door José Carlos Coupeau Dorronsoro.
door José Carlos Coupeau Dorronsoro.
“Contemplatief in de actie”: de vermaarde formule komt van pater Jeroen Nadal, de man die elf jaar lang een vertrouweling van Ignatius was en in heel Europa de pas opgestelde Constituties van de orde aan de medebroeders ging uitleggen. Als geen ander heeft Nadal inhoud gegeven aan wat Ignatius noemde “nuestro modo de proceder, onze manier van handelen”. Een portret van deze ivnloedrijke, maar (te) weinig bekende jezuïet.
De rol die Jeroen Nadal (1507-1580) heeft gespeeld in de interpretatie van de ignatiaanse spiritualiteit, vooral voor de Sociëteit van Jezus, is onmiskenbaar. Dit bevestigen geschiedkundigen evenals vooraanstaande theologen, zoals de gebroeders Rahner, Karl en Hugo, en Miguel Nicolau, die ervoor hebben gezorgd dat Nadal in de twintigste eeuw niet zou worden vergeten. Formuleringen die we tegenwoordig gebruiken om het ignatiaanse charisma samen te vatten zijn van Nadal afkomstig of werden door hem geïnspireerd. Eigenlijk is het door Nadal dat de eerste interpretatie van dit charisma in de kerk tot ons gekomen is. Hij was het bv. die in de zestiende eeuw de uitdrukking “contemplatief in de actie” heeft geijkt om de ignatiaanse mystiek te definiëren. Deze definitie geldt nu nog steeds, wanneer we het juiste woord zoeken om de ignatiaanse spiritualiteit in het leven van elke dag te omschrijven.
Niet alleen theologen, maar ook illustere christenen zoals pater Pedro Arrupe vonden bij Nadal inspiratie om de erfenis van Ignatius te verwoorden en door te geven. Het is Nadal die in de context van andere spirituele stromingen spreekt over een kenmerkend ignatiaans ascetisme, dat ons aanzet om niet alleen onze eigen redding te zoeken met de specifieke genade die God ons geeft, “maar ons met hetzelfde ignatiaanse charisma ook intens bezig te houden met de redding van de medemens”. Verwijzend naar Nadal bracht Arrupe die kwaliteit van het ignatiaanse dienen weer onder de aandacht waardoor men bij voorkeur “gezonden wordt waar niemand heen wil gaan”. Hij probeerde die beschikbaarheid nieuw leven in te blazen die “onze zendingen daarheen brengt waar de nood het hoogst is,” en benadrukte dat voor de Sociëteit “de hele wereld een thuis moet zijn”.
Ook geschiedkundigen als William Bangert, John O’Malley of Manuel Ruiz Jurado bevestigen de belangrijkheid van Nadal voor de ignatiaanse spiritualiteit. Volgens hen is zijn betekenis, zoals we zullen zien, niet uitsluitend gebaseerd op het feit dat hij Ignatius van Loyola persoonlijk heeft gekend en dat hij persoonlijk met hem omging. Het relaas dat we nu kennen als de “autobiografie” van Sint-Ignatius hebben we in grote mate aan Nadal te danken, want hij was het die er rechtstreeks en via derden bij Ignatius op had aangedrongen dat hij zijn leven zou vertellen. Deze zestiende-eeuwse intuïtie ligt helemaal in de lijn van het tweede Vaticaans Concilie, dat vier eeuwen later het religieuze leven aanspoorde naar zijn bronnen terug te keren. Nadal stelde aan de jezuïeten in Europa de eerste theologie van de ignatiaanse spiritualiteit voor en deze was grotendeels gebaseerd op gegevens die hij in de “autobiografie” had gelezen.
