Jezuïet Franz Jalics helpt met zijn Contemplatieve Oefeningen velen die hun relatie met God willen verdiepen. Tien vragen bij deze 'methode'.
Jezuïet Franz Jalics helpt met zijn Contemplatieve Oefeningen velen die hun relatie met God willen verdiepen. Tien vragen bij deze ‘methode’.
door Pieter-Paul Lembrechts SJ
De laatste jaren hebben de “Contemplatieve Oefeningen” zich vanuit de Duitstalige landen over de rest van Europa en ook daarbuiten verspreid. Het in 1994 verschenen boek van Franz Jalics Kontemplative Exerzitien kent al vijftien drukken en werd in dertien verschillende talen vertaald, waaronder het Chinees. De internetsite kontemplation-in-aktion.de laat zien dat veel mensen deze manier van bidden beoefenen. Er is belangstelling voor de Contemplatieve Oefeningen, maar er zijn ook onwetendheid en misverstanden – vooral in ignatiaanse kringen. Voor mijzelf zijn de Contemplatieve Oefeningen, na de Geestelijke Oefeningen van Ignatius, het grootste geschenk op de weg van het gebed. Ik begeleid ook anderen zowel bij het doen van de Geestelijke Oefeningen als bij de Contemplatieve Oefeningen. Vanuit die ervaring wil ik hier antwoorden op een aantal vragen die mensen over deze gebedsmethode stellen.
Na de verkiezing van paus Franciscus op 13 maart 2013 kwam Franz Jalics even in het wereldnieuws. Journalisten gingen in het verleden van de nieuwe paus graven en stootten daar op een pijnlijk incident. Jorge Mario Bergoglio was provinciaal van de Argentijnse jezuïeten in de jaren zeventig, de tijd van de militaire dictatuur van generaal Videla. In die periode werden twee van zijn jezuïeten door de militairen ontvoerd, toen ze in een sloppenwijk actief waren. Bergoglio, die in die tijd een stuk behoudsgezinder was dan zijn twee onderdanen (en dan vele andere Argentijnse jezuïeten), wordt verweten zijn medebroeders niet de hand boven het hoofd te hebben gehouden. Volgens anderen was hij net een pragmaticus, die op die manier de twee weer vrij gekregen heeft. Een van die twee was Franz Jalics. Kort na de pauskeuze heeft Jalics een verklaring gepubliceerd, waarin hij zegt dat Bergoglio en hij al lang geleden zich hebben verzoend en dit incident hebben gesloten.
Franz Jalics is een Hongaarse jezuïet, geboren in Budapest in 1927. Hij trad in 1947 in de Sociëteit van Jezus, maar moest onder druk van het communistische regime Hongarije al snel verlaten. Na zijn vorming werd hij docent fundamentele theologie en dogmatiek in Buenos Aires. Samen met een medebroeder, de theoloog Orlando Yorio, koos hij ervoor tussen de armen te leven. Daarom werden zij als medestanders van de linkse guerrilla beschouwd en in 1976 door het militaire regime ontvoerd. Vijf maanden lang werden ze vastgehouden. In die periode namen Jalics en zijn medebroeder hun toevlucht tot het contemplatieve gebed en het voortdurend herhalen van de naam van Jezus. Deze maandenlange gevangenschap zou een beslissende invloed uitoefenen op het latere werk van pater Jalics.
Na zijn vrijlating verliet Jalics Argentinië. Sinds 1978 leeft hij in Duitsland en geeft hij geestelijke oefeningen en retraites in een stijl die op zijn eigen levenservaring gebaseerd is, de “Contemplatieve Oefeningen”. In 1984 opende hij ook een huis waar deze oefeningen gegeven worden, Haus Gries in het noordoosten van Beieren. In dit huis, dat onder de verantwoordelijkheid van de Duitse jezuïetenprovincie valt, doen nog altijd ieder jaar honderden mensen de Contemplatieve Oefeningen.
