door Phillip Endean S.J. De Universal Apostolic Preferences(UAPs) : wat zijn ze, hoe ontstonden ze en wat wil Pater Generaal dat we ermee doen? Welk geloof en welke hoop vooronderstellen ze, en hoe bemoedigen ze ons om onszelf opnieuw uit te vinden als leerlingen van Ignatius? De wereldwijd geldende apostolische preferenties voor de Sociëteit van Jezus - de jezuïeten en hun medewerkers - werden afgekondigd door de Algemeen Overste Pater Arturo Sosa op 19 februari 2019.
De Universal Apostolic Preferences(UAPs) : wat zijn ze, hoe ontstonden ze en wat wil Pater Generaal dat we ermee doen? Welk geloof en welke hoop vooronderstellen ze, en hoe bemoedigen ze ons om onszelf opnieuw uit te vinden als leerlingen van Ignatius? De wereldwijd geldende apostolische preferenties voor de Sociëteit van Jezus – de jezuïeten en hun medewerkers – werden afgekondigd door de Algemeen Overste Pater Arturo Sosa op 19 februari 2019.
Wat zijn ze?
Op het eenvoudigste niveau spreken we over vier aspiraties, vier intentieverklaringen.
Zelfs in de officiële bronnen verschillen de verwoordingen en hun rangschikking enigszins. Belangrijk is om ze niet te bezien als zelfstandige naamwoorden (bijvoorbeeld: spiritualiteit, ecologie) maar als zinnen die naar actie verwijzen, waarin werkwoorden centraal staan. In de brief waarin hij de speerpunten aankondigde, presenteerde pater Sosa ze als het culminatiepunt van een poging de beste weg te vinden om mee te werken aan de zending van de Heer, de beste weg om de kerk te dienen in deze tijd, de beste bijdrage te leveren met wat wij zijn en hebben, op zoek naar wat ons te doen staat voor de grotere goddelijke dienst en het meer universele goed. Het gaat om een programma voor de komende tien jaar.
Het proces van onderscheiding
Op die vraag kan ik kort en eenvoudig antwoorden, waarbij we beginnen in de zomer van 2017, vlak na pater Sosa’s aantreden. De 36e Algemene Congregatie had hem gevraagd de vooruitgang met betrekking tot de bestaande Apostolische Prioriteiten na te gaan en uit te zoeken of het aangewezen was ze te vernieuwen. In de herfst van 2017 schreef pater Sosa naar ieder van ons een uitnodiging om te starten met een proces van gemeenschappelijke onderscheiding samen met onze apostolische partners. De resultaten filterden geleidelijk naar boven tot ten slotte in januari het uitgebreide consult van pater-generaal – ongeveer 25 personen – een weeklang samenkwam. Ik vond dat het onderscheidingsproces wat onsamenhangend verliep, maar naarmate de zaak via de gezagsketen naar boven klom, verbeterde het en werden de deelnemers meer opgetogen en later zelfs vertroost.
De resultaten werden aan paus Franciscus voorgelegd waarna we ze van hem terug ontvingen als zending. De speerpunten zijn niet alleen van ons – wij hebben de Geest gevolgd en de paus bevestigde ze. Klinkt dit kunstmatig, jezuïtisch? Zouden we dit gewaagd hebben onder een andere paus? De procedure was juist heel traditioneel. Het was een echo van het proces waarbij Paulus III in 1540 en vervolgens Julius II in 1550 de stichting van de jezuïetenorde goedkeurden. Ook toen werd er druk overlegd en onderscheiden door alle gezellen en leidde dit tot de overhandiging van een document aan de paus dat ook toen op gezag van de paus teruggegeven werd aan de Sociëteit.
De vorige speerpunten
Tijdens dit proces, of misschien zelfs al ervoor, veranderde de betekenis van de term “universeel speerpunt”. Uiteindelijk zijn we uitgekomen op speerpunten die bedoeld zijn om ons allen op een dagdagelijkse basis te inspireren. Ze bieden iedere jezuïet en al hun medewerkers een visie die men steeds voor ogen dient te houden. Of, om een zin te gebruiken die ten onrechte aan pater Arrupe wordt toegeschreven: die ons allen een goede reden geeft om ‘s morgens uit bed te komen.
