door Tineke Renkema-Boersma De auteur is geestelijk begeleider en psychotherapeut en woont in de gemeenschap De Hooge Berkt in Noord-Brabant. Het artikel is de neerslag van een lezing gehouden in oktober 2009 in het Ignatiushuis te Amsterdam op een studiedag voor de leden van het ignatiaans apostolisch netwerk. De studiedag had als thema “Leven van creatieve spanningen”.
De auteur is geestelijk begeleider en psychotherapeut en woont in de gemeenschap De Hooge Berkt in Noord-Brabant. Het artikel is de neerslag van een lezing gehouden in oktober 2009 in het Ignatiushuis te Amsterdam op een studiedag voor de leden van het ignatiaans apostolisch netwerk. De studiedag had als thema “Leven van creatieve spanningen”.
Met enige schroom schrijf ik deze bijdrage, want ik kan nog niet zo lang zeggen dat de ignatiaanse spiritualiteit mijn geestelijk thuis is. Ze is tot stand gekomen nadat mij was gevraagd een korte inleiding te houden op een studiedag met als thema “Ignatiaanse spiritualiteit: leven van creatieve spanningen” naar aanleiding van het boekje Ignatius achterna van William A. Barry en Robert G. Doherty. Toen ik daarvoor gevraagd werd, was het voor mij evident dat ik het zou hebben over de spanning tussen psychotherapie en geestelijke begeleiding. Vanaf de jaren zeventig ben ik als psychotherapeut werkzaam en langzaam maar zeker ben ik vertrouwd geraakt met de Geestelijke Oefeningen van Ignatius. Die vertrouwdheid kwam toen ik mij met mijn gezin hechtte aan De Hooge Berktgemeenschap te Bergeijk, waar de retraites die mijn geestelijk leven openden precies op de ignatiaanse spiritualiteit gebaseerd waren. Deze spiritualiteit is mij gaandeweg lief geworden. Een aantal jaren geleden werd mij helder dat ik deze voor de gemeenschap wilde bewaren en heb ik mij als geestelijk begeleidster gevormd. Een eerdere opleiding bibliodrama sloot hierbij nauw aan. Ik werd daarin bemoedigd en ben daar dankbaar voor.
Het moge duidelijk zijn dat in mijn leven het spanningsveld tussen de psychische en de spirituele dimensie, tussen psychotherapie en geestelijke begeleiding, steeds belangrijker is geworden. Voordat ik daarop inga, wil ik iets zeggen over leven in spanningsvelden. Daarna ga ik over naar de vraag hoe de psychische en de spirituele dimensie zich tot elkaar verhouden bij de ontwikkeling van de mens, waarna de spanning tussen psychotherapie en geestelijke begeleiding aan de orde komt.
Wanneer we spreken over leven in spanningsvelden, geven we aan dat leven onlosmakelijk verbonden is met dynamiek. Dynamiek is op de allereerste plaats beweging, vitaliteit, energie. Wil er sprake zijn van leven, van levendigheid, beweging, onderweg zijn, dan vraagt dat dat je in de spanning blijft staan.
Spanning is een woord met niet alleen een positieve connotatie. Spanning wordt juist vaak geassocieerd met stress, en stress is overspanning. Overspanning treedt op wanneer in het spanningsveld, dat altijd gekenmerkt wordt door twee polen, geen balans tussen die twee polen wordt gevonden, maar alle energie naar één pool toe gaat. Neem bv. het spanningsveld tussen ontvangen en geven. Als je leven met name uit geven bestaat – iets waar hulpverleners nogal eens last van hebben, omdat je eertijds leerde dat alleen geven de mogelijkheid was om er te mogen zijn – dan ontwikkelt zich een spanning, die negatief uit gaat werken. Je raakt innerlijk leeg, want er is geen verbinding meer met de tegenoverliggende pool van het ontvangen. In de overspanning ben je dus als het ware opgesloten in één pool.
Als er sprake is van overspanning, is er dan ook onderspanning? Ja, we spreken van onderspanning als mensen uit het spanningsveld gaan staan. Dit doet zich voor als iemand bv. te angstig is geworden om zich aan het leven en dus aan de spanning te wagen. “Blijf zitten waar je zit en verroer je niet, houd je adem in.” Alle energie, alle beweging en vitaliteit gaan dan verloren. Ervaring van zinloosheid is het gevolg hiervan. Zinloosheid is aldus een gevolg van je niet verbinden, van het uit de spanning gaan staan.
