
Als ik met pensioen ben, wie ben ik dan? Wat moet ik dan doen? De auteur vertelt vanuit eigen ervaring hoe ze met deze vragen omgaat.
Als ik met pensioen ben, wie ben ik dan? Wat moet ik dan doen? De auteur vertelt vanuit eigen ervaring hoe ze met deze vragen omgaat.
Door Barbara Lee (°1946)
Toen ik met pensioen ging na een carrière als advocaat en rechter, werd ik geconfronteerd met vragen over mijn identiteit en over het maken van keuzes. Het gevoel van een gerespecteerd persoon te zijn, was overgegaan in een gevoel van quasi onzichtbaarheid. Wie ben ik? Wat moet ik doen?
Deze vragen brachten me terug naar de principes van de ignatiaanse spiritualiteit die ik vele jaren eerder ontdekt had in de Geestelijke Oefeningen. Op hun beurt overtuigden deze principes me ervan dat Ignatius veel te zeggen heeft aan oude mensen op de drempel van een nieuwe fase in hun spirituele levensweg.
Wie de Geestelijke Oefeningen doet, merkt hoe zij/hij evolueert van een totaal opgeslorpt te zijn door zichzelf naar iemand die op God gericht is. De raad die Ignatius ons meegeeft tijdens de Geestelijke Oefeningen blijft ook van kracht na die vier weken.
De aspecten van de Geestelijke Oefeningen die mij het meest geholpen hebben bij mijn pensionering betreffen het maken van keuzes en onze houding ten opzichte van bezit en status. Het zijn de regels voor de onderscheiding der geesten en eveneens sommige gebeden om bijzondere genade in de derde en vierde week.
In de allereerste plaats gaat het in de Geestelijke Oefeningen om het zien, het liefhebben en het navolgen van Jezus. Op elke leeftijd dienen we het leven van Jezus te beschouwen – doorheen een in de Schrift verankerd gebed, het dagelijks gewetensonderzoek en regelmatige neergeschreven reflecties.
Oudere mensen die zich daartoe engageren, staan voor nieuwe uitdagingen. We moeten nieuwe keuzes maken en daarbij rekening houden met soms ongewilde veranderingen in het leven.
Dit gaat gepaard met onvermijdelijke ervaringen van verlies en frustratie wanneer favoriete activiteiten niet langer mogelijk zijn omwille van afnemende kracht of verminderd inkomen.
Het is belangrijk om in vrijheid te kunnen onderscheiden wat onze onderliggende gevoelens hierbij zijn. Welke brengen ons dichter bij God, welke leiden ons van hem weg?
Het besef van een nieuwe levensfase aan te vatten, valt voor heel wat mensen samen met het al dan niet vrijwillig afscheid nemen van een fulltime job of het besef van een leeg familienest. Ignatius pleit voor onthechting.
Idealiter zouden we werken niet hoeven te verkiezen boven niet werken of een leven mét onze kinderen niet boven een leven verwijderd van onze kinderen. Maar hoe is het mogelijk om onthecht te kijken naar iets wat we als een traumatisch verlies zouden kunnen ervaren?
Wie zal ik zijn als ik met pensioen ben en wie ben ik als mijn kinderen me niet langer nodig hebben?
Een van de eerste beslissingen die zich aandient, is wat ik met mijn “vrije” tijd zal doen. Golf spelen of shoppen? Terug gaan studeren? Een part time job opnemen? De weg naar de Kerk terugvinden en me engageren in vrijwilligerswerk?
Over het maken van keuzes kan Ignatius ons heel wat goede raad geven. We kunnen zijn principes over het maken van “veranderlijke keuzes”, d.w.z. keuzes over iets dat niet onherroepelijk is, als volgt samenvatten.
Vooreerst: plaats de keuze voor God, in gebed.
Ten tweede: probeer zo onthecht mogelijk te zijn zonder vooraf reeds het resultaat te veronderstellen.
Ten derde: overweeg rationeel de voor- en nadelen.
