Magis: Ignatiaanse uitmuntendheid en opvoeding

Magis: Ignatiaanse uitmuntendheid en opvoeding

door Nikolaas Sintobin s.j.

door Nikolaas Sintobin s.j.

Ignatius gebruikt graag het woord: magis (méér, vérder). Het woord loopt als een rode draad door zijn geschriften. Magis gaat niet over jezelf vergelijken met anderen. Het gaat wel over de vreugde die gepaard gaat met voortdurend mogen groeien.   

  1. Inleiding

Mensen hebben iets met méér, zéér en vérder. We voelen ons aangetrokken door het onbekende en verlangen naar intense ervaringen. Het gevoel om te flirten met wat mag of niet mag, om zichzelf of anderen te overstijgen gaat vaak gepaard met genot. Het vraagt veel inspanning, maar geeft nog meer energie in de plaats. Hoe jonger, hoe sterker de roep.

Hoe komt het dat bij sommigen het vuur een leven lang lijkt te branden, terwijl anderen de indruk geven snel te verzanden in een grijze middelmatigheid? Hoe komt het dat bij de enen de levensdrang leidt naar meer menselijkheid en ontvankelijkheid, terwijl die bij anderen verwordt tot een onlesbare dorst naar meer macht, geld en persoonlijke eer? Is dat toeval? Of zegt dat iets over een levenswijze, een grondhouding die je kan aanleren?

Er is een woord uit de jezuïtische pedagogiek dat niemand onverschillig heeft gelaten. Voorstanders en tegenstanders schermen ermee. En dat woord is “uitmuntendheid”.

Als het woord uitmuntendheid valt, zijn uitdrukkingen als “elite”, “hoog intellectueel niveau”, “de beste” of toch minstens “beter dan de andere” nooit veraf. Maar er zijn nog andere woorden die je hoort als mensen het eigene van dat fameus ignatiaans opvoedkundig model proberen uit te drukken. Het zijn woorden zoals vrijheid, sterke persoonlijkheid, onderscheiden, vérder gaan, kritisch zijn. Sommigen nemen zelfs woorden zoals dienstbaarheid en verantwoordelijkheid in de mond.

Het minste dat je kan zeggen is dat er onduidelijkheid, zelfs dubbelzinnigheid, bestaat omtrent de ignatiaanse uitmuntendheid. Het volstaat een blik te werpen op de persoonlijkheid en het levensverhaal van Ignatius van Loyola om te snappen waar die dubbelzinnigheid vandaan komt.

  1. De bekering van Ignatius: een bewogen zoektocht naar uitmuntendheid

Vanuit zijn milieu en opvoeding ontwikkelde Ignatius een onwaarschijnlijke persoonlijke ambitie. Alleen het beste en het hoogste waren goed genoeg voor deze jonge edelman, diplomaat en legeraanvoerder. Hij wilde opvallen, en viel ook op. Tijdens een veldslag werd hij levensgevaarlijk gewond. Een jaar lang was hij bedlegerig. Zijn herstel ligt aan de basis van een bekering. Maar die ambitie, het beter en meer willen presteren dan anderen, het overtroeven en verslaan van anderen bleven overeind. Hij zou voortaan geestelijke heldendaden verrichten.

Zijn verfijnde gewaden ruilde hij in voor lompen, zijn zwaard voor een bedelstaf, de diplomatieke onderhandelingen voor een pelgrimsbestaan. Op zijn ziekbed had Ignatius een boek over heiligenlevens gelezen. Haantje de voorste als hij was, zou hij nu die heiligen imiteren en vanzelfsprekend overtreffen. Hij zou ze niet een voor een de loef afsteken maar allemaal tegelijk. Was er een die zes uur bad per dag, dan zou hij zeven uur volmaken. ’s Nachts zou hij dan zieken verplegen in het armenhuis. Als een andere heilige vijf volle dagen at noch dronk, dan zou hij zeven dagen en nachten eten noch drinken. Zijn haar en zijn nagels zou hij niet meer knippen en hij zou barrevoets lopen in de winter. Hoe meer krachtpatserij, hoe liever.

Gedreven door een ijzeren wilskracht kreeg hij effectief al die krachttoeren voor mekaar. Helaas hield hij er definitieve beschadigingen van zijn maag en nieren aan over. Hij werd depressief en pleegde bijna zelfmoord. Dit kon niet de bedoeling zijn.