Toen pater Kolvenbach zijn Apostolische Prioriteiten formuleerde in 2003 was de bedoeling duidelijk anders. De vraag was toen: Wat zijn de universele noden die mogelijk verwaarloosd werden in de planning van regio’s en provincies? Pater Kolvenbach had vijf antwoorden: Afrika, China, het intellectuele apostolaat, de Romeinse huizen en de vluchtelingen. Ik vermoed dat niet velen die lijst van pater Kolvenbach na meer dan vijftien jaar nog kunnen opdreunen zonder souffleur. Zijn versie op de prioriteiten richtte zich juist niet op wat ons elke dag kon motiveren, maar eerder op wat dat niet deed – en wat nochtans belangrijk was en onze aandacht en inspanning vereiste. De vraag die het project van pater Kolvenbach motiveerde, blijft belangrijk en misschien zelfs urgent. Wij hebben nood aan beide vormen van prioriteiten. Als staflid van een vormingscentrum denk ik dat bestuur door de plaatselijke provinciaal voor sommige van onze doelstellingen niet goed werkt. Pater Sosa gaf dat toe in zijn brief van 19 februari. De nieuwe Speerpunten zijn allicht de vrucht van wat pater Kolvenbach probeerde te doen, maar ze nemen niet de plaats in van zijn resultaten.
Aggiornamento en renovatio accommodata
De processen van zowel pater Sosa als die van pater Kolvenbach moeten we zien in een bredere context en op langere termijn. Zoals we allemaal weten vonden in de twintigste eeuw ingrijpende culturele veranderingen plaats die hun weerslag hadden op het christendom. Vaticanum II was een moment waarop we ons realiseerden dat wij moesten nagaan waar we stonden, dingen anders moesten doen uitgaande van hoe deze oorspronkelijk gedaan werden. Zoals alle religieuze ordes startten wij een proces van vernieuwing waarbij wij gelijktijdig een antwoord gaven op de hedendaagse noden, op de “tekenen des tijds”, en we de oorspronkelijke bedoeling van ons charisma weer duidelijk probeerden te krijgen (Perfectae caritatis, 2). Dit was een zware taak die ons twee generaties bezighield; het is in feite een voortdurende opdracht die we telkens weer moeten opnemen.
Het is geen verrassing dat elke Algemene Congregatie sinds Vaticanum II op verschillende manieren de nood heeft gevoeld een nieuwe vorm te vinden voor wat de Sociëteit is. In 1965 speelde het verweer tegen het atheïsme; in 1975 de strijd voor het geloof en het bevorderen van rechtvaardigheid; in 1995 het samenspel van geloof, werk voor rechtvaardigheid, interreligieuze dialoog en inzet voor cultuur; in 2008 en 2016 de dienst van de verzoening. De documenten die deze visies verwoordden, leden eronder dat ze geschreven werden in ongeveer twee maanden door een internationale groep van meer dan tweehonderd personen met een hoge spreiding, sterke karakters en duidelijke overtuigingen.
Pater Sosa probeerde een ander proces en kwam met een ander resultaat. In plaats van een document dat een commissie in betrekkelijk korte tijd opstelde, gingen we nu door een proces van onderscheiding dat langer duurde. In plaats van een verhandeling over pastorale (of praktische) theologie, kregen we vier aspiraties in één zin, met een kort commentaar, als leidraad voor ons werk in de komende tien jaar. Mijns inziens hebben we nu een eenvoudiger, coherenter en beter geschreven document dan wat een Algemene Congregatie had kunnen produceren. Wat betekent het tegenwoordig zich te engageren in de zending van de jezuïeten? Gods wil te zoeken, onderscheiding te bevorderen, op stap te gaan met armen, jongeren te vergezellen, samen te werken in onze zorg voor ons gemeenschappelijk huis.