Leven
Het is daarom goed om de man voor te stellen alvorens verder te gaan. Jerónimo Nadal werd geboren in Mallorca (Balearen, Spanje), maar hij was zich bewust van de beperkingen van het eiland en wilde zijn geest aan de universiteiten van Alcalá, Parijs en Avignon verruimen. Op zijn drieëntwintigste studeert hij aan de universiteit van Alcalá de Henares (dicht bij Madrid). Daar woonden goede vrienden van Ignatius, zoals Manuel Miona, die later de biechtvader van hen beiden zou zijn. Daar studeerden ook Diego Laínez, Alfonso Salmerón en Nicolás Bobadilla, die later deel zouden uitmaken van de eerste groep jezuïeten. Ignatius had net voor Nadals komst Alcalá verlaten. Hij leerde hem kennen via deze studenten toen ze naar Parijs kwamen. Uiteindelijk kwam Nadal daar in 1535 ook aan. Enkele maanden later al verdacht hij Ignatius ervan dat hij hem probeerde in te palmen. Dat was inderdaad het geval en kort daarop sprak Ignatius hem rechtstreeks aan. Nadal wees Ignatius’ uitnodiging krachtdadig af en brak met deze groep landgenoten, onder meer omdat hij in het hervormingsgezinde Parijs op een orthodoxe reputatie gesteld was.
Nadal heeft zelf geschriften nagelaten die het mogelijk maken om zijn psychologie een beetje te interpreteren. Ze laten doorschemeren dat zijn aanvankelijke gewetensbezwaren tot een lichte depressie leidden. Toen hij daaruit raakte, interpreteerde Nadal zijn eigen leven in functie van de gegevens van Ignatius’ leven die hij kende. Hij trok een parallel tussen zijn eigen aanvankelijke angst voor de dood en die van Ignatius; de schaamte die Ignatius vóór zijn bekering voelde wegens zijn mismaaktheid door de wonde aan zijn been, de strijd om zichzelf te zijn ook al veroorzaakte dit botsingen met zijn familie, het voordeel dat hij uit geestelijke gesprekken haalde of de devotie voor het leven van de heiligen – hij vond een gelijkenis tussen al deze dingen en de neigingen die hij bij zichzelf ontdekte.
De kroniek die hij over zijn eerste jaren schreef en de aantekeningen in zijn gebedsdagboek weerspiegelen ook een matige gezondheid (hij had last van migraine en maagpijn) en een heftig temperament. Door zijn typerende passie voor het evangelie kwam hij meermaals in levensbedreigende situaties terecht. Nadal beleed zijn katholieke geloof te midden van de joodse gemeenschap en maakte zijn identiteit als priester kenbaar op de gevaarlijke wegen van het gereformeerde Frankrijk. Door zijn levendig temperament verkocht hij op een bepaald moment een vuistslag aan Diego Laínez, kwam hij in botsing met Nicolás Bobadilla en maakte hij ruzie met Francisco de Borja. Nadal, die meer door inspanning dan van nature nederig was, is de eerste om toe te geven dat hij zijn karakter niet steeds meester was.
Hij verliet Parijs tijdens het conflict tussen de Fransen en de Spanjaarden (1536) en vond een onderkomen in Avignon, waar hij zijn kennis van het Hebreeuws bijschaafde door studie en de omgang met leden van de synagoge. De leiders van de synagoge bewonderden zijn kennis van de taal zozeer dat ze hem de functie van rabbijn aanboden. Nadat hij priester was gewijd en doctor in de theologie was geworden (1538), keerde hij niettemin terug naar Mallorca. Zeven jaar lang hoorde hij niets meer van de groep van Parijs. Op een dag kwam hij onverwachts te weten dat de Sociëteit van Jezus reeds een realiteit was. Het nieuws bereikte hem via een kopie van een brief van Franciscus Xaverius (Cochín, 1544) die aan het hof circuleerde. Daarin las hij: “In deze streken zijn er maar weinigen die christen worden, omdat er geen mensen zijn die zich met dergelijke vrome en heilige zaken bezighouden.” Hij voelde een grote nieuwsgierigheid en scheepte in richting Rome. Al snel vond hij daar Ignatius en de oude kennissen van Parijs, die hem ervan overtuigden de Geestelijke Oefeningen te doen. Het begin was niet gemakkelijk, maar met Gods genade kwam hij tot een nieuw begrip van zijn bestaan en vroeg om tot de Sociëteit te worden toegelaten (1545). Ignatius werd Nadals laatste leermeester. Hij bekroonde de kennis van deze doctor in de theologie, die ook vertrouwd was met de menswetenschappen, filologie, Heilige Schrift, canoniek recht en zelfs wiskunde, met een geestelijke vorming. Belangrijker nog was dat Ignatius dit “melancholische” temperament zou genezen door zijn hart voor grote ondernemingen te openen.