Het zou ruimschoots tien jaar duren vooraleer Ignatius ertoe kwam om deze puur prestatiegerichte en competitieve invulling van uitmuntendheid achter zich te laten. Dankzij zijn buitengewoon vermogen zichzelf in vraag te stellen en te leren uit zijn ervaring – terugblik was zijn tweede natuur – kreeg zijn mateloze gedrevenheid een echt levengevende invulling. Inderdaad, ignatiaanse uitmuntendheid gaat niet over objectief meetbare uiterlijkheden in een concurrentieel perspectief. Ze gaat niet over anderen de loef afsteken, noch uit eer voor jezelf, noch uit eer voor God.

Waar gaat het dan wel over?

  1. Het ignatiaanse magis

In de geschriften van Ignatius wordt de vraag omtrent uitmuntendheid nergens gethematiseerd. In de tekst van de Geestelijke Oefeningen, de Constituties of de Ratio Studiorum komt het woord “uitmuntendheid” zelfs niet voor. Hij gebruikt een ander woord: magis (méér, vérder). En dit woord loopt als een rode draad doorheen zijn geschriften. We focussen op drie karakteristieken van Ignatius’ magis.

1. Het ignatiaanse magis is strikt persoonlijk.

Magis is niet comparatief. Het gaat niet over jezelf vergelijken met anderen. Ook al kan het daar in eerste instantie wel van vertrekken, zeker in een opvoedkundig perspectief. Maar het resulteert anders dan bij een van wedstrijd. Het ignatiaanse magis kan niet concurrentieel zijn omdat de precieze invulling ervan voor elkeen verschilt.  Elke mens is immers geroepen om op een unieke wijze vorm te geven aan zijn of haar unieke persoonlijkheid: steeds weer, steeds meer.

Voor de ene voltrekt zich dat eerder op het relationele vlak, voor een andere op het artistieke, intellectuele, religieuze of sportieve vlak. Maar eveneens gebeurt dat in het dagdagelijks bezig zijn in gezinsverband.

Magis is een uitnodiging gericht aan elke mens, hoe rijk of beperkt zijn of haar capaciteiten ook zijn. Niemand is veroordeeld tot middelmatigheid. Elkeen heeft “recht”, op zijn of haar niveau, om de vreugde te smaken die gepaard gaat met die voortdurende groeimogelijkheid.

2. Het ignatiaanse magis is functie van het diepere persoonlijke verlangen.

 Ignatiaanse uitmuntendheid kan geen alibi zijn voor voluntarisme, hoogmoed of kuddegeest. Ze is niet zomaar een aansporing om lukraak eigen uitdagingen uit te kiezen. Nog minder is ze een vrijbrief om mee te gaan met de trends en het consumptiegedrag die ons op een geraffineerde manier worden opgedrongen door de sociale media of de maatschappelijke tendensen.

Het magis wordt pas ignatiaans in de mate dat het zich meer en meer kan enten op het diepere persoonlijke verlangen dat leeft en spreekt in het hart van elkeen. Het besef dat hij zijn magis eigenlijk niet zelf moest uitvinden, was voor Ignatius een bevrijdende ervaring. Een Ander sprak in het diepste van zijn persoon en duwde hem zachtjes in de richting van méér leven. Daarom ging hij de kunst van het onderscheiden steeds meer verfijnen door alerter te luisteren naar het waaien van de Geest in het diepste van zijn biddende hart en te onderkennen welke bewegingen of stimuli uitnodigen tot meer leven – vreugde, vrede, hoop – en welke, hoe aanlokkelijk ze ook mogen lijken, uiteindelijk leiden tot een impasse – angst, onrust, droefheid.

Het ignatiaanse magis kan leiden tot grote activiteit maar het verlangen kan eveneens de richting aanwijzen van een rustiger en trager leven. Het magis vertrekt steeds van het stille luisteren naar die stem in het hart. Terecht omschrijven de jezuïeten hun spiritualiteit als “contemplatief in de actie”.

Je leven uitbouwen in functie van het magis is dus meer dan een eenmalig gebeuren. Het is een continu en dynamisch proces. Het gaat om een manier van in het leven staan, die je steeds meer doet verlangen naar groei en verfijning. Niet vanuit een krampachtige wilsinspanning maar wel vanuit een diepe gedrevenheid waaruit je levenskracht put. Wie voldoende dicht bij dat diepste verlangen komt, boort meteen een bijna onuitputtelijke energiebron aan!

Het verleggen van grenzen, het uit-steken is hier geen doel op zich. Vanuit de stroming die het magis op gang brengt, zal het daar soms wel toe leiden. Maar omgekeerd, zal de aldus ontdekte vrijheid en vreugde ook helpen om sommige grenzen en beperkingen te aanvaarden.