Ontvankelijk voor de genade
Hier heb ik informatie uit de eerste hand. Deze maand was ik in Rome bij twee vergaderingen: een ervan werd geleid door pater-generaal, de andere door pater John Dardis, zijn assistent voor onderscheiding en planning. Beiden maakten heel duidelijk – meer zelfs dan het geval was in de brief die pater Sosa ons op paaszondag schreef – dat deze Universele Apostolische Speerpunten niet een lijst van vereisten zijn die wij allen moeten nakomen. Het volstaat niet voor een provincie om een Laudato Si’ communiteit te openen, een centrum te starten voor jongvolwassenen, of initiatieven te nemen om ons sociaal dienstwerk te versterken. Die dingen zijn legitiem, zelfs belangrijk, maar secundair. Iets belangrijkers stond op het spel.
Deze nieuwe Universele Apostolische Speerpunten moeten we beschouwen als ons openstaan voor de genade. Wij werken samen, maar het is God die echt werkt. Een korte video die is opgenomen met pater-generaal begint met: “Beeld je in dat God tot je spreekt.” Hoe belangrijk planning ook is, er gebeurt iets groters. In zijn brief van paaszondag schreef pater Sosa dat de voorkeuren “oriëntaties zijn, maar geen prioriteiten. Een prioriteit is iets dat als belangrijker beschouwd wordt dan iets anders; een preferentie is een oriëntatie, een wegwijzer, een oproep.” Ik ben er niet zo zeker van dat het contrast tussen naamwoorden hier de communicatie bevordert, zeker wanneer er verschillende talen in het spel zijn. De werkelijkheid is groter dan ideeën of in ieder geval dan naamwoorden. Laten we daarom een benadering op langere termijn uitproberen.
Een van de hulpbisschoppen in Parijs is een oud-leerling van ons college. De voorbije maanden was ik aanwezig bij twee liturgische vieringen waarin hij voorging: een voor de Sociëteit van Jezus en een voor een groep gewijde vrouwen. In beide citeerde hij een jezuïet tijdens de viering van zijn zestigjarig jubileum als jezuïet: “Toen ik intrad dacht ik dat ik een groot geschenk gaf aan God – geleidelijk aan ben ik gaan inzien dat het God was die een geschenk gaf.”
Dit vignet illustreert het samenspel tussen onze actie en die van God. Naar mijn aanvoelen hoopt pater-generaal dat de speerpunten de aandacht voor planning overstijgen en ons wijzen op plaatsen waar Gods Woord kan worden gehoord. Gods gave kan op een bijzonder heldere en uitdagende manier worden ontvangen op plaatsen van kwetsbaarheid, plaatsen die bedreigend kunnen lijken: de werkelijkheid van de gemarginaliseerden en van misbruik in de kerk, van de jongeren die opgegroeid zijn in het digitale tijdperk, de uitdagingen van de klimaatsverandering en van de strijd tegen de vernietiging van het milieu door het dominante economische systeem. Het gaat erom God toe te laten ons te veranderen.
In zijn brief van februari benadrukt pater Sosa de idee van een voortdurende bekering. De paus gaf bij de goedkeuring van de speerpunten het volgende commentaar bij de eerste met haar focus op God en op spiritualiteit: “Zonder deze houding van gebed werkt de rest niet”. Dat is natuurlijk waar, maar we moeten ook niet met dit punt aan de haal gaan en toelaten dat grote vroomheid over het primaatschap van God onze spirituele zintuigen afstompt. De andere drie speerpunten zijn ook theologisch (theologaal). Ze verwijzen ons naar plaatsen waar het menselijk geslacht groeit, naar plaatsen waar onze collectieve vertroosting en desolatie zich lijken te concentreren. Zij worden geïdentificeerd als geprivilegieerde natuurlijke middelen waardoor God ons zal veranderen, ons zal leiden voorbij “elke vorm van egocentrisme”. Kortom, de speerpunten zijn “oriëntaties die verder gaan dan ‘iets doen’”. Ze zouden een transformatie moeten veroorzaken – op persoonlijk, gemeenschappelijk en institutioneel vlak. Ze zijn bedoeld ons te helpen er een schepje bovenop te doen.