Ten slotte: vraag aan God om je wil te bewegen naar wat hem behaagt en naar wat van jou een beter christen maakt.
God kan effectief onze wil tot die keuzes bewegen die we nooit hadden durven dromen: een nieuwe roeping voor deze levensfase, geïnspireerd door de Heilige Geest.
Voor mij was die roeping, toen ik bad over wat ik met mijn pensioen moest doen, heel helder. Kort nadat ik met pensioen was, duwde de Heilige Geest me naar het ignatiaanse vrijwilligerswerk, een organisatie die zich inzet voor de armen vanuit een ignatiaanse spiritualiteit.
En als ik zeg “duwde”, dan bedoel ik echt “duwde”. Tot twee keer toe had ik het inschrijvingsformulier weggelegd om het later wel eens te bekijken. Twee keer contacteerde de lokale coördinator me, de tweede keer telefonisch.
Verbaasd vroeg ik me af hoeveel mensen een dergelijk telefoontje zouden riskeren, duidelijk beseffend dat ze afgewezen zouden kunnen worden, tenzij ze gedreven zijn door de heilige Geest.
De boodschap was duidelijk. Zo geef ik nu al zestien jaar Engelse les aan migranten in de Lower East Side van Manhattan, terwijl ik maandelijks dit spiritueel avontuur deel met andere vrijwilligers in samenkomsten en in regelmatige retraites.
Veel gepensioneerden hebben een substantieel bezit; anderen hebben nauwelijks genoeg om van te leven. Wat is genoeg? Er is op die vraag geen kant-en-klaar antwoord.
De meesten van ons moeten weloverwogen keuzes maken om hun geld niet helemaal op te gebruiken. Niet iedereen is geroepen om in evangelische armoede te leven, zelfs niet op zijn oude dag.
Diegenen onder ons die heel hun leven hard gewerkt hebben, voelen zich blijkbaar gerechtigd om “eindelijk” de vruchten te mogen plukken van hun werk. “Ik heb het verdiend” is echter geen christelijke houding; het is een cultureel bepaalde vooronderstelling.
Ignatius’ advies over bezit is een nuttig uitgangspunt. We moeten, zo schrijft hij, “alleen verlangen dat bij te houden of weg te geven waartoe onze Heer onze wil zal aanzetten te kiezen”, en we moeten “rijkdom niet méér verlangen of eraan gehecht zijn dan armoede, of eerbewijzen verkiezen boven verguizing, of een lang leven niet méér dan een kort”.
Niet ieder van ons bezit de genade om een authentieke voorkeur voor armoede te hebben. Als we echter nagaan wat we écht nodig hebben voor een evenwichtig leven kunnen we toch reeds tot een klaarder inzicht komen.
Voor mij betekende dit de pijnlijke beslissing om mijn auto op te geven. Zolang ik werkte, was een auto noodzakelijk; voor een gepensioneerde in New York is een auto een luxeproduct. Voor anderen kan het betekenen om te verhuizen van een huis naar een appartement of simpelweg wat minder vaak op restaurant gaan.
Hoe bescheiden onze levensomstandigheden ook mogen zijn, Ignatius herinnert er ons aan om “voor de armen te zorgen en goede werken te steunen”. Gepensioneerden met een bescheiden inkomen kunnen misschien maar een beperkte financiële bijdrage leveren, maar het inzetten van onze tijd en talenten voor het goede kan op zichzelf al een bijzondere genade zijn.
Materiële afslanking kan ons op deze wijze helpen om te focussen op sociale rechtvaardigheid, zowel in wat we aan de armen geven als in datgene waartoe we geroepen worden om te doen.
Ten slotte kunnen we onze aandacht opnieuw op Jezus focussen die ons menszijn heeft aangenomen opdat wij zouden leren om zelf ten volle mens te zijn.