Trouw aan de benadering van het geestelijk leven door Ignatius wijst Jalics een weg van oefening. Ignatius heeft ons geen traktaten over geestelijk leven nagelaten, maar ons oefeningen gegeven: de Geestelijke Oefeningen. Hij wijst ons de weg van de praktijk. Het boekje Geestelijke Oefeningen is geen leesboek, maar een werkboek, een doe-boek. Het is een handleiding om iemand te begeleiden bij het doen van de Oefeningen. Jalics heeft eveneens een boek voor de praktijk geschreven, een boek dat iemand stap voor stap inleidt in het contemplatief gebed: Contemplatieve oefeningen. Een inleiding in de contemplatieve levenshouding en in het Jezusgebed. Contemplatie verstaan als het schouwen van God is natuurlijk pure genade. Niemand kan door eigen inspanning God schouwen. Het enige wat de oefenende kan doen is zich voorbereiden, zich openstellen om die gave te ontvangen als ze aangeboden wordt. Dat is de bedoeling van elk oefenen. Ignatius noemt geestelijke oefeningen “elke manier waarop men de ziel voorbereidt en klaarmaakt” om een bepaalde genade te ontvangen (GO 1).
Onder de vele vormen van contemplatie is het bidden met de naam “Jezus Christus” een manier die van oudsher in het christendom beoefend wordt. Aan de oorsprong ervan staat het bidden met één enkel woord van de woestijnvaders die in de vierde eeuw in de Egyptische woestijn en in Palestina leefden. Johannes Cassianus bracht deze wijze van bidden naar West-Europa. Vanuit Egypte verspreidde dit gebed zich later via de berg Athos naar het oosten van Europa, waar het zich in de hesychastische traditie met de naam van Jezus verbond. In onze tijd heeft Franz Jalics een pedagogie ontwikkeld die tot deze manier van bidden inleidt. De voornaamste elementen daarvan zijn: het zitten in stilte, het waarnemen van de adem en van het eigen lichaam met name de handpalmen, het inwendig herhalen van de naam van Jezus Christus op het ritme van de ademhaling. Dit gebed is dus zeer eenvoudig (wat niet wil zeggen gemakkelijk): je gaat zitten, concentreert je, en zegt inwendig bij elke uitademing “Jezus”, en bij elke inademing “Christus”. Dat is alles.
In de naam van Jezus is zijn hele persoon aanwezig. Als je die Naam inwendig aanroept, treed je met Hem in relatie. De opgestane Heer is tegenwoordig en werkzaam. Als je je tot die Naam wendt, gaat er een nieuwe ruimte open: “Christus woont door het geloof in je hart en je bent geworteld en gegrondvest in de liefde” (vergelijk Ef 3,17). In het bijzonder voor jezuïeten kan het bidden met de naam Jezus, waarmee de heilige Ignatius zijn gezelschap getekend wilde zien, een grote betekenis hebben.
Het woord “contemplatie” dekt bij verschillende auteurs vaak een verschillende lading, net zoals het woord “meditatie”. Sinds de middeleeuwen verstaat men onder meditatie gewoonlijk het discursieve, redenerende gebed: een tekst of onderwerp overdenken, proberen te begrijpen, op zich laten inwerken. Bij contemplatie ligt het accent niet op de verstandelijke activiteit, maar op het passieve aanwezig zijn, het eenvoudige, onbevangen kijken. Contemplatie is ontvangen, God deelt zich mee. Onder invloed van de oosterse spiritualiteit heeft het woord meditatie enkele decennia geleden een heel andere betekenis gekregen. De oosterse contemplatieve tradities werden met het woord meditatie aangeduid, met het woord dus dat volgens de middeleeuwse traditie niet contemplatie, maar discursief gebed betekent. Voor Ignatius is contemplatie dan weer het beschouwen van een gebeurtenis uit het leven van Jezus waarbij men gebruik maakt van de verbeelding en aan het einde een gesprek houdt.
Jalics raakt niet graag in deze discussies verstrikt. Het eenvoudige gebed dat hij in zijn boek uiteenzet, het bidden met alleen maar de naam Jezus Christus op het ritme van de ademhaling, noemt hij contemplatie. Tot een discussie over woorden laat hij zich niet verleiden (Contemplatieve oefeningen, blz. 20).
In een artikel uit 1998: De contemplatieve fase van de ignatiaanse Oefeningen en het Jezusgebed (vertaald in Cardoner 2000/2, blz. 59-82), legt Jalics uit hoe hij de band ziet tussen de Contemplatieve Oefeningen en de Geestelijke Oefeningen van Ignatius. De Contemplatieve Oefeningen behoren tot een stadium dat Jalics de “contemplatieve fase” van de Geestelijke Oefeningen noemt. Na de beschouwingen van het leven van Jezus in de tweede, derde en vierde week ziet hij een nieuwe fase in de Geestelijke Oefeningen aanbreken. Deze begint met de Beschouwing om tot liefde te komen (230-237) en de Drie manieren van bidden (238-260). De derde manier van bidden is op het ritme van de ademhaling. De Contemplatieve Oefeningen sluiten daarbij aan. Ze zijn bijgevolg bestemd voor mensen die de vier weken van de Geestelijke Oefeningen hebben doorgemaakt en tot deze contemplatieve tijd gekomen zijn.
