Fritz Eichenberg: Christ of the breadlines.
Alleen mensen die uit ervaring weten wat het is om Jezus te beminnen, zullen overblijven als christenen. Maar wat zei jezuïet Karl Rahner ons over Jezus liefhebben?
Alleen mensen die uit ervaring weten wat het is om Jezus te beminnen, zullen overblijven als christenen. Maar wat zei jezuïet Karl Rahner ons over Jezus liefhebben?
door Robert P. Imbelli
De jezuïet Karl Rahner was een van de meest vooraanstaande en invloedrijke theologen van de katholieke kerk in de 20e eeuw. Zijn theologische werkzaamheden strekten zich uit over zo’n 50 jaar, van de vroege jaren 1930 tot aan zijn dood in 1984.
Een van zijn geschriften die mij altijd gefascineerd heeft is een essay getiteld “Christelijk leven vroeger en vandaag”. Het traktaat verscheen juist toen het Tweede Vaticaans Concilie ten einde liep. Het bevat de profetische en vaak geciteerde zin: “De vrome christenen van de toekomst zullen ofwel ‘mystici’ zijn – mensen die ‘iets ervaren hebben’ – ofwel zullen die christenen helemaal niet meer bestaan.”
Het essay komt mij profetisch voor omdat, in de 55 jaar sinds het verscheen, het aantal actieve en geëngageerde katholieken in de westerse wereld catastrofaal gedaald is. Zichzelf aanduiden als “zonder iets” (althans op religieus gebied) kan klinken als “niet meer bestaan”.
De redenen voor de achteruitgang zijn talrijk. Ze zijn zowel kerkelijk (denk aan het seksueel misbruik) als cultureel (de seksuele revolutie, het overheersen van een consumptiegerichte houding en nog andere). Maar, samen met Rahner, kan men zich terecht afvragen: wijst die achteruitgang ook op een tekort aan “ervaring”? Provocerend gezegd: komt het doordat het niemand meer lukt om werkelijk een “mysticus” te worden, iemand die het geloof met een zekere diepte en intensiteit heeft ervaren?
Toch bevat het essay van Rahner ook enkele onduidelijkheden. Zo was het voor mij altijd een raadsel waarom Rahner zei “ervaar iets,” in plaats van “ervaar Iemand”. Want in het centrum van het christelijk geloof en leven, vroeger en nu, staat Jezus Christus. Zoals de brief aan de Hebreeën belijdt: “Jezus Christus, dezelfde gisteren, vandaag en tot in eeuwigheid” – een geloofsbelijdenis die doorklinkt in Gaudium et Spes van het Tweede Vaticaans Concilie. Het hart van de roeping van Paulus als apostel wordt gevormd door zijn geloofservaring met de Heer Jezus, “die mij heeft liefgehad en zich voor mij heeft prijsgegeven” (Gal 2, 20). En in de brief aan de Efeziërs bidt hij vurig dat alle heiligen “de liefde van Christus, die alle kennis te boven gaat, mogen leren kennen” opdat ze “zullen volstromen met Gods volkomenheid” (Ef 3,19).
Ik was dan ook blij toen enkele jaren later een ander essay van Rahner verscheen. In 1982, slechts twee jaar voor zijn dood, schreef hij een artikel getiteld “Wat betekent het om Jezus lief te hebben?” Hoewel het op de gebruikelijke Rahneriaanse manier zeer gedetailleerd was, concentreerde het zich expliciet op de relatie van de christen met zijn of haar levende redder. Rahner benadrukt: “Men kan Jezus liefhebben, hem in zichzelf liefhebben, in ware, oprechte, onmiddellijke liefde.” En hij voegt er deze opmerkelijke woorden aan toe (gesproken, zo vertelt hij ons, tot verbazing van een nogal “rationalistische” collega): “Je bent eigenlijk pas echt met Jezus bezig als je je armen om hem heen slaat en tot in je diepste wezen beseft dat dit iets is wat je ook vandaag nog kunt doen.”
De christen van de toekomst zal dus iemand zijn die een levensveranderende ontmoeting met de levende Jezus Christus heeft meegemaakt. Zoals paus Benedictus XVI schreef in zijn eerste encycliek Deus Caritas Est: “Christen zijn is niet het resultaat van een ethische keuze of een verheven idee, maar het tegenkomen van een gebeurtenis, een persoon, wat het leven een nieuwe horizon en een beslissende richting geeft.”