Vicaris
Door hem geleidelijk aan verantwoordelijkheden toe te vertrouwen maakte Ignatius Nadal klaar om zijn vicaris te worden. Toen hij nog novice was, benoemde hij hem al tot minister in de communiteit van Rome; hij stimuleerde hem om voor de clerus van Rome te preken; hij gaf hem een missie als overste van de apostolische groep die het college van Messina opende (Italië, 1547). Het was Nadal die van dit college en zijn programma het prototype maakte van het onderwijs in de toekomstige colleges van de Sociëteit, met inbegrip van het Collegium Romanum, waarvan hij op een dag de rector zou worden. Na Nadals terugkeer uit Messina stelde Ignatius samen met hem een eerste gevorderd ontwerp van de Constituties op. Later vaardigde hij hem af om de inhoud ervan in Sicilië, Spanje en Portugal bekend te maken. Nadal werd de stem en de oren van Ignatius in een eeuw waarin het niet veilig was om door Europa te reizen. Hij was de visitator die Ignatius gebruikte om de ontluikende Sociëteit in Spanje en Portugal bij te vijlen, de heraut van haar spiritualiteit voor de communiteiten en hoven van deze landen. Nieuwe reizen door Italië, de Lage Landen, Oostenrijk, Duitsland en Frankrijk bevestigden Nadal als vicaris-generaal van Ignatius, en als visitator nu en dan voor diens opvolger, Diego Laínez, die eens, toen hij zich ernstig ziek voelde, aan Nadal dacht om hem op het Concilie van Trente te vervangen. Nadal stond Laínez in feite bij tijdens de derde sessie van het Concilie en bracht meer dan eens zijn stem uit als theoloog.
Het werd reeds gezegd dat Nadal Ignatius goed kende en vertrouwelijk met hem omging. Tegenwoordig wordt minstens evenveel belang gehecht aan het feit dat Nadal meer jezuïeten van het eerste uur gekend heeft en er contact mee heeft gehad dan wie ook, Ignatius zelf incluis. Hij wist van iedereen waarmee ze bezig waren en in welke milieus ze vertoefden. Hij bezocht de jonge communiteiten en colleges die over Europa waren verspreid. Zo leerde hij door ervaring de werkelijke Sociëteit kennen. Hij ondervroeg iedereen persoonlijk, vermaande gemeenschappen met overtuigingskracht, voelde de pols van elk huis en schreef het meest gepaste medicijn voor. De oversten namen zijn hulp in dank aan en stuurden enthousiaste verslagen over hem naar Rome. Op het einde van zijn bezoeken liet Nadal regels achter voor de in de Constituties voorziene functies. Deze regels droegen in belangrijke mate bij tot het structureren van taken en verantwoordelijkheden binnen de Sociëteit.
Onze manier van handelen
Nadal werkte als geen ander de inhoud uit van de uitdrukking “nuestro modo de proceder, onze manier van handelen”. Hij legde praktijken vast om het persoonlijk geestelijk leven te versterken, hij organiseerde het eerste noviciaat, hij stelde de jaarlijkse gebedstriduüms vóór de hernieuwing van de geloften in, de achtdaagse herhaling van de Oefeningen tijdens de vakantie, het systematische aanbod van de oefeningen van de eerste Week aan de leerlingen van de colleges, en veel andere praktijken die latere generaties jezuïeten geërfd hebben.
