Ignatiaanse oefeningen gaan verder dan stilte en bidden met Bijbelteksten. Ze nodigen uit tot een innerlijke reis waarin je leert luisteren, onderscheiden en leven in overgave. Niet als methode, maar als ontmoeting met God.
Ignatiaanse oefeningen gaan verder dan stilte en bidden met Bijbelteksten. Ze nodigen uit tot een innerlijke reis waarin je leert luisteren, onderscheiden en leven in overgave. Niet als methode, maar als ontmoeting met God.
door Sebastian Maly sj
Hoe ignatiaanse oefeningen zich richten op jouw unieke levensweg met God, met ruimte voor persoonlijke ervaring, zintuigen en innerlijke beweging.
Waarom de rol van de begeleider niet is om te onderwijzen, maar om te luisteren en te helpen onderscheiden wat er in jou leeft.
Dat mystiek in de ignatiaanse traditie geen vlucht uit de wereld is, maar een zintuiglijk en geestelijk proces van overgave, waar Christus zich openbaart in het concrete leven van elke dag.
Veel lezers van een tijdschrift over ignatiaanse spiritualiteit zullen uit eigen ervaring weten wat deze oefeningen inhouden. In die zin besef ik dat ik water naar de zee draag. Toch vind ik het zinvol om stil te staan bij de verwachtingen die mensen hebben wanneer ze zich inschrijven voor “ignatiaanse oefeningen”.
Mijn doel is niet om een uitputtende definitie te geven. In plaats daarvan wil ik schetsen wat doorgaans wordt bedoeld met deze oefeningen. Met andere woorden: als ergens “ignatiaanse oefeningen” op staat, wat kunnen we dan verwachten?
Dit betekent niet dat deze elementen uniek zijn voor de ignatiaanse traditie – ook andere oefeningen, zoals die van de karmelieten of van contemplatieven, kunnen vergelijkbare kenmerken hebben. Maar wat maakt oefeningen ignatiaans?
Daarbij heb ik me afgevraagd wat ik als twintigjarige student bij mijn eerste ervaring met de oefeningen verwachtte toen ik bijvoorbeeld in het programma van mijn studentenparochie onder het kopje “ignatiaanse oefeningen” las:
Wanneer je deze elementen in bredere categorieën samenvat, kom je tot drie kernaspecten:
Deze kenmerken vormen de essentie van wat we doorgaans onder ignatiaanse oefeningen verstaan.
Hieronder ga ik in op deze drie groepen. Het kader waarbinnen ik reflecteer is het boek Geestelijke Oefeningen van Ignatius, het handboek voor begeleiders.
De ignatiaanse oefeningen richten zich op de persoonlijke weg van de retraitant met God, binnen de levenssituatie waarin hij of zij zich op dat moment bevindt.
In de inleidende opmerkingen van Ignatius – de Aantekeningen of Annotaties – stelt hij in de eerste opmerking dat de oefeningen de ziel moeten voorbereiden en geschikt maken om “te zoeken en te vinden wat Gods wil is bij de inrichting van zijn leven tot heil van zijn ziel” (GO1).
Dit laat zien dat de oefeningen bedoeld zijn om de retraitant te helpen zijn of haar leven met God te verdiepen, in navolging van Jezus. Ze zijn geen instrument om externe kerkelijke of maatschappelijke doelen na te streven, maar ondersteunen de persoonlijke spirituele weg van de retraitant.
Dit principe wordt versterkt in de tweede opmerking, waarin Ignatius benadrukt dat de begeleider de stof slechts kort moet behandelen. Het is namelijk belangrijker dat de retraitant zich de kern van de beschouwde vertelling eigen maakt en deze zelfstandig doorloopt en overdenkt.
Ignatius stelt dat niet het vele weten de ziel verzadigt, maar het innerlijk voelen en smaken van de behandelde stof. Met deze beroemde uitspraak wijst hij erop dat de begeleider de stof niet te uitgebreid moet bespreken. Te veel persoonlijke inbreng van de begeleider kan interessant zijn, maar het is vruchtbaarder als de retraitant zijn of haar eigen ervaring met God opdoet, zonder te worden beïnvloed door de ervaringen van de begeleider.
Ook in de vierde opmerking onderstreept Ignatius het belang van op de persoon afgestemde begeleiding. Hij adviseert dat men steeds oog moet hebben voor het innerlijke proces van de retraitant en, indien nodig, de aangeboden stof moet aanpassen aan de dynamiek van het moment. Het volgen van een vaststaand programma, zoals “Schema F”, acht Ignatius dan ook niet wenselijk.
Ten slotte bieden de annotaties 18 tot 20 verschillende varianten van de oefeningen. Ignatius spreekt hier niet alleen over de dertigdaagse geestelijke oefeningen, maar ook over “dagelijkse oefeningen” en “lichte oefeningen”, waarbij de stof wordt aangepast aan de persoonlijke ervaring van de retraitant.
Vanaf het begin was het voor Ignatius essentieel dat de oefeningen op maat werden gemaakt en aansloten bij de levenssituatie van de retraitant.
Ignatius laat met zijn inspanning om zijn ervaringen met geestelijke oefeningen op schrift te stellen en toegankelijk te maken, zien hoe belangrijk het is om een handboek of richtlijn voor begeleiding te hebben. Zo’n leidraad is een essentieel hulpmiddel voor reflectie en professionaliteit. Dit is juist in onze tijd van groot belang, vooral nu wij als begeleiders alert moeten zijn op het risico van geestelijk misbruik.
