarom om net zo goed te onderscheiden wat er niet wordt gezegd als wat er wel wordt gezegd – de schijnbare gaten, pauzes en stiltes evenals het gesproken woord. Dus, zoals Long suggereert, moeten begeleiders in staat zijn om te luisteren naar en onderscheid te maken tussen ‘de stiltes, die veel dingen kunnen betekenen.’
Echt luisteren is een vermoeiende en veeleisende taak (iedereen die dienstwerk of pastorale zorg verleent, van welke aard dan ook, zal dit bevestigen), maar het is waarschijnlijk het meest essentiële aspect van geestelijke begeleiding (en het pastoraat meer in het algemeen), van waaruit al het andere kan voortvloeien. “Luisteren naar iemand is dan een multidimensionale activiteit, complex, veeleisend en wederzijds verrijkend, want als we op deze manier luisteren horen we niet alleen wat iemand zegt, maar ook wie hij is.” Het is evenwel van groot belang dat geestelijk begeleiders niet alleen actief naar de begeleiden luisteren, maar hen ook moeten aanmoedigen om zelf naar God te leren luisteren, waardoor uiteindelijk de rol van de begeleider als ‘tussenpersoon’ tussen de begeleide en God verdwijnt. Zowel de begeleider als de begeleide moeten voorbereid zijn om Jezus’ vraag te beantwoorden: “Wie zegt u dat ik ben?” (Marcus 8, 29)
Geestelijke begeleiding en sacramentele biecht
Oudere vormen van geestelijke begeleiding – vooral binnen de rooms-katholieke kerk en de anglo-katholieke vleugel van de Church of England – waren vaak nauw verbonden met de regelmatige praktijk van sacramentele biecht. Hoewel dit nog steeds een aspect van geestelijke begeleiding kan zijn, is het belangrijk dat dit niet wordt verondersteld of opgedrongen aan de begeleide. Hoewel er een duidelijk verband is, zijn geestelijke begeleiding en biecht niet hetzelfde en mogen daarom niet met elkaar verward worden. Dit werd in het anglo-katholicisme erkend door J.M. Neale (1818-1866), die een duidelijk onderscheid maakte tussen de twee vormen van dienstwerk en stelde dat geestelijke begeleiding niet ‘geënt’ mocht worden op de biecht.
Zoals reeds opgemerkt, zijn niet alle geestelijke begeleiders gewijde priesters, dus de twee vormen van dienstwerk neigen nu uiteen te lopen. Evenzo kunnen mensen die geestelijke begeleiding ontvangen dit gescheiden houden van de sacramentele biecht en dit moet gerespecteerd worden door de begeleider. Biechten kan worden voorgesteld, als het waardevol wordt geacht voor de begeleide, maar het mag nooit worden opgelegd. Zoals Margaret Guenther stelt, zal een goede geestelijk begeleider weten dat hij of zij ook een zondaar is en Gods genade en vergeving nodig heeft.
De aanwezigheid van de Heilige Geest
Het is essentieel om het dienstwerk van geestelijke begeleiding altijd te begrijpen als iets meer dan een relatie tussen begeleider en begeleide. Men moet altijd rekening houden met wat Peter Ball de ‘God-dimensie’ van de ontmoeting noemt. God is voortdurend aanwezig als de derde partij in geestelijke begeleiding, naast de begeleider en de begeleide, en dit aspect mag nooit over het hoofd gezien worden. De relatie is tussen de begeleider, de begeleide en de Heilige Geest, waarbij de laatste twee het belangrijkst zijn. “Zo is de ware geestelijk begeleider de Geest van God”. Anne Longs beeld van de begeleider als ‘Gods portier’ die leidt naar de ‘echte leidsman’ is bijzonder aantrekkelijk, omdat het ons eraan herinnert dat geestelijke begeleiders deze relatie niet in de weg mogen staan, maar als een spiegel moeten fungeren, die de begeleide weerspiegelt naar God en vice versa.