Wil er sprake zijn van kwaliteit van leven, dan vraagt dat dat je in de spanning blijft en steeds een evenwicht, een nieuwe balans zoekt tussen de twee polen. Als je in de spanning staat, zijn de twee polen allebei als mogelijkheid aanwezig. Drie voorbeelden kunnen dit verduidelijken. In het ontvangen is er ook de mogelijkheid van geven. In het beleven van angst dient ook het verlangen zich aan. Het geloven bestaat bij de gratie van de mogelijkheid tot niet-geloven. Belangrijk is dat er sprake is van het samengaan en niet van het samenvallen van de beide polen. Er is sprake van en/en, niet van of/of. Alleen in het samengaan en niet samenvallen raak je aan de waarheid over de mens. (Deze gedachten ontleen ik o.a. aan het denken van Emmanuel Levinas, zoals dat beschreven wordt door J. Keij.)
In de verhouding tussen de psychische en de spirituele ontwikkeling zijn er twee wijzen van benadering, zoals dat is weergegeven in het schema op de verticale en de horizontale lijnen.
1. De verticale lijnen. De menselijke psychische ontwikkeling, de menswording, verloopt in opeenvolgende fasen. Elke fase kent haar eigen ontwikkelingstaak of -opdracht en een daarbij behorende spanning. Wat in de ene fase al dan niet is ontwikkeld, werkt in de daaropvolgende fase door. (De weergave van deze verticale lijn in het schema is een tot de essentie teruggebrachte beschrijving van de ontwikkeling zoals die terug te vinden is bij o.a. H. Andriessen, C. Bühler en E. Erikson.) Het is heel mooi om te zien dat, welk ontwikkelingsmodel je ook hanteert, deze modellen altijd uitlopen op opengebroken worden, bevrijd uit het eigen ik door de ander/Ander. Je zou ook op een meer abstract macroniveau kunnen zeggen: de ontwikkeling verloopt van collectiviteit, via individualisme naar verbondenheid.
2. De horizontale lijnen. Er is een gelijktijdige ontwikkeling in de spirituele en in de psychische dimensie.
De drie fases op de verticale lijnen. In de eerste fase is de ontwikkelingsopdracht het vertrouwen in spanning tot het wantrouwen. In deze fase wordt het fundament voor basisvertrouwen en Godsvertrouwen gelegd. Het gaat over het “ik/Ik ben met je”. Er is een afhankelijkheid van de ander/Ander, die voor jou niet als ander/Ander bestaat. Het ik en het jij/Gij zijn nog niet onderscheiden. Er is sprake van symbiose. Je bent afhankelijk van die ander in de mate waarin deze op jou is afgestemd wat betreft liefde, geborgenheid, voedsel, etc.
In de tweede fase staat de ontwikkelingsopdracht in de spanning tussen autonomie en onzekerheid. Hier gaat het om “Wie ben ik?” (identiteit), en “Waartoe ben ik?” (roeping). Het gaat om het leren opnemen van verantwoordelijkheid, om het op jezelf staan. Hier neem je, als het goed is, de regie over je leven in handen. Hier kun je antwoord geven op een roep. Daarvoor is het nodig dat je afstand doet van die ander/Ander, die louter en alleen op jou is afgestemd. Dat is soms ook heel pijnlijk. Je ontdekt het verschil tussen jou en de ander/Ander. Dat schept afstand, leegte, die, wanneer je het daarin leert uithouden, ruimte kan worden voor het bij je (diepste) zelf zijn.
In de derde fase staat de ontwikkelingsopdracht in de spanning tussen verbondenheid en eenzaamheid (isolement). Hier gaat het om het vermogen om een relatie te leven, d.w.z. op jezelf te staan én verbonden te zijn (niet te verwarren met symbiose). Hier is de vraag “Heb je mij lief?” aan de orde. De beschikbaarheid is belangeloos geworden en de ander/Ander verschijnt voor het eerst als ander/Ander: relatie en verbond. Er is er sprake van dialoog.
De horizontale lijn: de gelijktijdige ontwikkeling in de spirituele en de psychische dimensie.