Een groot deel van de eerder besproken richtlijnen (met name nummers 6 tot 17) gaat over de manier waarop geestelijke oefeningen worden begeleid. Daaruit komt een helder uitgangspunt naar voren: begeleiders ondersteunen de retraitanten op hun weg naar God, maar nemen geen rol in als geestelijke leiders.
Dit wordt ook onderstreept in nummer 22 van de geestelijke oefeningen, dat fungeert als “portaal” op het “Uitgangspunt en fundament”. Hierin staat dat de begeleiding de opvattingen van de retraitant moet “redden”. De begeleid(st)er helpt de retraitant om betekenis te geven aan uitspraken waar deze zich misschien niet volledig van bewust is.
In hedendaagse termen zouden we zeggen dat begeleiding de mogelijkheid biedt tot “reframing” – het plaatsen van iemands uitspraken in een nieuw perspectief. Het doel is niet om de ervaringen van de ander te beoordelen of te waarderen, maar om de retraitanten te ondersteunen bij het herkennen en onderscheiden van hun eigen innerlijke bewegingen.
Begeleiding staat uiteraard niet los van een bredere context. Begeleiders hebben zelf ervaring met de oefeningen en met het leven binnen de Kerk. Meestal zijn ze opgeleid en gekwalificeerd via erkende cursussen voor geestelijke begeleiding.
Daarnaast bieden de zogenoemde Richtlijnen om te komen tot een kerkelijke gezindheid (GO 352-370) richting aan zowel de persoonlijke weg met God als het begeleidende proces binnen de Kerk. Begeleiding helpt de retraitant om, hoewel hij of zij de oefeningen individueel doorloopt, uiteindelijk de verbinding met de gemeenschap van gelovigen te behouden.
De ignatiaanse oefeningen zijn erop gericht om een diepe ervaring van en ontmoeting met de drievoudige God mogelijk te maken. Ze hebben een mystagogisch karakter: ze begeleiden de retraitant op een weg van spirituele verdieping. De oefeningen die in de Geestelijke Oefeningen worden aangeboden, maken gebruik van de verbeelding – zoals de Overweging over de twee standaarden – en Schriftteksten.
Ze zijn niet bedoeld als catechese, maar als een uitnodiging om met alle zintuigen en het intellect te mediteren en de teksten in hun volle breedte te beschouwen.
De Spaanse jezuïet Xavier Melloni beschrijft in een korte tekst over de plaats van de ignatiaanse oefeningen in de christelijke spiritualiteit en mystiek hoe deze oefeningen leiden tot vereniging met God door middel van keuze.
Hiermee verwijst hij niet in de eerste plaats naar de expliciete “Keuze” aan het einde van de tweede week, maar naar een voortdurende innerlijke beweging: de overgave aan Gods wil in elk moment van het leven.
Deze beweging van overgave is volgens Melloni tevens een afdaling, vergelijkbaar met de zelfverloochening van Christus zoals beschreven door Paulus in de Brief aan de Filippenzen (Filip. 2,1-11). Wanneer een retraitant zich overgeeft aan deze spirituele dynamiek, volgt hij het voorbeeld van Jezus en wordt hij meer en meer naar Christus’ beeld gevormd.
Om deze spirituele beweging te ondersteunen, benadrukt Melloni het belang van de beschouwingen over het leven van Jezus aan de hand van de Schrift. Wij mensen hebben een zintuiglijke en lichamelijke toegang tot het mysterie van God. Wanneer een retraitant zich met alle zintuigen overgeeft aan de oefeningen, verbindt hij zich met Gods aanwezigheid in zijn concrete leven.
In het begin kan het misschien vreemd lijken om op een dergelijke zintuiglijke en concrete manier met de Schrift om te gaan, maar veel retraitanten ervaren dat de teksten hierdoor op een nieuwe manier tot hen spreken en een diepere betekenis krijgen voor hun eigen leven.
Karl Rahner beschrijft dit treffend in zijn beschouwingen over de oefeningen: “Het zich actief inlaten met het leven van Jezus, daaraan deelnemen, is al de deelname aan het binnengoddelijke leven.”
Niet alleen deze zintuiglijke benadering helpt de retraitant om zich over te geven aan de beweging van zelfverloochening. Melloni wijst ook op het belang van de onderscheiding der geesten. Door bewust stil te staan bij innerlijke bewegingen – gedachten, gevoelens of innerlijke beelden – en te onderzoeken of ze naar God toe of juist van Hem af leiden, wordt het gemakkelijker om te zien waar Christus al in ons leeft en waar nog groei mogelijk is.
Melloni benadrukt daarmee de cruciale rol van onderscheiding in de mystagogie van de oefeningen. Overgave aan Gods wil is geen statische toestand, maar een dynamisch proces van voortdurend zoeken. Gods wil is niet iets dat simpelweg vastligt in een Schriftwoord of een bepaalde regel; het is een voortdurende ontdekkingstocht.
Zo schijnt Ignatius er zelf over gedacht te hebben. Zijn oefeningen getuigen tot op vandaag van zijn vertrouwen dat elke mens een mysticus kan zijn – iemand die God leert zoeken en vinden in alle dingen.
Sebastian Maly sj (1973) volgde als onderdeel van zijn jezuïetenvorming een opleiding tot geestelijk begeleider en therapeut. Sinds 2023 woont en werkt hij in Uppsala, Zweden.
Aanbevolen literatuur:
Bron: Korrespondenz zur Spiritualität der Exerzitien (2022), nr. 121
Vertaling: Jos Bakker en Jan Stuyt sj
Bekijk alle artikelen van Cardorner