In de langdurige traditie van de kerk is de weg naar God op velerlei manieren beschreven. Zeer bekend en verbreid is de driedeling in de “weg van de zuivering” (via purgativa), de “weg van de verlichting” (via illuminativa) en de “weg van de vereniging” (via unitiva). Deze indeling komt ook in de Geestelijke Oefeningen voor, hoewel Ignatius alleen de eerste twee vermeldt (zie GO 10). Tijdens de Geestelijke Oefeningen is eenvoudig gebed van vereniging niet uitgesloten (bijvoorbeeld in de repetities en de “toepassing van de zintuigen”), maar komen toch vooral de weg van de zuivering (eerste week) en van de verlichting (tweede, derde en vierde week) aan bod. De Contemplatieve Oefeningen horen helemaal tot de via unitiva. Zoals de Oproep van de koning (GO 91-100) het scharnier vormt tussen de eerste en de tweede weg, zo vormt de Beschouwing om tot liefde te komen (230-237) de overgang van de tweede naar de derde weg, de weg van de vereniging. Hoewel deze manier van bidden heel eenvoudig is, is ze dus niet voor beginners. Het derde stadium vooronderstelt de twee andere, er kunnen geen stappen overgeslagen worden. Een beginner kan zich wel de methode eigen maken, maar is daarom nog niet tot de contemplatieve houding gekomen. Het is niet eenvoudig, maar het wordt eenvoudig.
De indeling in drie is natuurlijk kunstmatig. Het gebedsleven verloopt gewoonlijk niet rechtlijnig, maar veeleer kronkelend. Normaal kom je echter niet met één sprong tot de vereniging. De ene mens gaat vlugger vooruit dan de andere. God kan een mens ook ineens de genade van de contemplatie schenken. Maar dat blijft uitzonderlijk. De gewone gang van zaken is: eerst de via purgativa, dan de via illuminativa en dan de via unitiva. Wie nog helemaal aan het begin van het christelijk leven staat, kan de Contemplatieve Oefeningen doen, maar zal nog niet rijp zijn voor de via unitiva. Zo iemand zal vroeg of laat meer over Christus willen weten (via illuminativa). En Christus kan men niet verstaan zonder dat daar een innerlijke voorbereiding, een bekering aan voorafgegaan is (via purgativa).
Wanneer je tot die contemplatieve tijd overgaat, bepaal je niet zelf. Je kiest deze vorm van bidden niet, je wordt ertoe geroepen. De contemplatie wordt je gegeven, maar je weet niet wanneer. Teresa van Avila merkt op: “God geeft zoals Hij wil, wanneer Hij wil en aan wie Hij wil.” Wie te vroeg aan het bidden van de via unitiva begint, zal na enige tijd tot zijn vroegere gebedsvormen terugkeren. Dat is niet erg, de behoefte aan eenvoudig gebed zal op het juiste moment wakker worden. Voor mensen die tevreden zijn met mondelinge gebeden, met verstandelijke overwegingen en andere actieve vormen van gebed zijn de Contemplatieve Oefeningen niet aan te bevelen.
In verband met de oefeningen van Jalics wordt vaak de vraag gesteld: is de Bijbel dan overbodig geworden? Het antwoord op deze vraag werd hierboven al gegeven: wie de weg van de vereniging ingeslagen is, heeft de weg van de verlichting achter zich gelaten. De overweging van de Schrift behoort tot de via illuminativa. De Bijbel blijft het fundament, en wie de via unitiva bewandelt zal zich erin blijven verdiepen, maar de Schriftmeditatie is niet meer de bevoorrechte toegang tot God. Die is veel eenvoudiger en directer geworden. In de contemplatieve tijd zul je nog wel de Bijbel lezen en erover nadenken, maar er niet meer mee bidden.