Een persoonlijke noot: als universiteitsdocent heb ik veel te maken met twintigers voor wie ik een mentor of leraar ben. Onlangs werkte ik mee in een project van de jezuïeten met jonge mensen die nog niet geboren waren toen ik begon met lesgeven en ik vond dat een hele uitdaging. Zij denken anders en ik mag dan meer levenservaring hebben, maar zij hebben energie en frisheid die ik niet langer heb. Dat is goed voor mij, houdt me alert. Ik kan iets gelijkaardigs zeggen over de impact op mij van de verschrikkelijke werkelijkheid van kindermisbruik. Voor mij begon dat lang geleden, kort na mijn priesterwijding. Ik was de assistent van een kleurrijke Engelse jezuïet in de gevangenis van Durham, Engeland. Hij raadde mij aan extra aandacht te geven aan de gevangenen van de isoleereenheid: “Jongen, probeer hen dagelijks te bezoeken. Ik denk dat de Onze Lieve Heer welwillend zou neerzien op hen.” Ik deed dat en werd geconfronteerd met mensen die zowel misbruikers als misbruikten waren geweest. In mij startte een proces dat mij, in de loop van de tijd, heeft geholpen te kijken naar mijn eigen kwetsbaarheid op een manier die ik nooit had kunnen voorzien en waarvoor ik dankbaar ben. Ik herhaal: deze prioriteiten gaan niet alleen over wat wij doen. Ze gaan ook over hoe God ons kan veranderen.
Atheïsme en secularisatie
De laatste keer dat de paus ons een zending gaf, werd ons dat simpelweg meegedeeld – destijds spraken we niet van gemeenschappelijke onderscheiding. In 1965 richtte Paulus VI zich tot de Algemene Vergadering die op het punt stond pater Arrupe als generale overste te kiezen, en gaf de leden, uit kracht van de speciale gelofte met betrekking tot de zending die vele jezuïeten aan de paus afleggen, de opdracht weerstand te bieden aan “het atheïsme dat zich vandaag, openlijk of verborgen, vaak onder het mom van culturele, wetenschappelijke en sociale vooruitgang, verspreidt.” Hij gebruikte confronterende, militaire taal. Jezuïeten moesten “de goede strijd strijden, plannen ontwikkelen voor een goed georganiseerde succesrijke campagne.” Niemand minder dan de aartsengel Sint- Michaël stond garant voor de overwinning.
Paulus VI was soms moedig en creatief, maar wellicht lokte deze samenkomst van jezuïeten zijn ongerustheid uit over de grote veranderingen waaraan hij zelf veel bijdroeg en ze ook aanmoedigde. Wanneer je je, zoals paus Franciscus en pater Sosa, laat leiden door een document als Evangelii nuntiandi komt er iets anders bovendrijven. Natuurlijk moeten wij weerstand bieden tegen het secularisme in haar diverse vormen, maar toch is de “seculiere maatschappij” iets positiefs, het is “een teken des tijds – dat ons de gelegenheid biedt onze aanwezigheid in het hart van de menselijke geschiedenis te vernieuwen.” Wij moeten de nostalgie naar religieuze expressievormen eigen aan een cultuur uit het verleden vermijden. “In een volwassen seculiere maatschappij kunnen omstandigheden ontstaan die persoonlijke religieuze processen bevorderen die, onafhankelijk van de sociale en etnische druk, het mogelijk maken dat mensen diepgaande vragen stellen en er vrij voor kunnen kiezen Jezus te volgen.” Secularisatie is niet het probleem maar veeleer een voorwaarde om een nieuw niveau van christelijke rijpheid mogelijk te maken. Dit is een visie waar we misschien nog niet klaar voor zijn, maar ze bezit de kracht om ons wakker te schudden.
Secularisatie moedigt ons aan, dwingt ons onze plaats in te nemen “in het hart van de menselijke geschiedenis” – niet als luitenants van de aartsengel Michaël, niet als agenten van een goddelijke autoriteit die ons confronteert met kosmische zondigheid en zielen ontrukt aan de ramp die schepping heet. Confrontatie en veroordeling maken geen deel uit van de woordenschat van de Universal Apostolic Preferences. Het thema is veeleer samenwerking in een onderneming die groter is dan wij, die van God komt, waarin wij slechts een van de bewerkers zijn. “De speerpunten zijn voor ons een gelegenheid om te ervaren dat wij een minima societas zijn in samenwerking met anderen.”