Ignatius dringt erop aan dat we tijdens de maaltijden zouden nagaan hoe Jezus at en dat we zouden proberen om Hem na te volgen. Hoewel we dit niet hoeven te herleiden tot de vraag ‘Wat zou Jezus doen?’ – die vaak slechts een opstap is naar een reeds gekend antwoord – blijft het zinvol om te blijven reflecteren op Jezus als ons voorbeeld in alle omstandigheden.
Ignatius voorziet een meditatie over de hel in de eerste week van de Geestelijke Oefeningen. Ook geeft hij als een van de criteria bij het maken van keuzes dat we onszelf moeten voorstellen “Alsof ik op het punt ben te sterven” of “Ik overweeg in welke situatie ik mij zal bevinden op de dag van het oordeel…”
Toch geeft hij nauwelijks advies over hoe we naar de dood kunnen kijken. Dit is niet zo verwonderlijk, omdat hij ervan uitging dat de meeste mensen die de Geestelijke Oefeningen doen onveranderlijke keuzes maken over hun levensstaat. Maar alle genades van de derde en vierde week bereiden ons wel voor op de dood en op de belofte van eeuwig leven.
Toen ik aan het bidden was over hoeveel van mijn spirituele levensweg nog voor mij lag, herinnerde ik me plots heel levendig een ervaring die ik opgedaan had toen ik jaren geleden de Geestelijke Oefeningen in het dagelijks leven aan het doen was.
Ik ging kort voor Pasen de derde week van de Oefeningen in en ik bad om in de passie van Christus te mogen delen. Bij het begin van de Goede Week ging mijn vader naar het ziekenhuis voor een routineingreep. Men stelde er echter vast dat hij longkanker had en dat een onmiddellijke operatie noodzakelijk was.
Op de trein van New York naar Hartford ’s morgens vroeg op Goede Vrijdag, vol van droefheid en zorgen, las ik de passieverhalen en probeerde ik me de bedroefde vrouwen voor te stellen aan de voet van het kruis.
Plots realiseerde ik dat zij niet wisten hoe het verhaal eindigde. Hoe totaal desolaat moet hun gevoel niet geweest zijn zonder het besef van de verrijzenis!
Het was een buitengewone ervaring van op die manier binnen te dringen in de geest en het hart van de leerlingen van Jezus en deelachtig te worden aan hun ervaring. Tegelijk was het een ervaring van hoop, omdat wij wel weten hoe het verhaal eindigt.
De Heilige Geest is nog niet klaar met mij. Na een lange tijd van onderscheiding ben ik nu ingeschreven in een cursus over christelijke spiritualiteit aan Creighton University met het oog op een diploma in geestelijke begeleiding.
Mijn geestelijk avontuur gaat door. Ik hoop dat de genades die ik heb mogen ontvangen me zullen helpen om andere mensen van mijn leeftijd te begeleiden.
De Geestelijke Oefeningen zijn onuitputtelijk. Iedereen, op welke leeftijd ook, kan overvloedige genade ontvangen bij het mediteren van de passie en de verrijzenis van Christus.
Deze meditaties kunnen echter op een bijzondere wijze troostend zijn voor oudere mensen. In plaats van achteruit te kijken naar alles wat verloren is of wat we hebben moeten opgeven, kunnen we om de genade smeken om vooruit te kijken in de hoop op eeuwig leven.
Laten we aan de belofte van Jezus denken zoals zij in het Johannesevangelie staat: “Ik zal jullie weerzien en jullie hart zal vol vreugde zijn, een vreugde die niemand je ooit kan ontnemen” (Joh 16,22).
Bron: oorspronkelijk verschenen in America, The Jesuit Review, maart 2016 (https://www.americamagazine.org/issue/aging-ignatius)
Vertaling: Guy Dalcq
Nederlandse publicatie: Cardoner 2025-2
Barbara Lee (°1946) is een voormalig magistraat in New York. Momenteel geeft ze geestelijke begeleiding en werkt ze in een ignatiaanse vrijwilligersorganisatie ten dienste van de armen. Ze is de auteur van God Isn’t Finished with Me Yet, Answering God’s Call en Praying through pain.