In het gebedsleven van de meeste mensen treedt na verloop van tijd een spontane vereenvoudiging op. Heeft iemand langere tijd naar tevredenheid de Bijbeloverweging in praktijk gebracht, dan bemerkt hij of zij vaak een toenemende frustratie of zelfs een volstrekte onmogelijkheid om daarmee verder te gaan. Meestal is dat een signaal dat een nieuwe fase in het geestelijk leven aangebroken is. Geestelijke begeleiders moeten mensen nu vooral niet aansporen om toch maar hun best te doen en met het overwegen van de Schrift door te gaan. De frustratie zal alleen maar groter worden. Bovendien rem je dan geestelijke groei af. Je verhindert mensen om vooruit te gaan. In haar geschriften klaagt Teresa van Avila er herhaaldelijk over dat sommige van haar geestelijke begeleiders, die vasthouden aan discursief gebed, haar niet begrijpen. Ook Jan van het Kruis waarschuwt voor de blinde leiders, die meer kwaad dan goed doen (zie: Levende vlam van liefde, Strofe III, nr. 27-62). Daarom is het “voor de ziel die wil vooruitgaan in de ingekeerdheid en volmaaktheid, van groot belang uit te kijken aan wiens handen zij zich toevertrouwt” (ibid., nr. 30).
Vaak voelen mensen zich schuldig omdat ze niet meer als vroeger met de Bijbel kunnen bidden. Ze denken dat hun ijver verflauwd is en gaan zich nog meer inspannen. De vereenvoudiging van het gebed is echter een normale, natuurlijke ontwikkeling. Het hier volgende gesprek illustreert deze situatie.
Lilli: Ik was er in de meditatie met mijn volle aandacht bij, erg waakzaam en volledig naar binnen gekeerd. Ik was geheel en al bij mezelf en heb, ik weet niet hoe, diep in me een zacht en teer punt gevonden. Dit heeft me nog meer de stilte in getrokken. Ik moest zelf behoorlijk zacht zijn om daarbij te kunnen blijven. Ik voelde geen verlangens en had ook geen gedachten. Het interesseerde me alleen om erbij te blijven. Het was een erg nuchtere en eenvoudige toestand. Die hield de afgelopen dagen urenlang aan. Herhaaldelijk heb ik de tijd totaal vergeten.
Begeleider: Je hebt een grote schat gevonden.
L.: Ja, het is een geschenk. Ik ben alleen onzeker over wat ik de laatste maanden steeds duidelijker in mezelf opmerk.
B.: …de laatste maanden.
L.: Ja, ik kom niet meer aan Bijbeloverweging toe. Daarom heb ik een slecht geweten en vrees ik dat ik iets verkeerds doe en van Jezus Christus verwijderd raak.
B.: Het maakt je onrustig.
L.: Ja, het maakt me onrustig, omdat de dagelijkse Bijbeloverweging me vroeger naar Jezus Christus heeft geleid en me altijd weer bij Hem teruggebracht heeft. Nu is er een hindernis opgeworpen, een storende factor, die ik niet ken. Ik kan niet meer bidden met de Schrift. Ik dwing me er telkens weer toe, maar het gaat niet. Innerlijk word ik naar Jezus Christus toe getrokken, ik ervaar het als een permanent oogcontact met Hem. Het evangelie lezen is me te veel en lijkt veel activiteit van me te vergen. Ik wil alleen maar aanwezig zijn. Van de andere kant ervaar ik schuldgevoelens, omdat ik de draad met de Schrift ben kwijtgeraakt. Maar ik kan niet meer beschouwen zoals vroeger.
B.: Wat je nu ervaart is een veel dieper contact met Jezus Christus dan wat je door het overdenken van gebeurtenissen, beelden en gedachten uit de Bijbel hebt ervaren. Vroeger heb je je ingespannen om bij Hem te komen, en nu ben je eenvoudig bij Hem. Dat is meer. De tijd van de Bijbelbeschouwing is voor jou voorbij en zal niet meer terugkomen. De kerk leert ons dat het gebedsleven zich ontwikkelt. Na de mondelinge gebeden komen de beschouwingen, die dan tot een gesprek met God leiden. Dit ontwikkelt zich tot een rechtstreeks beschouwen van de tegenwoordigheid van God. Het wordt eenvoudig gebed of actieve contemplatie genoemd. Je ervaart dit nu. Je hoeft Hem alleen nog maar te beschouwen, al het andere beschikt Jezus Christus zelf.
L.: En de heilige Schrift?