Voorbij de zelfreferentie
Het loont de moeite te kijken naar de taal waarin de speerpunten verwoord zijn: “Toon de weg naar”; “wandel met”; “begeleid”; “werk samen”. Wij staan dicht bij de visie op de kerk die Jorge Bergoglio uiteenzette in zijn toespraak tot de kardinalen voor zijn verkiezing: een kerk die boven zichzelf uitstijgt, die niet aan navelstaarderij en theologisch narcisme doet. En naarmate onze genadetheologie toeneemt in omvang en vrijgevigheid, zal ook ons gevoel van eigen uniciteit kunnen afnemen.
Aldus is het eerste speerpunt niet puur gericht op de Geestelijke Oefeningen, maar op het tonen van de weg naar God. De Oefeningen en onderscheiding zijn slechts middelen. Wij kunnen dat vergelijken met de manier waarop Ignatius in de eerste en de achttiende aantekening zijn programma relativeert. Het tweede speerpunt gaat niet allereerst over onze dienst aan de gemarginaliseerden – het gaat over onze zending van verzoening en gerechtigheid en is geworteld in een keuze op te trekken met de armen, de verworpenen en allen van wie de waardigheid geweld werd aangedaan. De derde gaat niet over hoe wij jongeren iets leren – het gaat erom hen te vergezellen bij de vormgeving van hun eigen toekomst. De eerste drie speerpunten kunnen steunen op onze traditie. De vierde, over de samenwerking in de zorg voor ons gemeenschappelijk huis, kan dat niet omdat deze afhankelijk is van een heel nieuw aanvoelen dat ons handelen, onze creativiteit, onze ondernemingsgeest, ons moreel gedrag moeten worden gezien, niet alleen in relatie tot God, maar ook in relatie tot de rest van de schepping. Ten slotte, de opvallende verwijzingen naar misbruik geven ons een nieuwe vrijheid om te zien dat de kerk, ook al blijft ze centraal in alles wat we doen, in praktijk niet alleen het teken kan zijn van de oplossing, maar ook een groot deel van het probleem. Onrechtvaardigheid zit niet alleen in ons, maar ook buiten ons. Een juist begrip van dit punt is vaak te moeilijk gebleken voor de theologie.
Hoop en collapsologie
Het blijft echter zo dat de Universele Apostolische Speerpunten doordrongen zijn van een verrassend optimisme. Het tweede speerpunt ontstaat uit de overtuiging dat globalisatie iets anders kan zijn dan een door de markt aangedreven homogenisatie. Wij kunnen de veelheid van culturen erkennen als een menselijke schat, wij kunnen de culturele verscheidenheid beschermen en interculturele uitwisseling bevorderen. Het derde speerpunt verwijst niet naar de crisis in de overdracht van het geloof naar de volgende generatie waarmee we in het Westen zo vertrouwd zijn. In plaats daarvan roept het een vertrouwen op dat de “antropologische transformatie die zich aandient via de digitale cultuur van onze tijd”, waarvan de jongeren de belangrijkste agenten zijn, in iets goeds kan resulteren. Deze “nieuwe vorm van menselijk leven … kan, in de ervaring van een ontmoeting met Jezus, licht vinden voor een weg naar gerechtigheid, verzoening en vrede.” Op dezelfde manier vermijdt het vierde speerpunt catastrofisme. In de promotievideo gaat pater Sosa ervan uit dat we ons nog altijd kunnen inzetten om de verloedering van ons gemeenschappelijk huis te stoppen en het in een goede staat kunnen achter laten voor toekomstige generaties. “Er is nog tijd om de loop van de geschiedenis te veranderen.”