Uit deze ontmoeting ontstaat een relatie met Jezus die zeker eindeloze groei en verdieping toelaat, maar die ook nu al gekenmerkt wordt door intieme kennis en liefde – “in Hem blijven”, zoals Jezus zelf de leerlingen aanspoort tijdens de Afscheidsrede in het Evangelie van Johannes. Naarmate deze relatie, dit verblijven, rijpt, neemt het meer en meer de vorm aan van onverdeelde aandacht voor en affectieve omhelzing van degene die men liefheeft. Inderdaad, “een zich in de armen werpen” van de Heer van zijn leven, zoals Rahner vrijmoedig verklaart tot duidelijke ontsteltenis van zijn geleerde collega.
Rahner stelt zich zeker geen fysieke omhelzing voor. Niettemin is de omhelzing van Jezus op unieke wijze tastbaar, en doet zij een beroep op het volledige scala van wat de mystieke traditie de “geestelijke zintuigen” noemt. Men herinnert zich Augustinus’ vervoering in het prachtige tiende boek van zijn Belijdenissen. Hier worstelt Augustinus om stem te geven aan de ervaring van zijn liefde voor God en geeft hij toe dat die ver uitstijgt boven lichamelijke zoetheid of geur, glans of schoonheid.
En toch bevestigt hij: “In zekere zin hou ik van licht en melodie en geur en voedsel en omhelzing wanneer ik mijn God liefheb, … wanneer dat licht op mijn ziel schijnt dat geen plaats kan bevatten, die stem klinkt die geen tijd van mij kan wegnemen, wanneer ik die geur inadem die geen wind verstrooit, ik het voedsel eet dat niet vermindert door het eten, en ik in die omhelzing lig die niet verzadigd raakt.”
Merk op hoe Augustinus zich baseert op lichamelijke zintuiglijke ervaringen – zien, horen, proeven, aanraken – om te wijzen op de ervaring van zintuigen die omgevormd worden om de verborgen maar werkelijke aanwezigheid van God in Christus waar te nemen. Zo bevestigt Augustinus (of beter inspireert hij) Rahner die zegt dat men in het heden van het geloof de Heer van het leven kan omhelzen. Want Augustinus belijdt dat hij alleen de weg naar de ware God kon vinden toen hij “de Middelaar tussen God en mens omhelsde, de mens Christus Jezus, die boven alles is, God gezegend tot in eeuwigheid”, en die zich toch vernederd heeft om het geestelijke voedsel en de drank van de gelovige te belichamen en te worden.
Zo komen we tot een laatste punt dat de moeite waard is om op te merken. Twee van Rahners allereerste theologische traktaten uit het begin van de dertiger jaren, bestudeerden het begrip van de “geestelijke zintuigen” in de geschriften van de vroege kerkvader Origenes en in de middeleeuwse augustijnse traditie. Het lijkt er dus op dat Rahner tegen het einde van zijn leven terugkeerde naar die vroege verkenningen van de geestelijke zintuigen en de christelijke mystieke traditie. Dat is de wijsheid uit de slotzin van T.S. Eliot’s East Coker: “In mijn einde ligt mijn begin.”
Gedurende zijn gehele theologische reis heeft Rahner ernaar gestreefd onze waardering van het mystieke te verbreden, niet als “iets extra’s” voor de christelijke weg, gereserveerd voor de bevoorrechte enkeling, maar als intrinsiek voor het christelijk leven, gisteren en vandaag. Hij daagt ons uit verder te kijken dan alleen maar naar de klassieke mystici die hun buitengewone geestelijke gaven exposeerden. Rahner wil de mystieke ervaring democratiseren door haar te beschouwen als de volle bloei van het christelijk leven: een leven van relaties, getransformeerd in Christus, als voorbode van de nieuwe schepping. Hoewel Rahner andere bewoordingen gebruikt, ben ik er zeker van dat hij het inzicht van zijn medebroeder-jezuïet Gerard Manley Hopkins zou toejuichen. Verfijnde zintuigen stellen ons in staat om waar te nemen dat “Christus op tienduizend plaatsen optreedt, lieflijk in ledematen, en lieflijk in ogen die niet van hem zijn.”
In en door alle complexiteit van de hem kenmerkende “transcendentale methode”, bleef voor Rahner de liefde voor Jezus zijn poolster. Zij alleen vervult ons menselijk verlangen naar onvoorwaardelijke liefde en gemeenschap. Gemeenschap niet alleen met de Heer, maar ook met alle leden van zijn lichaam. Want Jezus liefhebben is altijd onlosmakelijk verbonden met het liefhebben van hen die Jezus liefheeft.
bron: America, the Jesuit review, 9 oktober 2020
vertaling: Jan Stuyt SJ
Robert P. Imbelli is priester van het aartsbisdom New York en doceerde vele jaren theologie aan het Boston College.
Hij is de auteur van Rekindling the Christic Imagination.
Bekijk alle artikelen van Cardorner