B.: De heilige Schrift, de boodschap van God, is al in jou. Hijzelf leeft en werkt in je. Je hoeft dit levendige contact alleen maar te onderhouden en alles zal zorgeloos uit je stromen. De kracht van Jezus Christus houdt je vast. Vertrouw daarop, geef je over aan Hem. Niet de heilige Schrift is voor jou voorbij, alleen de toegang tot de Schrift via het logisch redeneren. Jezus Christus, het levende Woord van God, is in jou. Je kunt de Schrift lezen en bestuderen, dat is je niet onmogelijk geworden. Maar wanneer je wilt bidden, hoef je niet meer actief en discursief met een tekst te werken, zoals je het gewend was in de beschouwing te doen. Dat is voor jou voorgoed voorbij. Je contact met Jezus Christus is directer geworden.
L.: Moet ik me dan niet meer inspannen?
B.: In geen geval moet je nog moeite doen naar de beschouwing terug te keren. Je kunt proberen naar je zachte punt toe te gaan, of naar deze innerlijke gerichtheid op de tegenwoordigheid van God en daar te blijven. Later zul je nog meer naar binnen getrokken worden. Is je aandacht door de genade zonder moeite vol te houden, dan hoef je je al helemaal niet meer in te spannen. (F. Jalics, Contemplatieve oefeningen, blz. 290-292)
Geestelijke begeleiders moeten mensen helpen om hun eigen manier van bidden te vinden. God roept mensen op veel manieren tot de ontmoeting met Hem. Sommigen zullen wellicht heel hun leven de Schrift overwegen of het brevier bidden, voor anderen zijn dit al gauw te veel woorden. De Contemplatieve Oefeningen zijn een weg naar God. Jalics wil niet beweren dat zijn weg beter is. Hij toont de weg die hij zelf gegaan is. Als iemand daarmee geholpen is, is hij tevreden.
Onder “ignatiaans gebed” verstaat men soms de gebedsmethoden en -oefeningen die in het boekje van de Geestelijke Oefeningen worden voorgesteld. Deze zienswijze is te beperkt. Het is een opvatting die, zoals Johan Verschueren plastisch verwoordt, “het ignatiaanse gebed verankert in een veilige haven zonder ooit het ruime sop te kiezen, met het risico voorgoed te stranden in een geestelijk droogdok” (Het ignatiaanse gebed, te beginnen bij Ignatius, in Cardoner 2006/1, blz. 15). Ignatiaans gebed is méér dan de meditaties en contemplaties van de vier weken in het Oefeningenboek.
Niets wijst erop dat Ignatius zelf in zijn latere jaren mediteerde of contempleerde op de wijze van de Geestelijke Oefeningen. Uit het nawoord bij Het verhaal van de pelgrim en uit het Geestelijk dagboek kun je opmaken dat het gebed van Ignatius in Rome gekenmerkt werd door een zeer vertrouwelijke, mystieke omgang met God, die dikwijls gepaard ging met een overvloed aan tranen en andere geestelijke vertroostingen. De eucharistie aan het begin van de dag, waarvoor hij zeer veel tijd nam, speelde daarin de hoofdrol. Maar zijn gebed beperkte zich niet tot de tijd die hij daar expliciet voor reserveerde. Het spreidde zich uit over heel de dag, over al zijn activiteiten: “Op welk tijdstip hij God ook wilde vinden, telkens vond hij Hem” (Het verhaal van de pelgrim, 99).
Ook aan anderen raadde Ignatius soms een ander soort bidden aan dan de methodische discursieve meditatie. In een brief aan zuster Teresa Rejadell van 11 september 1536 bijvoorbeeld breekt hij een lans voor een meer passieve contemplatie, waarbij men het gebed ontvangt en het lichaam tot rust komt.