Of we ons daar nu bewust van zijn of niet, God is altijd op zoek naar een relatie met ons, wat betekent dat de term “onderscheiding” een belangrijk begrip is in de geestelijke begeleiding. In de westerse traditie wordt het proces van onderscheiding het sterkst geassocieerd met de heilige Ignatius van Loyola (1491-1556) en zijn boek Geestelijke Oefeningen. Hierin laat Ignatius ons zien dat God altijd ontmoet wil worden in gesprek met ons. Zijn richtlijnen voor onderscheiding (gebaseerd op de “gesteldheid van de ziel” [GO 335] ten opzichte van wat leven gevend is) helpen ons te beslissen over een bepaalde handelwijze en zijn vandaag de dag nog steeds nuttig in de praktijk van geestelijke begeleiding. Sterker nog, zoals Peter Tyler schrijft in zijn overzicht van geestelijke begeleiding en de Oefeningen, is de praktijk van onderscheiding waarschijnlijk het belangrijkste geschenk dat de christelijke traditie kan bijdragen aan de hedendaagse zoektocht naar spiritualiteit.
Geestelijke begeleiding is daarom waardevol omdat ze een belangrijk parcours biedt waarop onderscheiding van de wil van God kan plaatsvinden. De belangrijkste rol van de geestelijk begeleider zou dus die van bemiddelaar moeten zijn bij de ontwikkeling van de dialoog en het wederzijds zoeken tussen de begeleide en God. Daarom is het volgens Barry en Connolly de taak van de geestelijk begeleider om begeleide personen te helpen aandacht te hebben voor God, te zien waar ze zijn op hun geloofsreis, en suggesties te bieden voor een beweging naar God toe. Deze aandacht voor God – en het daarmee samenhangende proces van onderscheiding – is essentieel voor geestelijke begeleiding en voor spiritualiteit als geheel. Geestelijk begeleiders zouden moeten optreden als gangmakers in deze relatie van liefdevolle aandacht tussen de begeleide en God.
Samen onderscheiden
Het dienstwerk van geestelijke begeleiding verschilt van een professionele relatie, maar is ook niet hetzelfde als een wederzijdse vriendschap, omdat geestelijke begeleiding in een meer ‘formele’ setting moet plaatsvinden en duidelijke tijden, doelen en grenzen moet hebben. Ze mag niet autoritair en normatief zijn, maar ze mag ook niet gereduceerd worden tot een “gezellig praatje”, omdat geestelijke begeleiding soms zowel moet uitdagen als troosten. Om volledig effectief te zijn, moet geestelijke begeleiding een relatie zijn die gebaseerd is op vertrouwen, gastvrijheid, liefde, ondersteuning, gebed en het gezamenlijk reageren op de aanwezigheid van God.
Hoewel de geestelijk begeleider meer ervaren zal zijn in het christelijk leven, mag dit niet op een nutteloze of beledigende manier de ander imponeren. Geestelijke begeleiding is eerder een liefdedienst van een lid van de christelijke familie aan een ander. Aldus, voor Margaret Guenther:
Geestelijke begeleiding, als een werk van liefde, is ook een werk van vrijheid. De begeleider is bereid om te laten zijn, om lief te hebben met een open hand. Hier heerst een contemplatieve liefde, immuun voor de verleiding om te verslinden, te bezitten of te manipuleren. Ze ziet de ander altijd als een kind van God en is vervuld van respect, zelfs ontzag, in de aanwezigheid van de persoon die aan de andere kant van de heilige ruimte zit.
In haar kern moet de praktijk van geestelijke begeleiding altijd gericht zijn op God en gebed, en op het voortdurende werk van heling. Voor Guenther is dit dienstwerk inderdaad een beleven van gebed op voorspraak.
Geestelijke begeleiding heeft een sacramenteel karakter en laat altijd de aanwezigheid van de Heilige Geest in de relatie toe. Want, zoals Barry en Connolly stellen, is het centrale onderdeel van geestelijke begeleiding het bevorderen van de relatie tussen de begeleide en God; het is de taak van de begeleider om mensen te helpen de levende God te ontmoeten. Net als Johannes de Doper moet de geestelijk begeleider de weg naar God wijzen en eventueel een stap terugzetten, zodat God sterker in beeld kan komen voor de begeleide.
