Een standaardwerk over Pedro Arrupe (1907 - 1991).
Een standaardwerk over Pedro Arrupe (1907 – 1991).
Onlangs is in Spanje van Gianna La Bella een vuistdik boek verschenen om de geboortedag te gedenken van de Bask Pedro Arrupe SJ, die qua uiterlijk en innerlijk door velen beschouwd wordt als een alter Ignatius. Als algemeen overste van de jezuïetenorde tussen 1965 en 1983 heeft hij een invloedrijke rol gespeeld in een periode waarin enerzijds de katholieke kerk via haar Tweede Vaticaans Concilie bij de tijd wilde komen, en anderzijds een langdurig onderhuids gebleven ontevredenheid met de status-quo zich eindelijk en vaak pijnlijk ontlaadde. Een getekend portret van Arrupe sierde op 23 april 1973 de omslag van het Amerikaanse weekblad Time, met als ondertitel De jezuïeten: de frontlinie van het katholicisme in de problemen, een adequate karakterisering van de situatie op dat moment. Tijdens zijn generalaat heeft de Sociëteit zich weten te ontdoen van het kloosterlijke harnas waarin de zestiende-eeuwse algemene oversten Francisco de Borja en Claudio Acquavivahaar hadden gehuld, en dat sinds het herstel van de Orde in 1814 rijkelijk overgoten was met ultramontaans gips. Tegelijkertijd verloor de Sociëteit onder Arrupe het grootste contingent leden uit haar geschiedenis (tienduizend), een aderlating tot in de hoogste regionen zoals blijkt uit het uittreden van de Zwitser Mario Schoenberger, verantwoordelijk voor de Germaanse Assistentie.
Drie maanden na zijn keuze voerde Arrupe het woord in de Concilieaula over atheïsme en de missionaire activiteit van de kerk, en aansluitend maakte hij zijn eerste reizen naar het Nabije Oosten en Afrika, een ongekend verschijnsel onder zijn voorgangers. In 1967 nam hij deel aan de bisschoppensynode, daartoe gekozen door de Unie van Algemene Oversten, die zich sindsdien nog vijf maal door hem liet vertegenwoordigen, voor het laatst in 1980. Van december 1974 tot maart 1975 zat hij de 32e Algemene Vergadering van de Sociëteit voor. In 1979 nam hij deel aan de derde algemene conferentie van de Latijns-Amerikaanse bisschoppen in Puebla en een jaar later stichtte hij de Jezuïeten Vluchtelingendienst (JRS – Jesuit Refugee Service). In 1980 vroeg hij paus Joannes Paulus II vergeefs om uit zijn functie als algemeen overste ontheven te worden. Op 7 augustus 1981 kreeg hij bij terugkeer uit het Verre Oosten een hersenbloeding, die hem het functioneren nagenoeg onmogelijk maakte. Twee maanden later ontving Arrupe, inmiddels overgebracht naar het ziekenkwartier van de Curie in Rome, een brief van de paus, waarin deze hem meedeelde dat hij de Sociëteit onder curatele had gesteld en dat de hoogbejaarde, nagenoeg blinde Paolo Dezza de orde tot nader order zou leiden. Op 3 september 1983, tijdens de 33e Algemene Vergadering, gaf Arrupe officieel zijn mandaat terug en tien dagen later werd de Nederlander Peter-Hans Kolvenbach tot zijn opvolger gekozen. Op 5 februari 1991 overleed hij; zijn stoffelijke resten werden in 1991 overgebracht naar de kerk van de Gesù, tegenover het graf van een van zijn voorgangers, de Amsterdammer Jan-Philip Roothaan. Bij de tiende gedenkdag van het overlijden van Arrupe typeerde zijn opvolger hem als volgt: “Zoals iedere profetische getuige was pater Arrupe een teken van tegenspraak, onbegrepen of slecht begrepen, zowel in de Sociëteit als daarbuiten.”
Vijfentwintig auteurs, op drie na allen jezuïet, afkomstig uit alle werelddelen, bieden in dit boek nieuwe bijdragen tot de biografie van het rijkgeschakeerde en meer dan eens dramatische leven van Arrupe. Het boek is enerzijds chronologisch, anderzijds thematisch opgezet. De eindredactie en coördinatie waren in handen van de Italiaanse historicus Gianni La Bella, lid van de gemeenschap van Sant’ Egidio. In dit boek is gebruik gemaakt van veel niet eerder benut archiefmateriaal.