Dergelijke verklaringen hebben als basis de theologische hoop die steunt op de belofte van de verrijzenis. Maar misschien moeten we het paradoxale en paschale karakter van die hoop voor ogen houden. Juist voor ik Parijs verliet – de dag nadat de Notre Dame bijna in rook opging – zat ik aan tafel met een jong lid van mijn communauteit; misschien was ik hem op mijn manier aan het begeleiden. Ik bewonder hem en vind zijn inbreng in ecologische zaken opbouwend. Hij leek wat bedrukt; hij had in een tijdschrift gelezen over een trend met de bizarre benaming collapsologie. Collapsologie brengt op een speciale manier allerlei disciplines samen: economie, de geschiedenis van het einde van beschavingen, wetenschappelijke analyses van de klimaatsverandering en de vernieling van het ecosysteem. Op die basis komt men tot argumenten dat het einde aan onze beschaving veel dichterbij is dan wij denken. Collapsionisten hebben de hoop nog niet helemaal opgegeven, maar hun voorspellingen zijn toch catastrofisch. Nogal ontroerend ging ons gesprek naar de implicaties ervan voor christenen. “Op dit ogenblik zijn we als de leerlingen bij het Laatste Avondmaal. Wij eten en drinken rustig door en hebben geen idee van wat er zal komen.”
Paastradities
r zijn voor de hand liggende redenen waarom pater Sosa paaszondag uitkoos om zijn brief over de assimilatie en implementering van de nieuwe speerpunten te sturen. Maar wanneer Ignatius ons de taak van Vertrooster voorstelt die Christus op zich neemt, zegt hij niet naïef dat alles goed zal zijn. Hij nodigt ons uit vergelijkingen te maken met de manier waarop vrienden elkaar gewoonlijk troosten (GO 225). Er zijn continuïteiten – maar er is ook een opvallende vernieuwing, iets unieks. Ignatius start een proces dat veel verschillende vormen kan aannemen in plaats van een leer af te kondigen. Zelfstandige naamwoorden – zelfs positieve zoals ‘‘hoop” en “verrijzenis” – zijn te eenvoudig en te makkelijk vatbaar voor ideologisch misbruik. De waarheid kan men alleen leren door te doen, door een proces van verkennen dat de confrontatie met de feiten aangaat. Zoals de dichter T.S. Eliot het verwoordt in The Dry Salvages (vert. Herman Servotte):
de incarnatie waarnemen
is een bezigheid voor de heilige
geen bezigheid eigenlijk
maar iets gegeven
en genomen
in een levenslang sterven in liefde
De Apostolische speerpunten krijgen hun betekenis slechts in een mysterieuze paschale ruimte.
De ignatiaanse herstichting opnieuw bezocht
De gebeurtenissen in de twintigste eeuw maakten dat de manier waarop religie functioneert, veranderde. Dit was destabiliserend en uitdagend, maar deze veranderingen stelden de jezuïeten en hun medewerkers ook in staat om in te zien waar het uiteindelijk over ging. In die tijd begonnen we te spreken over ignatiaanse spiritualiteit en ignatiaanse zending op een manier die wel authentiek was, maar die ook verder ging dan de historische Ignatius. Het proces eiste veel werk; inmiddels zijn we er al vijftig jaar mee bezig en het einde ervan is nog niet in zicht. De nieuwe Universele Apostolische Speerpunten zijn een stap – en zeker niet de laatste.
Naar mijn aanvoelen worden wij uitgenodigd opnieuw te kijken naar een belangrijke beslissing, genomen door Ignatius en zijn gezellen enkele jaren na de stichting van de Sociëteit, om tot een nieuwe stichting te komen. De eerste gezellen stonden in de marge – van zowel de kerk als de brede maatschappij – en waren verdacht. Maar, om welke reden dan ook, ze groeiden enorm na 1540 en werden geconfronteerd met de vraag of zij de colleges, die zij stichtten voor de vorming van hun rekruten, ruimer zouden openstellen. Door in te gaan op die vraag veranderden zij, met de volledige medewerking van Ignatius, radicaal hun engagementen met betrekking tot de armoede en de mobiliteit. Zij werden respectabel; ten goede of ten kwade werden zij belangrijke uitdragers van het gezag in de Westerse cultuur. Zij maakten deze keuze, misschien niet helemaal bewust, voor wat zij zagen als een dienst aan een groter goed.