Deze eerste twee kenmerken van het magis verklaren waarom, binnen de ignatiaanse spiritualiteit en pedagogie, de terugblik zo belangrijk is. Terugblikken is bewust de tijd nemen om achterom te kijken en de voorbije ervaringen, op het niveau van het hart, te proeven. Door regelmatig terug te blikken houd je voeling met je verlangen naar leven, méér leven.

3. Het ignatiaanse magis nodigt uit tot decentratie

Als je in de Geestelijke Oefeningen het gebruik van het woord “magis” nagaat, dan stel je vast dat het doorgaans voorkomt in een relationele context van liefde: méér beminnen, zich méér ten dienste stellen van, zich méér toevertrouwen aan.

Ignatiaanse uitmuntendheid is dan wel gepersonaliseerd en vertrekt vanuit een persoonlijk aanvoelen, maar is niet gericht op de verheerlijking van het eigen ego. Ze spoort niet aan om een leven lang te boetseren aan het kunstwerk van je eigen persoon, ook al is die vorming belangrijk.

Het magis bereikt maar zijn doel van humaniora, in de mate dat de mens zichzelf niet langer dwangmatig in het middelpunt hoeft te plaatsen. De dynamiek van het magis nodigt uit om verder te leren kijken dan het eigen kleine belang, om stelselmatig meer plaats in te ruimen voor de ander.

In het jezuïtische jargon spreken we over het opvoeden van jongeren tot “mensen voor en met anderen”. Het is binnen deze gevoeligheid dat de sociale projecten in de jezuïetencolleges dienen gesitueerd te worden: een vormingsmodule die evenwel niet meer is dan een eigentijdse invulling van het aloude ignatiaanse verlangen: jongeren zo vormen dat ze bereid zijn om hun verantwoordelijkheid op te nemen in de samenleving, in het bijzonder voor de zwaksten.

De echt vrije mens is immers diegene die vrij geworden is van zichzelf om, in dienende liefde, vrijer te worden voor de andere. Leven in de dynamiek van het magis maakt het gemakkelijker om jezelf meer los te laten en om de andere een grotere plaats in je leven toe te kennen. De paradoxale ervaring is hier dat je maar ten volle jezelf kan worden als je het aandurft om jezelf te verliezen. De door liefde gedragen decentratie is geen ziekelijke zelfvernietiging maar wel een weg naar volheid van leven. Ignatius situeert zich hiermee in het hart van de christelijke traditie. Bij Matteüs zegt Jezus immers zelf: “Wie zijn leven verliest om Mijnentwil, zal het vinden” (Mt 10, 39).

  1. Besluit: Magis is een goede boodschap

Deze drie karakteristieken geven beknopt een interpretatie weer van het ignatiaanse magis. Toch is uitmuntendheid traditioneel een nogal beladen begrip. Vaak werd zij als elitair en eenzijdig intellectueel geïnterpreteerd of werd zij ervaren als beklemmend en belastend. Maar bij nader toezien biedt magis een bijzonder hoopgevende kijk op wat mens-zijn kan betekenen.

Magis spoort mensen aan om, daar waar ze geroepen zijn, voluit te durven gaan, op bijzondere ogenblikken en misschien nog meer in het gewone leven. Ze laat mensen ontdekken dat er meer in hen zit dan zij durfden te verhopen, dat ze niet zomaar een hulpeloze gevangene zijn van allerhande beperkingen waarvoor ze zelf niet hebben gekozen.

De jezuïeten waren niet de beste vrienden van Blaise Pascal. Maar op één punt was hij het blijkbaar toch met hen eens en deelde hij hun optimistische mensvisie als hij schreef: “L’homme dépasse l’homme” (de mens is groter dan de mens). De hele magis-idee getuigt van een groot vertrouwen in de waardigheid van elke mens en in de unieke schoonheid die in hem of haar verborgen ligt. Een boodschap en vooral een ervaring waar onze cultuur en samenleving nood aan hebben.

Een boodschap en vooral een ervaring waar onze cultuur en samenleving nood aan hebben.

De Vlaamse auteur Nikolaas Sintobin S.J.
woont al enkele jaren met veel plezier in Amsterdam.
Van daaruit is hij sterk aanwezig op het internet, geeft hij lezingen
en schrijft hij toegankelijke boeken over de ignatiaanse spiritualiteit.
Meerdere keren per week schrijft hij op zijn blog: http://nikolaassintobin.blogspot.com/ 

Bekijk alle artikelen van Cardorner

Deel