Elke meditatie waarbij het verstand moet werken, vermoeit het lichaam. Er is een andere soort meditatie, die men volgens een bepaalde orde doet en die rust brengt voor het verstand en die helemaal niet vermoeiend is voor het gemoed. Dat soort meditatie doet men zonder uiterlijke of innerlijke inspanning; ze vermoeit het lichaam niet maar brengt het tot rust… (vertaling M. Rotsaert, Ignatius in zijn brieven, Averbode, 2015, blz. 26-27)
De Geestelijke Oefeningen zijn een zeer specifiek en zeer gestructureerd proces, dat beperkt is in de tijd (GO 4: “de oefeningen zullen niet veel langer duren dan dertig dagen”). Ignatius had niet de bedoeling dat wij ze ons leven lang – tijdens onze jaarlijkse retraites of in ons dagelijks gebed – zouden blijven herhalen. Na de vier weken en de Beschouwing om tot liefde te komen geeft hij enkele aanwijzingen voor het gebed voorbij de Geestelijke Oefeningen. Hij beschrijft drie eenvoudige manieren van bidden die kunnen helpen om na de retraite, in het leven van elke dag, met Christus verbonden te blijven. Na de retraite kun je gerust nog op dezelfde manier bidden als tijdens de Oefeningen – wat de meesten van ons ook een tijdlang doen. Tot het moment gekomen is om een stap verder te zetten. Met zijn Contemplatieve Oefeningen helpt Jalics degenen die de Oefeningen gedaan hebben om de stap te zetten naar een vorm van bidden voorbij de Geestelijke Oefeningen.
In haar autobiografie maakt Teresa van Avila een vergelijking tussen de stadia in het gebed en het bevloeien van een tuin. Het geestelijk leven is als het verzorgen van een lusttuin, waarin de Heer vreugde komt vinden. Opdat de planten en bloemen zouden kunnen groeien, moet de tuin van water worden voorzien. De planten zijn de deugden, het water is het gebed. Teresa onderscheidt vier manieren om de tuin te bevloeien.
Laten we even kijken hoe we die tuin van water kunnen voorzien, wat er ons te doen staat, of het de moeite loont en hoelang we ons moeten inzetten. Naar mijn mening kun je op vier manieren in water voorzien.
– Ofwel door het water uit een put te halen, wat veel inspanning vergt.
– Ofwel door met een scheprad en bakken het water draaiend omhoog te brengen. Enkele keren heb ik het gedaan. Het kost niet alleen minder moeite, maar brengt ook meer water aan.
– Ofwel, veel beter nog, door watervoorziening langs een rivier of beek. De grond wordt overvloediger gedrenkt en je hoeft niet zo vaak te bevloeien, wat heel wat minder werk betekent voor de hovenier.
– Wanneer het tenslotte veel regent, besproeit de Heer zelf de tuin zonder enige moeite van onze kant. En dit is van al wat ik aanhaalde ontegensprekelijk het beste.
Deze vier manieren nu, van toepassing om een tuin te onderhouden zodat hij niet verkommert, lijken me bruikbaar om de vier graden van het gebed te verklaren, die de Heer me welwillend enkele malen schonk. (Het boek van mijn leven, hst. 11, 7-8)
In de volgende hoofdstukken legt de schrijfster uit welke deze vier stadia in het bidden zijn. Het komt neer op een proces van vereenvoudiging en verinnerlijking. De mens gaat steeds meer en dieper de invloed van God ondervinden en zelf steeds minder inspanningen leveren. De menselijke vermogens worden minder actief, het accent komt meer en meer te liggen op het passieve ontvangen. Bidden wordt minder en minder wat wij doen en meer en meer wat God doet in ons.
De Contemplatieve Oefeningen van pater Jalics komen overeen met wat Teresa het tweede gebedsstadium noemt (hoofdstukken 14 en 15). Zij noemt dit het “gebed van rust”, omdat het veel minder inspanning vraagt dan het mediteren en contempleren. De vergelijking van Teresa kan de verwachting wekken dat bidden een oase vol spirituele genietingen is. In werkelijkheid echter ligt voorbij het mediteren en contempleren een woestijn van uitzuiverende droogte met misschien hier en daar een kleine oase, die helpt volhouden. Pas wanneer we van de woestijn gaan houden en ze verkiezen boven de oases, zijn we op de goede weg naar God.