In tegenstelling tot het apostolaat van Franciscus Xaverius onder de niet-christelijke volkeren specialiseerde Nadal zich in het ministerie ten dienste van zijn gezellen. Hij werkte twee vragenlijsten uit om de gemeenschappelijke noemer van de roepingen tot de Sociëteit te bepalen en kwam tot een aantal ignatiaanse kwaliteitskenmerken. Vooral het gebed en de Geestelijke Oefeningen, de gehoorzaamheid en de beschikbaarheid traden op de voorgrond, maar hij stelde ook vast dat gevoel voor humor, de vriendelijke terechtwijzing en een zekere elegantie in de gewoontes van de jezuïeten meer roepingen aantrokken. Zoals reeds in zijn biografie werd aangegeven, was Nadal ervan overtuigd dat God in het leven van Ignatius een antwoord had gegeven dat ook gold voor het uitzoeken van deze jongeren. In die zin wendde hij zich steeds weer tot Ignatius als tot een echte “stichter”. De aantekeningen van zijn persoonlijk gebed, zijn preken en de aanmaningen die hij tot de jezuïeten richtte ontvouwen allemaal deze centrale gedachte.
Op basis van Nadals geschriften heeft men terecht gezegd dat niemand beter in de geest van Sint-Ignatius is doorgedrongen dan hij. Anderzijds belichaamt Nadal – en dit werd onvoldoende benadrukt – een oorspronkelijke interpretatie, die we niet kunnen ontkennen, maar die begrensd wordt door de feitelijke Sociëteit van zijn tijd, die onvermijdelijk afhing van de coördinaten van deze historische periode. Met Nadal begint een lichte ideologische verschuiving naar een zeker “klassisme”. Nadal start namelijk het proces op waardoor de ignatiaanse spiritualiteit verandert in iets klassieks: iets dat in wezen onafhankelijk is van de tijd en de ruimte waarin het ontstond. Deze verandering zou een eeuw later haar hoogtepunt bereiken in het jezuïtisme en een stempel drukken op de herstelde Sociëteit van de negentiende eeuw. Het beginstadium van deze verschuiving vinden we terug in de apologieën van de Sociëteit en de Geestelijke Oefeningen die Nadal schreef. Hij gebruikt bv. bepaalde beelden om de jezuïeten te vergelijken met de apostelen, en de graden in de Sociëteit (geprofesten, geestelijke coadjutoren, wereldlijke coadjutoren) met de hiërarchie van bisschoppen, priesters en diakens. En hij voert een parallel in tussen de genade van de sacramenten en de kenmerkende aspecten van religieuze congregaties. Voor Nadal is Ignatius bv. een David die de strijd met Luther aangaat.
Invloed
Door te kijken naar de wijze waarop zijn werk werd onthaald, hebben we onderzocht hoe Nadal het ignatiaanse charisma heeft geïnterpreteerd. Een voorbeeld zal dit misschien nog wat verduidelijken. Nadal schreef een boek dat postuum werd gepubliceerd: Aantekeningen en meditaties bij de evangeliën, geïllustreerd met 150 prachtige afbeeldingen (Antwerpen, 1593). Nadal heeft de aanwijzingen van Ignatius gevolgd en zijn boek opgevat als een middel om de spiritualiteit van de Oefeningen, die op de contemplatie van het evangelie zijn gebaseerd, toegankelijker te maken. Het werk kende een grote verspreiding en de afbeeldingen hadden meer invloed dan de tekst van de meditaties. Door de reizen van de jezuïeten bereikten Nadals meditaties de missiegebieden en dankzij het grafische realisme van de afbeeldingen werden ze een buitengewoon evangelisatiemiddel. Bewonderenswaardige reproducties gemaakt door kunstenaars niet alleen in Europa, maar ook aan het Mogolhof in Indië, in Japan, China, de Filippijnen, Mexico, Peru en Bolivië worden nog steeds bewaard. De kunstenaars volgden vrij de lokale smaak. De culturele en geografische variaties illustreren de rijkdom van de ignatiaanse spiritualiteit, die Nadal als eerste heeft vastgelegd en doorgegeven aan de volgende generaties van de Sociëteit van Jezus en aan iedereen die door de ignatiaanse spiritualiteit aangetrokken wordt en deze “weg naar God” volgt.
uit het Spaans vertaald door Nathalie Salazar Medina