Het beeld van de reis of pelgrimstocht wordt vaak gebruikt in het kader van geestelijke begeleiding. Dit helpt noties van hiërarchie en macht, met hun potentieel voor misbruik, te vermijden. De geestelijk begeleider is iemand die samen met de begeleide het spirituele terrein verkent. De begeleider en de begeleide zijn collega-discipelen die dezelfde weg bewandelen en zich voeden met dezelfde bronnen, vanuit een gedeeld verlangen om dichter bij God te komen. Dit is de “richting” die inherent is aan geestelijke begeleiding. Volgens Sue Pickering:
Bij geestelijke begeleiding helpen we de begeleiden de wegwijzers op te merken en keuzes te maken bij een kruispunt. We zitten bij hen, zorgen voor het kampvuur, als ze vastzitten; we vieren het als “aankomsten” of iets dergelijks een kans op rust en verfrissing bieden, en bemoedigen hen als God hun zelfgenoegzaamheid doorbreekt en hen weer uitnodigt op weg te gaan.
Een ander zinvol beeld is Margaret Guenthers concept van een geestelijk begeleider als vroedvrouw: wachten met de begeleiden, hen ondersteunen bij hun weeën en uiteindelijk helpen om hun nieuwe identiteit in God geboren te laten worden. Maar, zoals Pickering stelt, is het belangrijk dat de geestelijk begeleider niet de rol van aanstaande moeder op zich neemt, maar “aanmoedigt en informeert, vertrouwen opbouwt, beweging monitort en potentieel gevaar onderscheidt”.
God verlangt niet dat we het spirituele pad alleen bewandelen, maar wel in geloofsgemeenschap. Geestelijke begeleiding kan daarom een belangrijk aspect vormen bij het bevorderen van christelijke gemeenschap. Daarom moeten begeleider en begeleide samen de geloofsvragen uiten en samen naar antwoorden zoeken. De begeleider moet niet opgezocht worden omwille van magische oplossingen voor die vragen, want in werkelijkheid zijn we allemaal samen aan het ontwaren. Spirituele begeleiding gaat uiteindelijk over het aangaan van een relatie, niet over het zoeken naar snelle oplossingen voor problemen.
Voor William Barry is het Gods bedoeling om in eenheid en gemeenschap te leven. Hij stelt dat geestelijke begeleiding essentieel is in de vorming van christelijke gemeenschap en het leven van de kerk. In zekere zin zouden zowel de geestelijk begeleider als de begeleide samen de vragen van het geloof moeten uiten en op zoek gaan naar antwoorden, in de gemeenschap die God voor ons bedoeld heeft, samen verbonden in een gemeenschappelijke liefde voor God. En zo eindig ik met een citaat uit Rilkes Brieven aan een jonge dichter dat veel samenvat over de aard van geestelijke begeleiding en het christelijk geloof in het algemeen:
Ik wil je smeken zoveel als ik kan… om geduldig te zijn met alles wat onopgelost is in je hart en te proberen de vragen zelf lief te hebben …. Zoek nu niet naar antwoorden die je niet gegeven kunnen worden omdat je ze niet zou kunnen leven. En het gaat erom alles te leven. Leef de vragen nu. Misschien leef je dan gaandeweg, ongemerkt, op een dag in een ver verschiet het antwoord binnen.
In het leven van de vragen vinden we het vaakst antwoorden, en in de worsteling wacht de vreugde van het ontdekt worden.
bron: The Way, 60/4 (oktober 2021)
vertaling: Wouter Blesgraaf S.J.
Kirsty Greenaway-Clarke is priester in the Church of England (anglicaanse kerk). Tijdens haar opleiding was er veel aandacht voor oecumene en spiritualiteit. Na enige tijd als pastor gewerkt te hebben, is zij nu freelance theologisch onderzoeker en schrijver; ook werkt ze in het speciaal onderwijs.
Bekijk alle artikelen van Cardorner