Voor karmelieten is dit alles vanzelfsprekend. Het is geen toeval dat de Nederlandse vertaling van de boeken van Jalics door uitgeverij Carmelitana werd verzorgd. Jezuïeten hebben het er over het algemeen wat moeilijk mee. Dit is enigszins verwonderlijk. Veel geestelijke begeleiders van Teresa van Avila waren jezuïeten en zij hebben haar begrepen. Zij hebben haar net de weg van de contemplatie gewezen. Hoe verschillend de spiritualiteit van Teresa en die van Ignatius ook zijn, in de diepte komen zij overeen. Anderzijds is er in de geschiedenis van onze orde altijd een spanning geweest tussen een meer ascetische en een meer mystieke interpretatie van het gebed. De eerste richting legt de nadruk op de letterlijke tekst van de Geestelijke Oefeningen en op de actieve, bewuste inspanningen van de mens. De tweede laat ook ruimte voor het woordeloze openstaan voor de tegenwoordigheid van God, voor het gebed van het hart, de contemplatie die geheel en al gave van God is. Hierop ingaan zou ons te ver voeren. Ik beperk mij tot het oordeel van pater Joseph de Guibert (La spiritualité de la Compagnie de Jésus. Esquisse historique, Rome, 1953, blz. 549):
De Oefeningen met hun gevarieerde vormen van mentaal gebed zijn in wezen de school waarin de jezuïet zich dient te vormen voor de beoefening van dit gebed. Bijgevolg moet men veronderstellen dat zijn gebed altijd enigszins het merkteken van deze vorming zal bewaren, wat zichtbaar zal zijn in alle verdere stadia van zijn geestelijk leven. Maar het zou onmiskenbaar overdreven zijn daaruit te besluiten dat zijn gebed nooit andere vormen zal kunnen aannemen dan die welke expliciet onderwezen worden in het boek van Sint-Ignatius. Aquaviva veronderstelde uitdrukkelijk het tegendeel in de befaamde brief die we hierboven hebben geanalyseerd. Daarin verklaart hij dat contemplatief gebed, in de meeste strikte zin van het woord, op geen enkele manier in tegenspraak is met de roeping van de jezuïet. Over die contemplatie wordt in de Oefeningen inderdaad niet gesproken. In feite constateren we dat niet alleen de ingestorte contemplatie, voor hen die daarmee door God begunstigd werden, maar eveneens vormen van verworven contemplatie en van eenvoudig of affectief gebed zeer vaak werden beoefend door jezuïeten die ten volle trouw waren aan de geest van hun roeping.
In zijn boek Contemplatieve oefeningen spreekt Jalics op één plaats over de “niet-christelijke wegen naar contemplatie”. Daar zegt hij dat hij er “groot respect” voor heeft (blz. 14). Verder rept hij er met geen woord van. Woord- en beeldloos bidden komt in alle religies voor, maar wordt door de meeste christenen met oosterse godsdiensten geassocieerd. De oosterse meditatiepraktijken hebben de laatste vijftig jaar in de westerse wereld inderdaad grotere bekendheid gekregen. Omdat de meditatieve verzonkenheid iets universeels is, bestaat er uiteraard een zekere overeenkomst tussen de Contemplatieve Oefeningen en deze niet-christelijke vormen van contemplatie. Van de andere kant lijdt het geen enkele twijfel dat de oefeningen van pater Jalics door en door christelijk zijn. In dit gebed wenden we ons met eerbied tot Christus door het aanroepen van zijn naam. Die naam en zijn persoon worden één. Hij is aanwezig. Hij is immers verrezen, Hij leeft. In Hem is alles geschapen. In Hem bestaat alles. Ook wijzelf bestaan in Hem. Hij is in ons tegenwoordig, in het diepste van onze ziel, in onze waakzame aandacht. Wat zou christelijker kunnen zijn dan voortdurend met volle aandacht bij de verrezen Christus te vertoeven, niet alleen bij zijn woorden, maar bij Hemzelf? Ons gebed is christelijk niet omdat we een christelijke methode zouden gebruiken (welke?), maar door ons geloof in Jezus Christus.
Sommigen zijn bang om de woorden en beelden van Jezus los te laten. Je hebt geen houvast meer, geen teksten, geen gedachten of voorstellingen. Alleen nog de Naam. En als je dan door een onvruchtbare periode heen moet, kan dat desoriënterend werken. Geloven begint echter waar je je houvast opgeeft. Het is je begeven in een onbekend land. Dit wijst er opnieuw op dat deze oefeningen niet voor beginners zijn. En dat geestelijke begeleiding ook hier niet overbodig is.
De ondertitel van het boek van Jalics over de Contemplatieve Oefeningen luidt: Een inleiding in de contemplatieve levenshouding en in het Jezusgebed. Contemplatie wordt een levenshouding. Ze beperkt zich niet meer tot de stille tijden, maar gaat mettertijd het hele leven doordrenken. Een veelvoorkomend vooroordeel is dat het contemplatieve gebed zou leiden tot passiviteit en een gebrek aan verantwoordelijkheid. Een contemplatief mens is echter over het algemeen actiever en doeltreffender dan iemand die niet contemplatief is, omdat hij of zij dezelfde verplichtingen en verantwoordelijkheden met minder zorgen en moeite volbrengt. Ze vermoeien minder. Het leven van grote contemplatieven uit de geschiedenis toont dat aan.