Het eerste, tevens langste hoofdstuk is gewijd aan zijn leven voorafgaand aan zijn vertrek naar Japan in 1938. Na zijn schooljaren in Bilbao en zijn medicijnenstudie in Madrid trad Pedro Arrupe in 1927 in de jezuïetenorde te Loyola, waar hij achtereenvolgens noviciaat en junioraat gecombineerd met collegewerk doorliep. Zijn filosofiestudies in Oña werden abrupt afgebroken ten gevolge van de uitwijzing van alle jezuïeten uit Spanje in 1932. Hij zette deze voort in het Belgische Marneffe en deed vervolgens drie jaar theologie in Valkenburg, waar de Duitse jezuïeten in ballingschap een van hun opleidingshuizen hadden. Zijn vierde jaar theologie en tertiaat deed hij respectievelijk in het Amerikaanse Kansas en Cleveland. In het tweede hoofdstuk staat Arrupe beschreven als missionaris in Japan, waar hij het atoombombardement op Hiroshima overleefde. In 1958 werd hij er provinciaal, een functie die hij bekleedde totdat hij in 1965 tot algemeen overste werd verkozen op de 31e Algemene Vergadering, waarover het derde hoofdstuk handelt.
Een tweede cluster hoofdstukken kijkt naar de relatie van Arrupe met de verschillende werelddelen, waarbij Jan Kerkhofs de relatie met Europa voor zijn rekening heeft genomen. Daarin komt beknopt de ernstigste crisis uit de geschiedenis van de Nederlandse Provincie aan bod, waarbij provinciaal Jan Hermans en honderdvijftig anderen uit traden en die een polarisatie veroorzaakte die vele jaren zou blijven bestaan. Over de situatie in België wordt in het geheel niet gerept.
Een volgende afdeling behandelt de contacten van Pedro Arrupe met de Russisch-orthodoxe kerk, zijn postconciliaire opvatting over kerk en religieus leven waarin terugkeer naar de bronnen een grote rol speelde, zijn wijze van besturen en zijn visie op gerechtigheid. Speciale aandacht krijgt de discussie naar aanleiding van zijn brief over de marxistische analyse. Een belangrijk hoofdstuk in dit gedeelte is de crisis ten gevolge van alle veranderingen van de hand van Gianni La Bella. Ging het om een hervorming of een herstichting, vraagt hij zich af, voordat hij ingaat op de rebellie tegen Arrupe in de Spaanse Assistentie, waarbij afscheiding dreigde van een groep die zich de “ware Sociëteit” noemde en die onder meer medestanders vond in de Romeinse Curie en de Gregoriana. Onder de schuilnaam Ignacio Javier Pignatelli publiceerde een excentrieke Spaanse jezuïet een zwartboek, getiteld De waarheid over de Sociëteit van Jezus, dat doet denken aan het overigens niet vermelde bizarre boek van de Ierse ex-jezuïet Malachi Martin.
Manuel Alcala beschrijft tot in details het aftreden van Pedro Arrupe als algemeen overste en de beschamende manier waarop hij en de Sociëteit door paus en Vaticaan werden behandeld. Dit hoofdstuk vormt de voorbode voor twee opstellen over het innerlijk leven van Arrupe, een essay van de Franse historicus Jean Delumeau over Arrupe als profeet, en persoonlijke herinneringen aan Arrupe van de hand van de Braziliaanse jezuïet Francisco Ivern.
Een chronologisch overzicht over het leven van Pedro Arrupe en een lijst van jezuïeten die vermoord werden tussen 1973 en 2006 (een curieus aanhangsel in dit boek) besluiten deze belangrijke publicatie. Het is betreurenswaardig dat een bibliografie van geciteerde werken en een index ontbreken.
Paul Begheyn S.J.
Gianni La Bella (ed.), Pedro Arrupe General de la Compañía de Jesús. Nuevas aportaciones a su biografía, Bilbao, Mensajero / Santander, Sal Terrae, 2007, 1077 blz.
Bekijk alle artikelen van Cardorner