Waar de ontwikkeling in de psychische dimensie stagneert, daar zal de ontwikkeling in de spirituele dimensie eveneens bemoeilijkt worden. Wanneer ik mij bv. in de eerste fase niet goed heb kunnen hechten en het begin van mijn leven dus getekend is door onveiligheid en ongeborgenheid, vind ik mijzelf terug dichter bij de pool van het wantrouwen. Dan zal het heel moeilijk zijn te vertrouwen op de God wiens naam is “Ik zal er zijn”. Maar ook: wanneer ik op mij in laat werken door God bemind te zijn, los van de negatieve ervaringen die zich in mijn leven voordeden, en mij zo overgeef aan iets dat groter is dan mijzelf, groter dan mijn eigen hart, dan zal vertrouwen in de psychische dimensie gewonnen worden.
Psychische ontwikkeling | Spanningsveld | Spirituele ontwikkeling |
I Basisvertrouwen | Vertrouwen
————– Wantrouwen |
Godsvertrouwen |
II Identiteit | Autonomie
————— Twijfel/Onzekerheid |
Roeping |
III Relatie | Verbondenheid
—————- Eenzaamheid |
Verbond |
Het is van belang om je zowel in de psychotherapie als in de geestelijke begeleiding een idee te vormen in welke ontwikkelingsfase iemand zich bevindt en wat de plaats is die iemand in het spanningsveld inneemt. Dan kun je als psychotherapeut of als geestelijk begeleider daarbij aansluiten. Als iemand bv. worstelt met het vertrouwen op grond van zijn geschiedenis (fase I) en vertelt zich geroepen te voelen tot een kloosterleven (fase II), gaat het misschien eerder om geborgenheid die zo iemand in een kloostergemeenschap zoekt dan om een roeping tot religieus leven. Dan zal allereerst aandacht moeten worden besteed aan de vertrouwensgrond met alles wat daar aan gevoelens en ervaringen bij hoort.
Psychotherapie en geestelijke begeleiding vormen een spanningsveld, waarbij het belangrijk is dat – zo zei ik in het begin – deze twee polen wel samengaan, maar niet samenvallen. Het is en/en in plaats van of/of.
Het begrip spanningsveld is voor mij uiterst zinvol in zowel het luisteren naar wat ik noem het kleine verhaal, d.i. het levensverhaal van mensen, als het luisteren naar het grote verhaal, het Schriftverhaal. Luisteren naar het kleine verhaal heeft alles te maken met het woorden vinden voor het spanningsveld waarin iemand zich bevindt. Een eenvoudig voorbeeld. Uit het verhaal van iemand wordt duidelijk dat hij in het contact met anderen zichzelf altijd verborgen houdt. Hij brengt zichzelf niet ter sprake, terwijl hij wel degelijk weet wat er in hem omgaat. Het benoemen van het spanningsveld “verbergen – tevoorschijn komen” kan hem bewust maken van de plaats waar hij staat, maar opent tevens de mogelijkheid van een beweging, een keuze, in dit geval in de richting van het tevoorschijn komen.
Vanuit het begrip spanningsveld kun je niet alleen heel goed luisteren naar het kleine verhaal van mensen, maar ook naar het grote verhaal. Het helpt mij om te begrijpen wat het Schriftverhaal mij wil zeggen als ik mij afvraag in welke spanning, in welke beweging ik van de andere kant, vanuit God wordt geplaatst. In elke Schrifttekst is er sprake van zo’n spanning, die in die tekst een centrale betekenis heeft. Weer een klein voorbeeld: Marcus 4,35-41, de storm op het meer. Terwijl Jezus en zijn leerlingen naar de overkant van het meer varen, worden ze overvallen door een hevige storm. Jezus slaapt en de leerlingen zijn aan angst ten prooi. Hier word ik in het spanningsveld “angst – vertrouwen” gezet, maar ook “deze kant – overkant” met de verschillende betekenissen die dat voor mensen kan hebben. Als mij in de Geestelijke Oefeningen gevraagd wordt om me met de ogen van mijn verbeelding in het grote verhaal te begeven – en in bibliodrama gebeurt dat letterlijk – dan word ik dus altijd in een spanningsveld gezet. Ik kan mij er dan van bewust worden wat mijn positie in dat spanningsveld is. Ik kan ook beseffen dat ik er buiten sta. Er is dan geen beweging. Heeft dat van doen met het begrip troosteloosheid uit de Geestelijke Oefeningen?
Het werken met het begrip spanningsveld helpt mij dus niet alleen als psychotherapeut, maar ook als geestelijk begeleidster om te luisteren naar wat de plaats is waar iemand staat, hoe iemand getrokken, bewogen wordt, of hij in of buiten het spanningsveld staat. Het benoemen en zo bewust maken van het spanningsveld door de psychotherapeut en de geestelijk begeleider opent de mogelijkheid dat iemand én tot zichzelf komt én in beweging kan komen. Je zou kunnen zeggen dat het handelen van de psychotherapeut en het handelen van de geestelijk begeleider hier samengaan.