Het zou dwaas zijn deze verandering te bekritiseren. Wij zouden hier niet zijn als de vroege jezuïeten die verandering niet hadden gemaakt, maar we moeten het ook niet zien als iets dat ons permanent bindt. Misschien worden wij nu uitgenodigd ons te herpositioneren en die keuze te zien als een keuze in het kader van die tijd en een die wij kunnen en moeten loslaten. Misschien moeten wij er tevreden mee zijn niet langer onze eigen projecten te besturen maar anderen te helpen die van hen te besturen. In 1978 schreef Karl Rahner een artikel dat hij beschouwde als zijn “spiritueel testament” en waarin hij zich voorstelde dat Ignatius sprak met een hedendaagse jezuïet. Hierin doet hij niet aan doctrinaire instructie, maar plaatst hij de godservaring gevoed door de Geestelijke Oefeningen in het hart van de zending van de jezuïeten en op die manier anticipeerde hij onze nieuwe Universele Apostolische Speerpunten. Minder bekend zijn de mijmeringen van deze Ignatius volgens Rahner over hoe zijn gezelschap zich verhield tot de bredere maatschappij. Het kan een historische noodzaak geweest zijn voor de jezuïeten van de eerste generatie om een plaats te aanvaarden in elitaire kringen en zichzelf te verbinden met wat historici nu de krachten noemen van de sociale disciplinering in het vroege moderne Europa. Maar moet dat ook het geval zijn in de toekomst? Bracht die keuze niet met zich mee dat men dingen opgaf die centraal waren voor het charisma? Het is misschien tekenend dat institutioneel onderwijs – ondanks de nadruk van pater Sosa en zijn voorgangers op intellectuele diepgang – niet een van de speerpunten is.
De Formula opnieuw bezocht
De nieuwe speerpunten lijken wat hun bedoeling betreft op de eerste belangrijke paragraaf van de Formula Instituti. Beide documenten suggereren wat jezuïeten vooral moeten proberen te doen, wat ze voortdurend voor ogen dienen te houden. Beide documenten sporen ons aan om dieper te gaan: God steeds voor ogen te houden en het onderliggende idee van het Instituut, namelijk dat het een weg is naar Hem. Het is duidelijk dat de Formula historisch cruciaal is en een uniek gezag heeft, maar aan de andere kant hebben zich diepgaande veranderingen in het religieuze bewustzijn voorgedaan en dienen zaken anders aangepakt te worden. In de Formula staat dat iedere jezuïet voor ogen moet houden dat hij deel is van een gezelschap dat ernaar streeft het geloof te verdedigen en te verspreiden – de focus is op onze activiteiten. Maar, in de laatmoderniteit en in de postmoderniteit lijkt het christendom dit soort denken achter zich te hebben gelaten. Gods genade is groter dan de kerk. De focus is nu minder op ons streven als zodanig en meer op hoe het ontstaat uit ons antwoord, zowel op God als op anderen.
Ten slotte, alles is Gods werk en het omvat de hele kosmos. Natuurlijk heeft God de boodschap van verzoening aan ons toevertrouwd, maar we zijn onszelf minder gaan zien als perfecte instrumenten in Gods hand die van buiten af invloed uitoefenen door de instandhouding van goede religieuze en sociale ordening en meer als deelnemers werkend van binnenuit, als mensen die door hun betrokkenheid met anderen zelf worden bekeerd. De schat is er nog, maar in aarden vaten. Het is duidelijker geworden dat de overweldigende kracht niet van ons komt maar van God.
vertaling en bewerking: Hugo Roeffaers S.J. en Wiggert Molenaar S.J.
De auteur (*1954) is lid van de Britse jezuïeten provincie. Hij werkt nu al enige tijd in het opleidingscentrum van de jezuïeten in Parijs, het Centre Sèvres, waar hij onder andere spiritualiteit doceert.
In dit actuele artikel introduceert hij de Universal Apostolic Preferences – in het Nederlands vaak vertaald met “Speerpunten” – die de komende jaren een oriëntatie zijn voor de jezuïeten en hun medewerkers.
Bekijk alle artikelen van Cardorner