Mensen die in het actieve leven staan hebben doorgaans behoefte aan eenvoudige vormen van gebed. Het leven is al ingewikkeld genoeg, laten we niet ook nog eens het gebed ingewikkeld maken. Ignatius verlangde niet dat wij ons uit de wereld zouden terugtrekken om God te vinden, maar dat wij midden in de wereld met Hem zouden leven. De opgave is om midden in die drukke wereld de stilte te vinden die ons bij God brengt. In een lawaaierige wereld behoeven wij het vermogen om zelf stilte te worden, leegte, een open ruimte die gevuld kan worden met Gods tegenwoordigheid. Pater Generaal Adolfo Nicolás vond het terugwinnen van zo’n geest van stilte een van de eerste uitdagingen die de Sociëteit van Jezus onder ogen moest zien (De statu S.J., Congregatie van Procuratoren, Nairobi, 2012, [1.9]).
De eenvoudige oefeningen van pater Jalics kunnen een weg zijn naar die stilte. Ze leiden niet tot passiviteit, maar tot het ignatiaanse ideaal van de contemplatie in de actie. De vrucht van dit eenvoudige, voortdurende en alomvattende gebed is de verbondenheid met de Levende in alle dingen.
Het gebed dat Franz Jalics onderwijst behoort tot de traditie van de kerk. We verwezen al naar het bidden met één woord van de woestijnvaders, naar het Jezusgebed in het hesychasme en het gebed van rust bij Teresa van Avila (en Jan van het Kruis). In de loop van zijn geschiedenis kreeg dit gebed verschillende namen: gebed van het hart, gebed van eenvoud, oraison de simple regard (A. Poulain). Jean-Joseph Surin definieert in zijn Catéchisme spirituel de la perfection chrétienne het contemplatief gebed als “een liefdevolle blik waarmee de ziel zich zonder inspanning tot God wendt en in de goddelijke waarheden doordringt” (Vol. I, hst. 3). In onze tijd kreeg de “christelijke meditatie” een grote bekendheid door het werk van de Engelse benedictijnen John Main en Laurence Freeman. Centering prayer (zo genoemd naar de beschrijving van Thomas Merton van het contemplatief gebed als gebed dat zich geheel concentreert op de aanwezigheid van God) ligt in dezelfde lijn. Aan de oorsprong ervan staan drie trappisten van de Sint-Jozefabdij in Spencer, Massachusetts: William Meninger, Basil Pennington en Thomas Keating. Van de laatste is de uitspraak: “Stilte is de taal van God en al de rest is een slechte vertaling.”
De Contemplatieve Oefeningen van Jalics zijn dus niet nieuw. Ook het boekje Geestelijke oefeningen van Ignatius was in zijn tijd niet nieuw. Alles wat daarin staat, bestond al. Origineel is wel de wijze waarop Ignatius al die elementen heeft samengevoegd tot een pedagogie van de goede keuze. Voor Jalics geldt hetzelfde: origineel is niet de inhoud, maar de “pedagogie”. Die pedagogie is eenvoudig, praktisch en ligt in het verlengde van de Geestelijke Oefeningen. De Contemplatieve Oefeningen zijn geboren uit Jalics’ persoonlijke ervaring: zowel zijn eigen ervaring van de contemplatieve weg als zijn gesprekken met talloze mensen die op zoek waren naar God. Door zijn praktische aanpak wijst Jalics veel mensen van onze tijd de weg naar de contemplatie. Dat is zijn verdienste.
Franz Jalics overleed in 2021.
Contemplatief bidden, kun je dat leren? Jezuïet Franz Jalics heeft er als geestelijke begeleider veel ervaring mee. Zijn vertrekpunt? “Jezus zelf is de gids.”
Beknopte bibliografie
Pieter-Paul Lembrechts (1957) was vele jaren hoofdredacteur van Cardoner, waar hij ook regelmatig artikelen voor schrijft. Op het ogenblik werkt hij vooral met vluchtelingen in het kader van de Jesuit Refugee Service Belgium, maar hij heeft ook veel ervaring in geestelijke begeleiding; het bovenstaande artikel sluit hierbij aan.
Bekijk alle artikelen van Cardorner