Hoe onderscheidt zich nu het therapeutisch handelen van de geestelijke begeleiding? Als psychotherapeut luister ik in welk spanningsveld iemand zichzelf zet en wat de plaats is waar hij in die spanning staat. Het vraagt van mij een actieve, soms initiërende rol om iemand te helpen zichzelf ter sprake te brengen en alles wat er is en wat uit het donker tevoorschijn komt er te laten zijn. De richting is dat iemand de weg vindt naar zichzelf, naar de “waarheid” over zijn klein verhaal, en leert zichzelf te verstaan en te aanvaarden.
Als geestelijk begeleidster luister ik hoe iemand in het spanningsveld van het grote verhaal wordt gezet, waarbij de vraag is of de plaats waar deze persoon zichzelf terugvindt voor hem/haar mogelijk heilige grond is of kan worden. De richting is hier: wie is deze mens ten diepste voor God? Het vraagt van mij een wachtende houding (een wachten dat overigens uiterst actief is). Een houding die steeds verwijst naar de Godsrelatie, het grote verhaal, een grotere ruimte. Een houding waarbij ik erop wacht hoe God deze mens vindt.
In het schema heb ik wat woorden neergezet die nog iets meer proberen weer te geven van de spanning tussen psychotherapie en geestelijke begeleiding, woorden die aanduiden hoe deze twee kunnen worden onderscheiden. Voor mij gaat het om een perspectiefwisseling: in de psychotherapie gaat het om het ja van de mens op zichzelf en zijn geschiedenis; in de geestelijke begeleiding om God die ja zegt tegen de mens, en de bereidheid van de mens om dit ja te ontvangen.
PSYCHOTHERAPIE | GEESTELIJKE BEGELEIDING |
Jezelf ter sprake brengen
Op het zelf betrokken Bevrijd worden van Regie in eigen handen leren nemen Ik opbouw Zelfontplooiing Zin maken Zelfacceptatie Leren zien met eigen ogen Herstel Weerstand: je beschermen tegen neg.gevoelens Behoefte Probleem: kans |
God ter sprake brengen
Uitstaan naar Bevrijding waartoe Regie uit handen geven Ik-verlies Zelfgave Zin ontvangen Aanvaard worden Leren zien met Gods ogen Verlossing/redding Weerstand: je verbergen voor God Verlangen Beproeving: uitzuivering |
Het mag duidelijk zijn dat er veelal sprake is van een wisselwerking tussen beide perspectieven: het grote verhaal werkt in op het kleine, en omgekeerd. Een tweetal voorbeelden: 1. Waar ik mij in geestelijke begeleiding terugvind tussen de leerlingen vlak voor de dood van Jezus met al mijn geloven en niet geloven, al mijn trouw en ontrouw, al mijn angst, en waar ik mij dan de voeten laat wassen, daar wordt ook mijn vertrouwen in mijzelf en de medemens opgebouwd. 2. Waar ik een ervaring opdoe van een psychotherapeut die bij mij blijft, daar raakt dat ook aan een kunnen geloven in een God die met mij is.
Pas gaandeweg heb ik begrepen waarom ik mij in de Geestelijke Oefeningen zo thuis voel en de ignatiaanse spiritualiteit mij zo dierbaar is geworden. Mijn werk als psychotherapeut bestaat erin me te verbinden met iemand en iemand zo te helpen zoeken naar “de plaats waar hij staat” door middel van het volgen van de innerlijke bewegingen in het kleine verhaal. Zo geef ik zin aan mijn leven. Dat is de ene pool. Ik verlangde er echter steeds meer naar ook zó naar mensen te kunnen luisteren dat de plaats waar iemand staat “heilige grond” kan worden: de andere pool. De Geestelijke Oefeningen bieden mij daartoe de mogelijkheid. Daar waar de plaats waar iemand staat heilige grond wordt, daar ben ik zelf uit het centrum en is God aan het woord en ontvang ik zin. Daar ben ik zelf onderweg de mens te worden zoals ik bedoeld ben, en dat maakt gelukkig. Ik ben dankbaar zelf op die weg gezet te zijn en anderen te mogen helpen die weg te gaan.
Bekijk alle artikelen van Cardorner